Het was aan de Costa del Sol waar ik haar voor het eerst zag. Een zwarte diva met één been. Ze lonkte naar mij en ik keek snel weg. Bijna verdronk ik in haar droevige ogen.
Snel liep ik door, maar terstond achtervolgde ze mij. Wat wilde dat mens toch? Nu begon ze ook nog eens hard te roepen. Iets over mandolinen. Compleet gestoord. Uit Mexico. Ze schreeuwde nog harder. Zo hard dat ze het tot in Nicosia konden horen.
Een terras. Mijn redding. De dame was niet echt vlug ter been en zag er wat armoedig uit. Droeg goedkope sieraden, veel te veel. Ik was wel bang voor haar stok. Er zijn zo van die vrouwen die er op los slaan. Opletten dus. Ik schoof aan bij ene Chiel. Van den Berg naar later bleek. De vrouw was intussen doorgelopen.
Al snel volgde een gesprek met Chiel. Ik kon hem niet goed volgen want hij murmelde vage woorden aan een stuk door. Waarschijnlijk zat zijn enorme brede snor in de weg. Die overigens tot in de puntjes was verzorgd.
Het gesprek ging over een zangeres zonder faam ... ehh ... naam. Ik zei, dat kan toch niet? Hoe kondig je zo iemand aan? Nou, gewoon, Zangeres zonder Naam. En haar lied? Ook naamloos misschien? Nou nee. Hoewel ze niet echt sterk was in titels, kwamen ze meestal spontaan in haar op. Aan tafel vaak. Laat in de avond. Ach vader lief, toe drink niet meer. Zoiets.
Daar kwam dat gekke mens weer voorbij. Ze werd nu achterna gezeten door een vreemd klein mannetje met een brede scheiding. Hij luisterde naar de naam Johnny. Van achter Hoes. Uit Weert off all places. Gevlucht naar de Costa del Sol. Ze zaten namelijk achter zijn centen aan. Maar, zoals de waard de hostie breekt, hij kreeg zelf ook nog geld van dat gekke mens.
Op volle toeren spurtte hij achter Mary aan. Chiel en ik lagen in een deuk. Waar we vervolgens bijna niet meer uitkwamen. Wat ons restte was het soldaat maken van enkele biertjes. Blind uiteraard.
Intussen schoven Lucebert en Gerard Droom bij ons aan. Waar die ineens vandaan kwamen? Geen idee. Wel zo gezellig.
En hups daar kwam Mary weer voorbij. Dit keer niet alleen achtervolgd door Johnny, maar ook door een foute bende homohaters. Boe hoe, boe hoe. Het leek wel een slapstick. Een zwarte diva die in haar spurt hinkelend een veel te grote jurk probeerde hoog te houden, een mannetje met een brede schei er achteraan en belachelijk keurig geklede mensen met oorlog op hun gezichten. Queen-of-the-dessert-paniek in een spaghettiwestern. Buster Keaton en Monthy Python zouden het niet verzonnen krijgen.
Uit de deuk kwamen we allang niet meer, wat Lucebert en Gerard ook probeerden. We besloten ons te verdrinken in het flessenbier, geïmporteerd uit Stramproy, nota bene. Toastend op een goede afloop.
Snel liep ik door, maar terstond achtervolgde ze mij. Wat wilde dat mens toch? Nu begon ze ook nog eens hard te roepen. Iets over mandolinen. Compleet gestoord. Uit Mexico. Ze schreeuwde nog harder. Zo hard dat ze het tot in Nicosia konden horen.
Een terras. Mijn redding. De dame was niet echt vlug ter been en zag er wat armoedig uit. Droeg goedkope sieraden, veel te veel. Ik was wel bang voor haar stok. Er zijn zo van die vrouwen die er op los slaan. Opletten dus. Ik schoof aan bij ene Chiel. Van den Berg naar later bleek. De vrouw was intussen doorgelopen.
Al snel volgde een gesprek met Chiel. Ik kon hem niet goed volgen want hij murmelde vage woorden aan een stuk door. Waarschijnlijk zat zijn enorme brede snor in de weg. Die overigens tot in de puntjes was verzorgd.
Het gesprek ging over een zangeres zonder faam ... ehh ... naam. Ik zei, dat kan toch niet? Hoe kondig je zo iemand aan? Nou, gewoon, Zangeres zonder Naam. En haar lied? Ook naamloos misschien? Nou nee. Hoewel ze niet echt sterk was in titels, kwamen ze meestal spontaan in haar op. Aan tafel vaak. Laat in de avond. Ach vader lief, toe drink niet meer. Zoiets.
Daar kwam dat gekke mens weer voorbij. Ze werd nu achterna gezeten door een vreemd klein mannetje met een brede scheiding. Hij luisterde naar de naam Johnny. Van achter Hoes. Uit Weert off all places. Gevlucht naar de Costa del Sol. Ze zaten namelijk achter zijn centen aan. Maar, zoals de waard de hostie breekt, hij kreeg zelf ook nog geld van dat gekke mens.
Op volle toeren spurtte hij achter Mary aan. Chiel en ik lagen in een deuk. Waar we vervolgens bijna niet meer uitkwamen. Wat ons restte was het soldaat maken van enkele biertjes. Blind uiteraard.
Intussen schoven Lucebert en Gerard Droom bij ons aan. Waar die ineens vandaan kwamen? Geen idee. Wel zo gezellig.
En hups daar kwam Mary weer voorbij. Dit keer niet alleen achtervolgd door Johnny, maar ook door een foute bende homohaters. Boe hoe, boe hoe. Het leek wel een slapstick. Een zwarte diva die in haar spurt hinkelend een veel te grote jurk probeerde hoog te houden, een mannetje met een brede schei er achteraan en belachelijk keurig geklede mensen met oorlog op hun gezichten. Queen-of-the-dessert-paniek in een spaghettiwestern. Buster Keaton en Monthy Python zouden het niet verzonnen krijgen.
Uit de deuk kwamen we allang niet meer, wat Lucebert en Gerard ook probeerden. We besloten ons te verdrinken in het flessenbier, geïmporteerd uit Stramproy, nota bene. Toastend op een goede afloop.