Waalwijk, Efteling, 1988. Daar zitten ze dan, in de grote kookpot van
Monsieur Cannibale. Verbaasd, verdrietig, teleurgesteld, verontwaardigd,
boos, verschrikkelijk boos. Zanger Sacha Distel, schrijver Maurice
Tézé en componist Gérard Gustin zijn woest, over de kook. Maar dit is
ons lied! Nondeju, au nom de Dieu! Weliswaar een aangepaste versie, maar
toch, wel ons lied. Hadden wij hiermee niet een enorme hit in
Frankrijk, anno 1965? Over een westerling die per abuis terecht komt in
de handen van een stel kannibalen in Afrika? En nu zitten ze er zelf in.
Dat kan toch niet? Het kookwater stijgt bijna tot aan hun lippen. Het
verhaal klopt. Maar waar zijn de royalty's? Niks, nakkes, nada
ontvangen. Balen.
Langzaam gaan ze kopje onder. Totdat er in 2014 op YouTube een
heruitgave van hun nummer verschijnt. Met in 2017 een commentaar van een
luisteraar die schrijft dat de Efteling hier wel veel royalty's voor
moet hebben betaald. Het commentaar wordt opgepikt door het (inmiddels)
rechthebbende label Prosadis s.a.r.l. uit Parijs, met als eigenaar
zanger Sacha Distel, die het nummer zelf destijds in 2014 op YouTube
plaatste. Zeer oplettend. Ze spannen een rechtszaak aan tegen de
Efteling.
Parijs, Rechtbank, 2021. Een hele worsteling om het recht. De Efteling
heeft wel altijd Buma/Stemra betaald voor de uitzendrechten in de
Efteling, maar is wel vergeten dit te doen voor de talloze CD's waarop
dit nummer staat, zonder zelfs credits te geven aan de makers en
brengers van het nummer. Ja, ja, Monsieur Cannibale vreet het vlees van
het bot. Uitspraak rechtbank. De Efteling schuldig. Nabetaling van royalty's en CD's uit de handel.
Heel even duiken Sacha, Maurice en Gérard nog op uit de kookpan. Verhit
en nog steeds woedend. Want ook hier blijken de royalty's gekookt,
opgesoupeerd en verdampt. Inmiddels bestaat de attractie Monsieur
Cannibale niet meer. Zeeman Sinbad uit Arabië heeft de attractie
omgetoverd in een botensprookje. De boot nogmaals gemist wat betreft
vermeend mensenrecht. Wie wil nog mee in dit zinkend schip? Onschuldige
kinderen?
En ik? Wat doet dit met mij. Ook ik vreet mezelf op. Wat een onrecht? Ik
begin bij de duim van mijn linkerhand. Heb het eerste kootje er al
afgeknabbeld. Besef dan plots dat ik beter bij de voeten kan beginnen en
dan langzaam naar boven werken. Heb de handen daarbij wel nodig. Met
mijn handen en bloedende duim vat ik de linkervoet en begin stevig te
knagen aan de dikke teen. Het smaakt stug en eeltig. Al snel volgend de
rest van de tenen. Het is flink kauwen maar het vlot. De rechtervoet
volgt. Eerst de tenen dan de rest. Voetbed, hiel en dan langzaam omhoog.
Het verbaast me dat mijn honger niet over gaat en vreet mezelf door tot
aan mijn bovenlijf. Ik las een rustpauze in en doe een dutje. Als ik
een uurtje later wakker word ga ik vrolijk verder. Ik smaak best lekker.
Buik is een hele kluif. Veel vet maar smeuïg. In de longen verslik ik
me haast. Een flinke hoestbui is mijn deel. En ik moet nu even nadenken.
Mijn beiden armen en handen heb ik nog nodig om mijn hoofd op te eten.
En niet te vergeten, mijn mond mag ik niet opeten? Want die moet als
laatst. Maar dat is dan ook weer een probleem. Want hoe doe ik dat
zonder mijn handen te gebruiken? Ik bewaar het dilemma tot later. Mijn
duim is inmiddels leeg gelopen.
Nota:
Tweede deel van een reeks verhalen over
absurditeit in werkelijkheid
en fantasie. Associatief en intuïtief. Ingezonden met oproep aan lezers
van Web Tales om een prikkelwoord aan te reiken voor een volgend
schrijven.