31-03-2015

Columns van Harrie (Maart 2015)


De ziekte van Zoef / Uitdaging van de maand / 02-03-2015

In het bos van Nummer Een heeft wederom een drama plaatsgevonden. Het drama voltrok zich in de nacht van zaterdag op zondag. Verspreid tussen struiken en bomen zijn weer overal dierenlijken gevonden. Ze vertoonden dezelfde verwondingen als de slachtpartijen van de voorbijgaande weken. Een opengereten nek en in de nekwond een omhoog stekend klein wit vlaggetje met de letters Z – O – E – F.
Onderzoeksjournalist Gerrit Zwaluwstaart, van lokaal weekblad ‘Het Geniaaltje’, interviewde Meneer Uil, de woordvoerder van alle dieren in het bos. Gerrit bivakkeert daar inmiddels twee maanden.

“Hoe gaat het met de dieren in het bos, Meneer Uil?”

“Nou Gerrit, ze slapen slecht en de eerlijkheid gebied te zeggen, ik doe ook geen oog meer dicht. De grondtroepen inspecteren dagelijks vierentwintig uur lang ieder plekje in het bos. Dit doen ze met een speciaal ontwikkeld schema, ontworpen door Lowieke de Vos.”

“Op welke termijn verwachten jullie resultaat te boeken? De dorpsbewoners beginnen erg zenuwachtig te worden en vrezen dat het oorlogsgebied zich zal verplaatsen zodra alle dieren in het bos zijn uitgemoord.”

“Uitgemoord?” Maar Gerrit, hier is geen sprake van moord! Hier is sprake van de ziekte van Zoef. Momfer de Mol heeft onderzoek gedaan naar alle nekverwondingen, twee lange diepe wonden in iedere nek. Aanvankelijk dachten we dat de vlag een dwaalspoor was, totdat Bor de Wolf ons attendeerde op de angststoornis van Zoef de Haas. Die manifesteert zich iedere lente. Zoef is doorgeslagen in bijtwoede en sindsdien spoorloos.”

De nieuwe inzichten in dit dierendrama zijn doorgesproken met burgemeester Haantjes. Hij heeft beloofd zijn nek uit te steken en haan te kraaien zodra Zoef is opgespoord. Hij vraagt alle inwoners van Nummer Een extra waakzaam te zijn. Een foto en profielschets van de Haas zijn te vinden op de website van weekblad ‘t Geniaaltje.

Artikel geschreven door Gerrit Zwaluwstaart voor (fictief) weekblad ‘t Geniaaltje, uitgegeven onder auspiciën van dagblad de Fabeltjeskrant

Toelichting:
Geschreven n.a.v. schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Schrijf een (fictief) artikel voor een krant/tijdschrift/suffertje/...
- Woordgrens: 300,plus één korte zin als nawoord met uitleg voor wat voor medium het geschreven is.
Ondanks het objectieve schrijven bestaat er natuurlijk voldoende ruimte voor creativiteit.



Ballenopgooier / Gein & Ongein / 03-03-2015

Er woont sinds kort een oneliner-balletjesopgooier in mijn bos. ‘Wat is dat nu?’ Hoor ik u zeggen. Nou heel simpel. Iemand die oneliners in de lucht gooit. Als circusballen. Zo’n goochelaar. Ja, ja. Komt het beeld weer naar voren? Een klein Popovje. Hoe hij het telkens voor elkaar speelt om die oneliners in de licht te strooien blijft voor mij een groot raadsel. De oneliners worden ook steevast beëindigd met een vraagteken. Als die oneliners niet beantwoord worden blijven het vage tekens in de lucht. Dat frustreert. Hij is wel wat schuw de onliner-balletjesopgooier. Hij verschuilt zich achter de bomen zodra hij een onliner de lucht heeft ingeschoten. Ik laat hem rustig zijn gang gaan. Het is een schrijver in spé. Die kun je beter met rust laten. Ze oefenen eerst met oneliners om uiteindelijk met een pakkend kant en klaar verhaal uit te pakken. Past ook bij een goochelaar. Pakjes uitpakken. Hij is van weinig woorden, de oneliner-balletjesopgooier. Less is more. Brizl djeu. Gris mich nich. Hij zo mee kunnen doen aan het schrijven van zeer korte verhalen. Met een beetje lange oneliner ben je er zo. Enfin. Ik ben ook de beroerdste niet en waag het ook maar eens hier. Een zeer klein kort verhaal. Met ballen gooien doe ik niet. Kan ik niet. Ik raak toch niets. Ook niet op de kermis. En in verstoppen ben ik ook niet goed. Ze weten me altijd te vinden. Of ik nu wil of niet. Het zij zo. Tot zover een kleine ode aan de lieve oneliner-balletjesopgooier.


Striptekenaars leggen het loodje / Uitdaging van de maand / 10-03-2015

Denemarken is weer in opspraak gekomen. Tijdens de uitverkiezing van striptekenaar van het jaar in de koninklijke schouwburg ‘Skuespilhusette’ te Kopenhagen, brak volledig de hel los. Een opstootje tussen striptekenaars Eton van Vipstoel en Ed Fervente mondde uit in een woord- en steekspel waar de honden geen brood van lusten.

Beiden heren hadden op basis van hun nominatie, die helaas al weken van te voren door de pers was uitgelekt, loodjes gekocht. De loodjes dienden, geheel volgens traditie, als betalingsbewijs. Symbolisch betaalden ze daarmee tevens hun gelag. Ware het niet dat beide heren vlak voor aanvang hun loodjes waren kwijt geraakt. Wetende dat een entree zonder loden betalingsbewijs onmogelijk was, werden de striptekenateliers van beide heren volledig ondersteboven gehaald door hun eigen staftekenaars, potloodventers en gummeneren.

De loodjes werden niet gevonden. Blufpoker spelen was al wat de heren restte. Gelukkig kenden ze de deurwacht. Het toeval wil dat beide heren tegelijkertijd arriveerden bij de schouwburg. Hoe ze binnenkwamen zonder lood in handen, en nee, het lood zat de heren ook niet in de schoenen, de heren waren immers bikkels, is en blijft een groot raadsel. De oorlog echter begon pas in de zaal. Want voor wie was nu welke pluche stoel op de eerste rij? De stoel naast koningin Margrethe II was toch zeker bestemd voor Eton van Vipstoel, dacht Eton.

Ed Fervente dacht daar echter anders over. In een mum van tijd ontstond voor de bühne een gigantisch woord- en steekspel. Eton won, niet beseffend dat hij daarmee twee hoofdprijzen binnenrijfde. Ed nam mopperend zijn verlies. Maar niet echt waardig. Daarvoor was ie ietsiepietsie te trots. Uiteindelijk legden beiden heren zonder loodjes, achteraf alsnog het loodje.

Hoog, achterin de schouwburg huilde heel hard een wolf, verdwaald, verweesd, droevig, met de kiezen op elkaar. Hij was stiekem komen overlopen, uit Nederland.

Artikel geschreven door Aar Huus, cultureel verslaggever Dagbladet Information, vertaald uit Deens door Tom Bakker

Toelichting:
Geschreven n.a.v. schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Schrijf een (fictief) artikel voor een krant/tijdschrift/suffertje/...
- Woordgrens: 300,plus één korte zin als nawoord met uitleg voor wat voor medium het geschreven is.
Ondanks het objectieve schrijven bestaat er natuurlijk voldoende ruimte voor creativiteit.



Blokken aan het been / Gein & Ongein / 21-03-2015

Een driewieler pruttelt door mijn bos met daarop een droevig kijkend mannetje. Dromend. Hij zigzagt tussen de bomen, hangt links en rechts wat in de bocht. Hij wordt getergd door ouderboodschappen met in zijn donkerste herinneringen alleen maar slaag. Een voedingsbodem voor lancering van een loopbaan vol agressie en geweld.

Ben ik stil dan krijg ik geen pak slaag, ben ik lief dan spreekt dat voor zichzelf. Man oh man, hoe leer ik nu het snelste upileren? ‘Upileren’, ik spreek het uit nog voor ik ‘pa’ en ‘ma’ leer articuleren. Ik speel al heel lang niet meer met gummiberen. Gummiknuppels die zijn veel leuker. Om over gumpistolen maar niet te spreken. Rubberen luchten ontstijgen uit iedere loop.

Oorlog hangt van jongs af aan als vette rook in al mijn woon- en slaapkamers. Zoetzure lucht. Ik loop en ren mezelf hartstikke wapen. Op de sportschool leer ik samen met Jor en met Daan boompje drukken en struiken vloeren. Dat is hard nodig want mijn pad moet veilig gebaand. Koekenbakkers help ik graag om zeep. Ik laat ze horen, zien, zwijgen en liggen. Keer op keer. Voor mij geen leeuwen, beren, tijgers op mijn weg. Mijn doel dat is geen yogi. Op het strand daar leer ik vuurtje stoken, met heet geld. Papieren geld dat verbrandt het snelst. Maar niet zo snel als dat het uitgegeven wordt. Fris en wit gewassen paaipapier laat mensen harder lopen. Paaipapier van paaibomenhout. Niemand die het navertelt.

Laat mij maar lekker op mijn driewieler in de buitenlucht wat crossen. Kris kras tussen wat kleine boompjes, op een vierkant plein, door hoge ijzeren hekken afgebaand. Met de telefoon maak ik intern ieder karweitje verder af. Heibelheitjes voor vervelende karweitjes. En wie weet, misschien krijg ik dan later ooit nog eens bezoek. Dan krans ik wat groene thee met mijn maten.

Awel, het fietsje gooi ik nu maar even aan de kant. De lessen psychopathologie gaan zo meteen alweer van start. Mijn propedeuse heb ik inmiddels al binnen. Met al die wijsheid op zak, kan ik alvast wat mooie brieven schrijven, aan alle fans die mij nog steeds beminnen. Met eentje trouw ik vast en zeker, misschien al over twintig jaar. Pas dan word ik, ondanks blokken aan mijn been, weer vrije vogel.


Chinese confiscatie / Gein & Ongein / 29-03-2015

Ik maak mij zeer ongerust. Het is heel ernstig. Hoe lang woon ik nu al in mijn bos? Het is zo vertrouwd. Er lopen sinds kort vreemde kleine meneren rond. Ze zijn heel beleefd en groeten mij als ze me zien. Niets mis mee zou je denken. Maar ik vertrouw het niet. Ze zijn te lief en het zijn er vooral veel. Met bussen komen ze soms naar mijn bos. Ze dragen allemaal camera’s bij zich. En het zijn niet zo maar camera’s. Nee, het zijn behoorlijk grote apparaten. Niet van die nep-Japannertjes. Met flits en al. Sommige bezoekers dragen er wel twee om hun nek. Ze zitten allemaal strak in het pak, zijn onberispelijk gekleed. De meeste in een grijs of zwart pak. Ze knikken voortdurend ja als ze me tegen komen en heel vreemd, ze lopen dan ook vaak achteruit. Ik weet niet waar dit vreemde gedrag vandaan komt. Ik ben toch zeker geen heilige?

Ze maken overal foto’s van. Van iedere boom en struik in mijn bos. Ze praten, nee, ze brabbelen een onmogelijk taaltje met elkaar. Als ik het hoor krijg ik het benauwd. Het lijkt wel of ze stikken als ze met elkaar communiceren. Het komt van diep uit hun keel. Soms klinkt het gorgelend en soms akelig hoog. Het doet nog het meest denken aan een verkouden hinnikend paard. Een paard met de baard in de keel, dat kan ook. Nadat ze een foto hebben gemaakt halen ze een notitieboekje uit hun vestzak en schrijven van rechts naar links en van onder naar boven kleine bladzijdes vol met aantekeningen. Wat doen ze toch in mijn bos? Nadat ze aantekeningen hebben gemaakt in hun notitieboekje halen ze nog een ander blokje te voorschijn. Een soort bonnenboekje. Daar kriebelen ze dan een paar cijfers op. Vervolgens scheuren ze het bonnetje uit het boekje en nieten ze het met een heel klein nietmachientje vast eender welke boom of struik. ‘Made in China!’ staat er op het bonnetje. Ho, ho, dit gaat mij te ver. Dat kan niet.

Niks niet ‘Made in China!’ Ik word nu toch wel even boos. Dit kan echt niet. Ik klamp de eerste de beste kleine malloot aan en kijk hem in zijn scheve ogen. Dat voorspelt natuurlijk nooit iets goeds. Iemand die je met scheve ogen aankijkt. Maar allez, ik waag het erop. “Made in Nummer Een, made in Holland! Made by nature!” Ik wijs naar de bomen en de struiken. En ik sla voor de zekerheid ook nog even op mijn borst. “Niks niet Made in China!” Het kleine mannetje kijkt me verbaast aan. Hij speelt de onnozele, ik weet het zeker. “No, no, no … verrek hij spreekt ook Engels … no, no, no, … all of this … made in China …! We buy!” ‘We buy, we buy …’, is ie nou helemaal gek geworden. “No, no, no, … smarteye … nothing is for sale in my deep dark forrest …!” Gelukkig dringt het al snel tot de kleine lilliputter door dat ik heel boos en verontwaardigd ben. Maar hij geeft geen kick. Sterker nog, heel rustig haalt hij een papiertje uit zijn linker vestzak en overhandigt het aan mij.

Het is een waardepapier van de Bank of China. In de kleine lettertjes onderaan het waardepapiertje lees ik: Bank of China member of AIIB (Asian Infrastructure Investment Bank). Uit de rechter vestzak haalt het kleine mannetje nog een ander papier. Ik lees met huivering: ‘The owner of this paper is entitled to confiscate all the Dutch possessions and heritage in the area Nummer Een’. Mijn hoofd maakt overuren. Televisie, kranten, berichten, Azië, investeringsbank … maar … maar … zo snel al … dat kan niet. Het mannetje voor me kijkt me lachend aan. Achter zijn rug houdt hij een klein zwaard vast. Voor de zekerheid. Ik weet het zeker. Ik heb niets meer te willen. Met gepaste beleefdheid loop ik achterwaarts. In de hoop op genade. Wat mij rest is snel naar het dorp te rennen. Overal zie ik rode vlaggetjes hangen. Ik hoop maar dat ik niet te laat ben. In het dorp loop ik snel naar het buurthuis. Er staat een grote rij dorpsbewoners voor de deur. Zou er nog een plekje vrij zijn? Ja, gelukkig wel. Nog twee zelfs. Snel schrijf ik me in voor de taal- en cultuurcursus Chinees.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

30-03-2015

Stilleven (9): Pablo, Venus en Amor

Amor strekt zijn roze linkerarm en linkerhand recht omhoog. De hand draagt een lange pijl met scherpe punt. Heel eventjes wankelt hij op zijn blauwe tenen, ze pletten plagerig het groene gras. Maar helaas, het reiken volstaat niet. Hij probeert met zijn pijl de naakte oksel van het lief dat naast hem staat te raken. Bijna valt hij om. Volhardend in een onnavolgbaar enthousiasme, blijft hij aanleggen. Maar het wil niet lukken. De rechter beschermhand van de grote vrouw weert al zijn pijlen af. Hier wordt de liefde niet getroffen.

Reuzin Venus slaat de linkerhand voor haar mond. Ze slaakt korte zuchtjes van minachting. En toch … een kleine lach kan ook zij niet onderdrukken. Stiekem kruipt een flinke portie humor het schilderij naar binnen. Degene die het schilderstuk aanschouwt ligt haast dubbel van het lachen. Wat vermag de lezer van het schilderij anders? Pablo P., de maker van dit bijna twee meter hoge doek is een geduchte rokkenjager gebleken. En nu staat hij waarachtig, in lustige ijdelheid, zelf dubbel geportretteerd. Twee selfies vechten om de eer van de kijker. De kleine veroveraar Pablo Amor, links in beeld, onder een witte wolkgestreepte blauwe hemel. De grote Pablo Venus, playing hard to get, rechts in beeld, nakend in het groen.

Wat in deze scène nog zou passen, zijn twintig liefdesgedichten en een lied van wanhoop. De ene Pablo helpt de andere zogezegd, tegen beter weten in. Het is vast en zeker de lente die allen in de bol geslagen is. De roze lans van kleine Pablo Amor steekt parmantig vooruit, hij staat vrijwel op springen. Op de volumineuze borsten van Pablo Venus pronken twee flinke rode bullseyes. Ze wiegen beide kanten uit. Onder de borsten doet een zijdelings gedraaide navel een poging om met getuite lippen een liefdeslied te fluiten. Zonder succes. Het zal de kleine bescheiden Pablo vandaag niet lukken de grote te bestieren. De kans dat hier de liefde raak gaat schieten is nihil. Zeer waarschijnlijk zal door de onrust in het schilderij, het liedje weer hetzelfde zijn. Daar komt alleen maar oorlog van. Nee, wat hier juist nodig is, is een nieuw lied. Een soort canto general.

Het kan kunstenmaker Pablo P. niet bommen. In een Parijse kroeg beraamt hij slinkse plannen voor een ludieke act. Daar zal de wereld nog van staan kijken. Hij zal de schone kunsten eens een lesje leren. Kleine geile Pablo Amor die Pablo Venus eventjes niet aan kan? Dat kan niet waar zijn. Heeft Botticelli Venus voor de eeuwigheid betoverd en alleen maar aan zichzelf toegedicht? Botticelli, de toegenaaide kunstenaar der Middeleeuwen die niet wil delen? So what! Pablo’s oog is allang gevallen op een andere godin. Een godin van vlees en bloed, piepklein neergezet in olieverf, oh zo mysterieus en ondeugend. Op naar het Louvre. Veni Vidi da Vinci. Op naar Mona Lisa. Are you warm, are you real? The girl is mine.

Geschreven naar aanleiding van bezoek (29-03-2015) aan de expositie Hockney, Picasso, Tinguely en meer: hoogtepunten uit de Kunstsammlung Würth in Het Noordbrabants Museum. Onder de indruk van Picasso's Venus y Amor uit 1968.

27-03-2015

Mien korte verhalen (31 t/m 35) met kleine grote waarheid

Geschreven tussen 17-03-2015 en 27-03-2015

31) Vroege zomerhitte (17-03-2015)

De zomer komt dit jaar veel te vroeg. In grote droefheid, intens en veel te warm. Voor mams kon het niet warm genoeg zijn. Lekker bakken in de zon op de stretcher, achter op de plaats. Op zijn tijd koud douchen onder de tuinslang, die was vast gemaakt aan de waslijn. Ik hoef niet meer naar school. Bijna een week te vroeg is de grote vakantie voor mij al begonnen. Nog een week naar school gaan, nu mams pas is overleden, lijkt niemand een goed idee. Jammer, want ik mis de vriendjes in mijn verdriet. Onmeetbaar verdriet. En nou krijg ik ook geen plantje mee van school, om voor te zorgen tijdens de vakantie. Ik begrijp het nog niet helemaal. Ik leef in een waas. Mams zal ik nooit meer zien, zo is me verteld.

Mams was erg ziek en zo herinner ik haar. Zachtjes kreunend en zuchtend ‘s avonds in bed. Als ik thuis kwam van school zat ze vaak aan de keukentafel, met een grote kartonnen schoendoos op schoot. Er zaten allemaal kleine doosjes in de doos. Die stalde ze dan voor zich uit. In de doosjes zaten potjes met pillen in verschillende kleurtjes en grootte. Sommige potjes schroefde ze open. Met een glaasje water nam ze dan wat pillen in. Wat had ze het vaak warm, hartje zomer. Ik kon dat altijd aan haar zien. Aan haar natte bovenlip, die glinsterde in de zon. Een glaasje ranja kreeg ik van haar en een Mariakoekje, daarna moest ik maar gauw buiten gaan spelen. Mama was moe en ging dan eventjes op de bank liggen, in de woonkamer, met de gordijnen dicht, hartje zomer.

Het is nog vroeg in de middag en ik haal mijn hockeystick en hockeybal uit de schuur. Samen spelen gaat voorlopig niet. De kinderen waar ik mee speel zitten nog op school. Achter in de straat is het rustig. Gelukkig staan er niet veel auto’s, zodat ik een geschikte plek vind om tegen de muur te slaan. Het liefst wil ik slaan tegen een kale muur. Dat leidt het minste af. Niet tegen dat stukje muur met die vreemde witte woorden op gekalkt, woorden die ik niet begrijp, ‘RMS’ en ‘Ambon’. Pas veel later begrijp ik dat de woorden te maken hebben met treinkapingen uit de jaren zeventig. De zon brandt in mijn nek en ik sla de bal wel honderd keer tegen de muur. De uitdaging zit erin om de bal telkens net ietsje over de stoeprand te slaan. Het lukt steeds beter. Langzaam speel ik mezelf moe. Het is veel te heet en ik heb dorst, ik houd het voor gezien en ga naar huis.

Aan de aanrecht staat een mevrouw in een witte jurk en een wit kapje op haar hoofd. Ze staat af te wassen. Ik vind het maar een rare vrouw, zeker met dat vreemde hoedje op. Houd ze die op omdat ze niet echt wil binnenkomen? Haar zwarte fiets staat brutaal midden op de achterplaats. Onbeleefd vind ik dat eigenlijk. Ik weet niet meer hoe ze heet. Ze komt ons voortaan helpen, iedere dag, met de was, de poets, het eten en met mij. Ja, ze is schoonmaakster, kookvrouw en oppas tegelijk. Ze gaat iedere dag voor ons zorgen, omdat mams er niet meer is. Zo heeft paps het ons uitgelegd. Het is een gezinsverzorgster. “Mag ik wat drinken?” De vrouw draait zich om en kijkt me vanuit de hoogte aan. Ze ziet dat ik erg zweet, althans dat hoop ik. “Ga maar even aan tafel zitten, dan krijg je een glaasje water.” Ze gaat verder met de vaat. ‘Water!’, denk ik, ‘krijg ik geen ranja, het is zo heet!’ Ik durf het niet te vragen, aan de witte mevrouw.


32) Sportfondsenbad (19-03-2015)

De eerste maanden na het overlijden van mijn moeder maak ik kennis met diverse vrouwen, allen standaard gekleed in het wit. Witte schort, witte schoenen, wit kapje boven op het hoofd. De meeste dragen onder de schort een blauwe blouse. Het zijn allemaal gezinsverzorgsters. Zodra ik een beetje gewend ben aan de ene meldt een andere zich alweer aan. De namen raak ik al snel kwijt. Een gezinsverzorgster blijft me bij. Een hele lieve. Maar ook haar naam ben ik vergeten. Ze geeft mij aandacht en luistert als ik verdrietig ben. Ook al heb ik niet zo veel te vertellen, ze knuffelt mij, geeft troost en voelt met me mee. Maar op een of andere manier lijkt dat niet te mogen. Na een aantal weken verdwijnt ook zij. Het contact is wederom van korte duur. De gezinsverzorgsters mogen zich niet te veel hechten. Vreemd. Want ik wil niets liever.

Vanmiddag gaan we zwemmen, in het sportfondsenbad. Ik mag zelf fietsen en ben apetrots. De zwemspullen worden verzameld en in de geruite zwemtas gedaan. Het koord van de rugtas striemt een beetje in mijn nek, maar dat vind ik helemaal niet erg. Ik ga lekker zwemmen samen met mijn favoriete gezinsverzorgster. Wie doet me wat? Het is een heerlijke middag. De grote deur naar het buitenbad staat open, zodat we ook buiten kunnen zwemmen. Het is wel nog een beetje koud maar het zwemt veel fijner dan binnen. Hier heb ik plek en kan ik baantjes trekken. Dat heb ik tijdens het schoolzwemmen geleerd. Ik trek alles uit de kast om te laten zien aan de gezinsverzorgster wat ik allemaal geleerd heb. Ze moet lachen om al mijn ijver.

De middag vliegt om en ik weet en voel, aan alles komt een eind. In het natte kleedhokje word ik overvallen door mijn verdriet. Ik slik het weg. Het moet. De zuster, want zo worden gezinsverzorgsters genoemd, mag het niet zien. Ik houd me goed. Zwijgzaam fietsen we naar huis. Het plezier van het zwemmen laat ik achter bij het sportfondsenbad. Ik kan maar aan een ding denken. Vandaag gaat een lieve zuster weer weg. Aan het eind van de middag pakt de zuster me stevig vast en vertelt me dat alles goed komt. Dat ik een lief manneke ben. Ik geloof haar en barst in tranen uit. Zie ik het goed. Huilt zij nu ook een beetje. Er staan tranen in haar ogen. De deur van de woonkamer valt open en paps stapt binnen. Snel veeg ik mijn tranen weg. Mijn vader heeft zelf al zoveel verdriet.


33) We noemen hem Mien (22-03-2015)

Ik stop het rode shirt met lange mouwen strak in mijn witte korte broek en kijk in de spiegel. Op de borst prijkt fier het clubembleem dat mijn moeder vanochtend er nog op heeft genaaid. Net op tijd, vanmiddag speel ik mijn eerste competitiewedstrijd. Best wel spannend. De scheenbeschermers steek ik alvast achter mijn sokken. Ik bind ze boven de rand met schoenveters vast zodat ze stevig blijven zitten. Netjes sla ik de witte bies van de rode sokken over de schoenveters heen. Beneden bij de achterdeur doe ik mijn Quick-schoenen aan. Ze blinken van de schoenpoets. De twee dunne witte strepen aan beide zijkanten heb ik vanochtend nog even extra gepoetst met een beetje VIM. Veel liever had ik Adidas- of Puma-schoenen gehad. Gelukkig loop ik er niet minder hard door.

Zodra ik naar buiten ga, houdt mijn vader me tegen. “Veel plezier jongen en succes, doe je wel je trainingspak aan, het is frisjes buiten!” Met flinke tegenzin ren ik naar boven, nu ziet niemand het rode shirt met embleem, waar ik zo trots op ben. Ik spring op mijn blauwe mini-fiets en leg de splinternieuwe hockeytas, die ik vorige week voor mijn verjaardag gekregen heb op het stuur. Hij ruikt nog naar nieuw, naar kunststof linnen. De stick die op de tas geklemd in het zijvak zit prikt in mijn buik. Ik schuif de tas wat naar rechts. Het miezert buiten een beetje. De afgelopen week is er veel regen gevallen, maar de wedstrijden gaan gewoon door. Dat heb ik vanochtend nog gecheckt bij de drogist. Die hangt iedere zaterdagochtend het wedstrijdschema op zijn raam.

Met gezonde spanning speel ik de eerste competitiewedstrijd van mijn leven. Ik speel op het middenveld en zoek de bal continu op. Balverliefd als ik ben piel ik met de bal tussen wat tegenstanders door. Rechtsvoor in het veld zie ik een maatje zijn stick omhoog zwaaien. Snel sla ik de bal naar hem toe en ren zo hard ik kan naar voren, fanatiek aangemoedigd door de trainer/coach en wat ouders die langs de kant staan. Ik krijg de bal, op de kop van de cirkel, teruggespeeld van mijn teamgenoot. Ik stop de bal, leg aan en sla hem wat schuin onder de bolling, keihard op goal. De bal vliegt tussen de keeper en de linkerpaal, boven de planken hoog in het net. Midden in de kruising. Goal, goal, goal! Mijn eerste doelpunt. Trots steek ik de handen omhoog. Mijn teamgenoten volgen en blij rennen we terug naar de middenstip. Er volgen nog zes doelpunten, waarvan ik er twee voor mijn rekening neem. Een echte hattrick zowaar. Onze tegenstanders, Groen-Wit, zien letterlijk en figuurlijk groen en wit voor ogen.

In de kantine is het lekker warm en knus. Het is een kleine houten keet met schuin plat dak en we passen er met twee teams maar amper in. De houtkachel maakt een knapperig, gezellig geluid. Buiten is het gaan regenen. We drinken ranja met z’n allen en onze wangen gloeien. De ramen van de kantine zijn allemaal beslagen. Vanachter de bar roept de barman mij toe. Aan de bar zitten een paar spelers van Heren 1, die hebben zojuist getraind. Ze grijpen me vast bij mijn nek en grappen wat lollig. “Ben jij er niet ene van familie Mien?” Dat klopt, mijn beide broers zitten ook bij de vereniging. Verlegen knik ja. “Heb jij zojuist niet drie keer?” Weer knik ik ja. “Dat verdient een Mars. Geef die jongen eens een Mars, barman.” Ik glunder. “Alsjeblieft Mien, omdat je drie keer gescoord hebt. Pak aan!” Mien, Mien …? Vanaf vandaag draag ik een nieuwe bijnaam, ‘Mien’. Best wel leuk, ik koester hem.


34) Een nieuwe moeder (25-03-2015)

Bijna tweewekelijks bezoekt mijn vader vrijgezellenavonden. Als vader van drieënveertig met vier opgroeiende kinderen, hardwerkend als ziekenhuisportier met wisseldiensten, niet altijd even makkelijk. Hij komt voor alles tijd te kort. Maar het geluk van de kinderen gaat hem voor alles. En zonder moeder geen geluk. Al snel maakt ie tijdens de dansavonden kennis met een nieuwe vrouw. Hij is een geliefde partij.

Op een doordeweekse avond komt pa’s nieuwe liefde op bezoek. Om kennis te maken. Zenuwachtig zitten we op de bank. Het voelt vreemd. Een nieuwe vrouw over de vloer. Een nieuwe vrouw die dolgelukkig is met pa. Het is een grote rijzige vrouw en haar gezicht is flink opgemaakt. Ze ziet er picobello uit. Mijn moeder maakte zich nooit op. Ik mag wat langer opblijven. Van kennismaken is nauwelijks sprake. Er wordt amper gesproken, alleen gestaard. Het voelt ook allemaal wat ongemakkelijk. De nieuwe vrouw van pa lijkt in de verste verte niet op mams.

De komende weken komt ze regelmatig op bezoek. Ze komt best aardig over maar ook heel koud. Ze is net zo oud als mijn vader en heeft nog nooit een vriend gehad. Ze is van goed huize. Dat ving ik allemaal op bij opa en oma. Ze woont ook nog thuis bij haar ouders. Spelen doet ze niet met ons. Daarvoor is ze veel te netjes en dan worden haar mooie kleren vies. We moeten maar met elkaar spelen, zegt ze dan. Dat is veel leuker. Ik vind het wel een beetje jammer. Mijn vader zegt dat ze dat nog leren moet. Ik vind dat vreemd. Ze is toch vroeger ook kind geweest? Telkens als ze op bezoek komt voelt het ongemakkelijk, er is niet echt een klik. Bij niemand van de kinderen. Op een knuffel durf ik helemaal niet te hopen. Laat staan dat ik het toe zou laten.

Mijn vader en zijn nieuwe vriendin gaan regelmatig op stap. De vrijgezellenavonden brengen hen beetje bij beetje dichter bij elkaar. Vooral de liefde van haar voor mijn vader is groeiende. Dat kan een blinde zien. En toch. De kinderen. Wij kinderen? Neemt ze die erbij? Het is wat moeilijk te polsen en ja, mijn vader is zowaar ook stevig verliefd. Ze neemt de oude zorgen weg en brengt opnieuw wat vreugde in zijn leven. Maar ook paps die zal toch zeker nog aan mams denken? Dat kan niet anders, toch?

Al snel, veel te snel, gaat de kogel door de kerk. We krijgen een nieuwe moeder. Na nog geen twee jaar na moeders overlijden. Mijn innerlijk verzet is groot. Hoe kan die grote, koude vrouw, die nooit met me speelt, in hemelsnaam nu mijn nieuwe moeder worden? Onmogelijk. En toch gaat het gebeuren. Keurig in het stadhuis en in de kerk. Alles erop en eraan. Ik zie twee mensen stralen van geluk. De rest erom heen is koude kak.

De nieuwe vrouw van pa heeft jarenlang gespaard. Ons oude huis kan wel een opknapbeurt gebruiken. De oude woonkamervloer met vertrouwde tapijten vloertegels legt als eerste het loodje en wordt vervangen door een koude leistenen vloer, inclusief een bijpassende veel te grote lage schoorsteenombouw. Tussen het schuurtje en het huis wordt een nieuwe keuken aangebouwd, met groene en oranje wandtegels en donkerbruine vloertegels. Het voelt allemaal koud aan. Van de buitenplaats blijft maar weinig over. Ik zie zo mijn moeder nog genieten. Op een stretcher in de zon.

We blijven met z’n zessen een half jaar bivakkeren in de troep. Zelfs de hond komt in protest. Die ligt van gif en angst dagelijks in de schuur verstopt achter de fietsen stevig te grommen en te janken. Over hond gesproken. Waar is speelgoedteckel Wallie gebleven? Mijn verdriet is groot en niet te stillen. Niemand weet hem te vinden. Hij rook zo lekker naar poeders en parfummetjes van mams nachttafel. Daar had ik hem niet voor niets mee overgoten. Weg dus. Het zal toch niet zijn dat … Nee … Nee … Alleen de gedachte al maakt misselijk. Nee … dat kan niet. Mijn nieuwe moeder is dolgelukkig met mijn vader en de nieuwe keuken. Koken is voor haar geen grote hobby maar de nieuwe sier maakt veel goed. De gezinsverzorgsters zijn nu voorgoed verdwenen. Aan eentje denk ik met plezier nog terug.


35) Fernando (27-03-2015)

Vandaag wil ik mijn stoerste kleren aan. In ieder geval een spijkerbroek, mijn favoriete blouse en natuurlijk mijn bruine sluipers en groene legerjas. Over de laatste twee ben ik niet helemaal tevreden. De sluipers hebben geen stalen neus en zijn niet bruin en versleten genoeg. De legerjas heeft een bontkraagje en een gevoerde muts die je niet kunt wegstoppen. De achterkant loopt schuin weg in twee flappen in een punt. Een beetje truttig eigenlijk, niet zo’n stoere jas als anderen allemaal hebben. Het volstaat net niet. Op deze manier hoor ik er niet bij ben ik bang. Maar ik weet ook, hier moet ik het mee doen. Ik mag er van pa en mijn nieuwe moeder niet als een sloddervos bijlopen.

Vanavond is het brugklasfeest, vandaar de ongerustheid over mijn outfit. Ik wil er het liefst de hele dag stoer uit zien. Om indruk te maken op de meisjes in de klas. Want daarvoor is een brugklasfeestje toch? Zo maakt mijn broer me wijs. De meiden in de klas zijn bijna allemaal groter dan ik. Ik ben nog een echte brugsmurf. Ho, ho, alleen in lengte dan. Ik ben best jaloers op mijn klasgenoten die allemaal de juiste legerjas hebben. Gelukkig beschik ik wel over een echte legerpukkel. Handig ook met al die zware boeken die dagelijks mee naar school moeten. De hele pukkel is volgeschreven met leuzen, namen van idolen, hartjes en een doodskop. Allemaal even stoer uiteraard. De meeste heb ik er zelf opgeschreven. Ik ben veel te verlegen om klasgenoten te vragen er iets op te schrijven.

Aan een meisje in de klas zou ik dat toch wel heel graag willen vragen. Maar ik durf niet. Ik weet dat zij net als ik van Abba houdt. Helaas valt zij voor de oudere jongens uit de bovenbouw. Dat heb ik allang gezien op het schoolplein. Ik zie ze ook altijd meefietsen met die jongens. Waar gaan ze dan naar toe? Dat vraag ik me altijd af. Wat zou ik graag willen dat ze met mij meefietste. Het blijft bij dromen. Fernando, Abba’s nieuwe nummer staat op een in de hitparade. Die gaan ze vanavond zeker draaien. Op school droom ik het laatste uur weg, bij gedachten aan … Wie weet durf ik haar vanavond wel te vragen om te slowen.

Het feest vindt plaats in de schuur bij een van mijn klasgenoten. Aan de muur hangt een grote lange kabel met gekleurde gloeilampen. Achterin de schuur is een kleine disco gebouwd. Twee zelfgemaakte boxen op elkaar gestapeld, stoten onze favoriete muziek naar buiten. Regelmatig komen dezelfde hits voorbij. Ook Fernando. Maar het is nog veel te vroeg om te dansen. Zou er ook bier zijn? Ik spied de ruimte rond en zie dat er geen toezicht is. Alleen klasgenoten zijn aanwezig. Het leuke meisje is er ook. Het geeft een merkwaardig gevoel in de onderbuik. Zou ze weten dat ik iets voor haar voel? Ik denk het niet. Ze hangt vooral rond bij de meiden. Ik ben niet zo vertrouwd met meisjes. Ik kom van een jongensschool en bij het hockey heb ik vooral oog voor de bal. Waarom vind ik haar zo leuk? De spontane ondeugende glimlach, het blonde krulhaar, de muzieksmaak die we delen, of zijn het de ontluikende borsten, die alleen zij heeft in onze klas? Ach, ik vind haar gewoon leuk.

De hele avond verbijt ik de zenuwen. Aan het einde komt er bier te voorschijn. Stiekem, het gaat met argwaan en voorzichtigheid gepaard. Loert er ergens iemand mee? Drie flesjes worden verdeeld over tien glazen. Stoer drinken we de inhoud in een teug leeg. Het smaakt bitter en zuur. Net als de vieze smaak van sigaretten went dit ook. Het moet. Ik heb zelf een pakje gekocht en nog voordat het feest begon meer dan de helft van de sigaretten weggegooid. Zij rookt. En ik ga natuurlijk niet een nieuw pakje aan haar aanbieden. Dan denkt ze misschien wel dat ik eigenlijk niet rook en dat is niet stoer. Het wordt nu wel tijd dat ik op haar af stap. Maar hoe? En waarom draaien ze nu ineens Fernando niet meer? Ik trek de stoute schoenen aan. Nu of nooit.

Terwijl een Franstalig zwoel nummer wordt in gezet waag ik mijn kans. Ik loop op haar af. Het zweet loopt langzaam via mijn ruggengraat in mijn onderbroek. Ze staat nog te praten met een vriendin. De kleine dansvloer voor de boxen is al volgelopen met een aantal paartjes. Ik zie dat ze me ziet aankomen. Ze fluistert wat in het oor van haar vriendin en glimlacht. “Dansen?” Meer kan ik niet uitbrengen. “Is goed.” Ik trek haar de dansvloer op en merk nu pas hoe groot ze werkelijk is. We schuifelen tegen elkaar aan en ik leg mijn beiden armen om haar middel. Het is een slownummer. “Je t’aime … Moi non plus …”. Ik schuif mijn hoofd tegen haar aan, voorzichtig onder haar twee kleine borstjes. Zij hangt over mij heen. Ik ben zo trots als een pauw. Stil schuifelen we over de vloer. Af en toe bots ik met mijn voeten tegen de hare. Ik voel haar dan eventjes stilletjes lachen, boven mijn hoofd. Harten kloppen door mijn hele lijf. Nu nog hopen dat ze meteen hierna Fernando draaien. Mijn avond kan niet meer stuk.

14-03-2015

Buxus Bunny

Daar zit ie dan. Te genieten in de prille lentezon. De snoet op het oosten gericht met zijn rug naar het noorden. Zijn snorharen trillen een beetje in de zon. Net als zijn natte neusje dat hij zo nu en dan bedenkelijk in- en uittrekt. Waar denkt ie aan? ‘Blijf ik zitten, moet ik vluchten, ziet iemand mij?’ Af en toe kijkt hij naar de grond en af en toe naar links en naar rechts. Het is een filosoof en levensgenieter tegelijk. Een onderzoeker. Een oplettende. Waakzaam. Hij houdt stiekem alles in de gaten. Zodra er een auto in de straat voorbij rijdt trekt ie heel eventjes zijn bruine ruggetje in. ‘Wat is dat geluid daar achter mij? Komt het vertrouwd voor? Ik denk het wel? Gewoon blijven zitten dus?’

Voor hem zie ik allemaal kleine kuiltjes in de grond. Hij is weer op zoek geweest naar sappige wortels. Voorlopig moet ie het nog doen met ouwe muk. Het nieuwe plantseizoen is nog niet van start gegaan. De strijd gaat straks weer beginnen. Een verloren strijd. Dat verrekte konijn wint altijd. Tenzij ik natuurlijk een hek om de tuin bouw. Van kippengaas, zestig centimeter hoog en zestig centimeter diep. Minstens, anders werkt het niet. Maar dat is geen gezicht. Er moet dan ook nog een deurtje in. Over zestig centimeter stap je niet zomaar heen. Het alternatief is om allemaal planten te poten, die het konijn niet lekker vindt. Zodat ie er met zijn poten en tanden afblijft. Aan de andere kant, het is natuurlijk bijna Pasen. Maar ja, het is best al een oud konijn. Voor in de soep dan maar? Ik heb even oogcontact met Buxus Bunny. ‘Als je het maar uit je hoofd laat’, zie ik hem denken. Kan dat beest gedachten lezen? Gelijk heeft ie. Buxus Bunny is niet aan soep besteed.

Op voet van oorlog blijven we dan maar samen leven in mijn tuin en in zijn natuur. Ik zwaai eventjes door de raam. Hij negeert me. Rotbeest. Ik zie hem haast groeien. Het is eigenlijk ook wel een schatje, met zijn diepdonkere glanzende pretogen. Hij rent niet eens meer weg als ik drie meter van hem vandaan over de uitrit loop. Maar twee meter negenennegentig is hem toch te gortig. Toch maar even plagen. Hups daar springt ie naar de buren. Met tegenzin. Als ik mijn rug omdraai en verder loop zit ie al weer in de zon. Tegen de buxus. Mijn Buxus Bunny, de levensgenieter, de filosoof.

10-03-2015

Gat in de puzzel

Beste lezers,

In april is het precies een jaar geleden dat de naam van ons puzzelblad veranderd is van ‘Bingo’ naar ‘WIN!’ Onderzoek heeft uitgewezen dat de verkoopcijfers, mede door de naamswijziging, drastisch zijn toegenomen. Exacte cijfers willen we gezien mogelijke meelezende concurrentie niet prijsgeven. Door het succes van ons blad willen we onze nieuwe lezers danken en de oude lezers iets extra’s bieden. Dit doen we in de vorm van een nieuwe extra rubriek.

Met de rubriek ‘Gat in de puzzel’ willen we een oplossing bieden aan de vele verzoeken van puzzelaars die bij de redactie de afgelopen jaren zijn binnengekomen. Het betreft vooral vragen over ontbrekende stukjes van legpuzzels. Helaas voldoet de puzzelmarkt onvoldoende aan deze vraag. Onderzoek door onze researchafdeling heeft uitgewezen dat er inderdaad nog geen markt voor is. Met de nieuwe rubriek snijdt het mes aan twee kanten. Wij kunnen onze service verruimen door toegenomen inkomsten uit abonneegelden en door het aanbieden van extra service bereiken wij een nog grotere doelgroep.

Hoe werkt het? Heel simpel. Fotografeer de legpuzzel met ontbrekende stukjes. Stuur de foto digitaal in via de email naar redactie@win.nl met onderwerp ‘Gat in de puzzel’. Zorg er wel voor dat de foto de juiste resolutie bevat, minimaal 300 dpi (dots per inch). Dit is noodzakelijk om te kunnen voorzien in geschikte replica’s voor uw missende puzzelstukjes. Vergeet niet uw naam en adres te vermelden in uw email. Vermeld ook hoe groot de puzzel is. De kosten bedragen 50 eurocent per puzzelstukje exclusief de verzendkosten. U ontvangt een acceptgiro bij de verzending.

We hopen onze lezers en abonnees een groot plezier te doen met deze nieuwe service.

Namens de directie en redactie van puzzelblad WIN!
Françoise Rouge – Pièce de Résistance

Toelichting:
Geschreven n.a.v. 7e schrijfopdracht op ColumnX (maart 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
De opdracht voor maart 2015:
-Schrijf een (fictief) artikel voor een krant/tijdschrift/suffertje/...
-Woordgrens: 300, plus één korte zin als nawoord met uitleg voor wat voor medium het geschreven is.
Ondanks het objectieve schrijven bestaat er natuurlijk voldoende ruimte voor creativiteit.

09-03-2015

Stilleven (8): Ghetti meets Slinkachu

De eenzaamheid is groot en gaat mogelijk nog jaren duren. Twee beeldhouders zijn het daarover eens. Ze drinken samen zwarte koffie, verstopt op een zonnig terras. Ze bespreken kort hun laatste werk. Ghetti schraapt kleine potloden kaal, er valt immers niet meer mee te schrijven. Slinkachu brengt verloren minimensjes in gigantische installaties onder. Hij schept unheimische sferen in grenzeloze ruimtes. Zijn camera legt alles vast. Minutieus.

Uit keihard grafiet modelleert de potloodbeeldhouwer nieuwe objecten, nieuwe werelden. Hij doet dat heel bedachtzaam, in stilte en in rust. In een open atelier strooit hij potloodslijpsel, hoorbaar voor degene die wil zien met de ogen dicht. Intiem boetseert de beeldhouwer dagelijks potloodtranen ter nagedachtenis voor slachtoffers die van torens sprongen. Tien jaar lang doet hij daarover, misschien is ie er dan klaar mee. De tijd haalt uiteindelijk alle herinneringen in.

Pijn en verdriet zijn maar moeilijk in scenario’s te vangen en te kaderen. Plastic foto’s bedriegen. De enscenist schildert kleine plastic preisermensjes over. Hij lijmt ze vast op vreemde ondergronden, in zelf bedachte omgevingen. Wenselijk naar eigen vorm en attitude. Treinen toeteren in droomwerelden die nooit zullen bestaan. Kleine mensjes trekken bankbiljetten aan stukken. Ieder wil een eigen deel. Maar bovenal de boot, de trein niet missen. Voor wie wil aankomen op plaatsen van bestemming, staan deuren open, op een kleine kier, met daarachter grote lege loze ruimtes, waar eigenlijk niemand naar binnen durft.

De messen worden geslepen. Het graniet geeft maar moeilijk mee. Uit de punt en centraal in het midden worden de mooiste vormen gesneden. Heel soms breekt het potlood doormidden en laat de ketting los. Een kunstwerk in de dop verdwijnt dan naar het kerkhof van verloren objecten, daar mag het zijn leven slijten, als onderdeel van. Een kleine troost. Een individu, op zichzelf staand, zal het nooit meer worden. Ontsloten van alle solitude sterft het in onzichtbare verbondenheid.

04-03-2015

Ikeage Vinland groot succes

Graat, donderdag 5 maart 2015, door Grard Gupmans

De eerste editie van Ikeage Vinland te Graat is een groot succes gebleken. Critici die vooraf sceptisch waren zijn door het onverwachte resultaat de mond gesnoerd. De vangst was omvangrijk en kleurrijk. Dat geldt in het bijzonder voor de vangst van Tosai en Nisai.

Wat critici het meest verbaasde was het gekozen tijdstip. Een ingenieus plan van CEO Carpschup van Ikeage Vinland, heeft alle critici en betrokkenen doen besluiten alle data voor toekomstige Ikeages te verplaatsen naar het voorjaar. Marketingtechnisch en economisch veel beter. Inkomsten en uitgaven worden daardoor meer verspreid over het hele jaar.

De vraag is alleen of de mudponds (kweekvijvers) wereldwijd tijdig ontdooid zullen zijn. Vinland gelegen op de derde visgraat, in het kiewzog van Balijnenrepubliek Wilvaspuris, kent een uitstekende ligging. Maar geldt dit ook voor andere landen? Mudponds moeten voldoen aan vele situationele voorwaarden. Perfecte hoogte, diepte, zwaarte, temperatuur, viscositeit, broekwijdte en paarcondities zijn doorslaggevend voor een goede kweek. Nog niet alle landen heben dit op orde.

Daarnaast moeten mudponts ook voldoen aan strenge duurzaamheidsnormen, opgelegd door Eulopalliers en Busselnarren te Brelgrië? Vooral de Flanse delegatie heeft twijfels over de haalbaarheid. Als de Flansen weigeren mee te doen zullen mogelijk ook de Dutsels afhaken. Dat wordt althans in de wandelgangen beweerd. Vanuit het Ingelse Londimium zijn recent ook nog nieuwe verordeningen rondom mudponts de wereld in geslingerd. Deze verordeningen luisteren naar klinkende mudnamen als 'Tigerfeet' en 'Dynamite'.

De vraag is nu of de complete wereld deze verordeningen zal omarmen, een absolute voorwaarde voor succesvolle wereldwijde Ikeage? Dat is niet vanzelfsprekend. Alle presidenten, keizers, koningen en stamhoofden zullen zich nog eenmaal buigen over alle verordeningen tijdens een groot wereldwijd overleg in Tolonto. Het overleg staat gepland op 15 mei 2015. Voorafgaand vindt eerst de Vistickconferentie in Orlo plaats. Dat is slechts een prelude voor het grote zeebanket in Tolonto.

Artikel verschenen in tijdschrift Koi Wijzer

Toelichting:
Geschreven n.a.v. 7e schrijfopdracht op ColumnX (maart 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
De opdracht voor maart 2015:
-Schrijf een (fictief) artikel voor een krant/tijdschrift/suffertje/...
-Woordgrens: 300, plus één korte zin als nawoord met uitleg voor wat voor medium het geschreven is.
Ondanks het objectieve schrijven bestaat er natuurlijk voldoende ruimte voor creativiteit.