31-08-2016

Schrijfveren Augustus 2016

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Niet veel soeps (01-08-2016)

Op de menukaart die voor me ligt staat een menu geschreven met meerdere opties. Nieuwsgierig laat ik mijn oog erover heen gaan. Lastig want het staat geschreven in Duits. Sommige dingen kan ik plaatsen. Anderen dan weer niet. Een woord valt me in het bijzonder op. Kaltschale. Het alternatief voor Suppe, naar later blijkt. Ik moet onwillekeurig meteen aan Kaltstellen denken en ga voor de soep. Mijn vrouw, meer avontuurlijk dan ik, kiest voor Kaltschale.

Ze krijgt een wit kommetje voorgeschoteld met een vuurrode vloeistof. Is het saus, is het gelei? En waaruit bestaat deze bijzonder gladde substantie. Mijn vrouw neemt een hapje en trekt een zuur gezicht. Of is het zoet? Mierenzoet. Het blijkt een koude soep te zijn gemaakt van geplette aardbeien, waar de pitjes zijn uitgehaald. Voor het zicht? Of omdat ze geen andere bereiding konden verzinnen? Het smaakt van geen meter. Ook niet als ik proef. Bah.

Navraag helpt. Een vermoeden komt uit. De menukaart bevat namelijk allemaal alternatieve gerechten voor vegetariërs. Zo ook de soep. Die steevast in Oostenrijk getrokken is uit beestenbouillon. Het meest logisch blijkt dan een koud vruchten-, groente- of fruitsoepje. Later in de week komen ook nog een net zo rode bietensoep langs en een druivenpapje. Bah, bah, bah. Ik ben geen vegetariër maar zal het op deze manier ook nooit worden. De rest van de gerechten blijken echter wel vegetariërwaardig. Maar vegasoep is not done.

De hoofdbedienster excuseert zich voor de armoedige keuze. We hebben gevraagd of Kaltschale een gekend gerecht is in Oostenrijk. Sommige landen kennen de merkwaardigste gerechten en tradities. Ook wel Knoedel genoemd. Ha, ha. Maar ze stelt ons gerust. Nee, Oostenrijkers eten nooit Kaltschale, maar omdat het agentschap van het boekingskantoor er specifiek om had gevraagd voor haar klanten, heeft het hotelmanagement, lees de chef-kok, voor deze keuze gekozen. Ik zeg. Kaltstellen die Kaltschalen. Bah.


Aarden (03-08-2016)

Ik zuig mijn longen vol met lucht. Met dichtgeknepen stemspleet. Ik hoor mezelf gorgelen, wat er niet toe bijdraagt dat ik onmiddellijk aard. Dat schijnt ook niet een, twee, drie te lukken. Het vraagt wel even oefening. Ook mijn buik zie ik niet de gewenste uitslag maken. Dat kan ook niet want ik hou mijn adem in. Dat moet. Net zoveel tellen als dat ik zojuist adem heb ingeademd. Maar daar zit nu net de crux. Door mijn focus op de bijzondere vorm van ademhaling, ben ik de tel kwijtgeraakt. Was het nu tien of elf tellen? Ik weet het niet meer.

Het komt niet zo nauw. Aldus de yogalerares. Maar dat moet je nu net niet tegen een maagd zeggen. Dubbelmaagd. Nou die raken in de frut hoor, als de tel kwijt raakt. Ze bewegen hemel en aarde om het goed te doen. En dat moet nu net niet. Ontspannen, relaxed, het komt niet op een of twee tellen. Ja, ho nou. Het ademhalen zou juist moeten helpen bij het aarden. Nou, mooi niet. Gefrustreerd kijk ik om mij heen. Naast me lijkt iedereen in trance te verkeren. Grommend in trance. Dat wel. Ik niet. Ik baal.

Eerst laat ik de lucht nog maar eens ontsnappen. Met een flinke stoot. Want dat schijnt te helpen bij het volledig leeggooien van de longen. Nog even een naproest en ik ben er klaar voor. Voor een nieuwe luchtschep. Dit keer besluit ik de juiste volgorde aan te houden. Moet kunnen. Eerst via de buik, dan langzaam naar de flanken om uiteindelijk via de hoge borst hoog naar de achterkant van mijn oogleden in te ademen. Ja, ja, het kan, het bestaat. Met dichtgeknepen stemspleet. Ja, ja. En het lukt. Het lukt. Ik zie wel scheel en kan amper de adem inhouden. De tel ben ik weer kwijtgeraakt. Maar wat kan het bommen. Ik voel de warme adem van de yogalerares in mijn nek. Ze staat vlak achter me. 'Goed zo!' ... fluistert ze zacht. Mijn dag kan niet meer stuk. Compleet geaard. Stokstijf sta ik stil in het moment.


Gezond egoïsme (05-08-2016)

Jij vindt dat ik een egoïst ben. Ik vind dat ongezond. Alles wat jij vindt overigens. Het is maar dat jij dat weet. Jij die nooit eens voor jezelf durft op te komen. Die altijd een mening heeft over anderen. Vloekt en tiert omdat de maatschappij niet deugt. Jij misbaksel. Geen enkele eigen verantwoordelijkheid neem je. En je neemt anderen de maat. Ongelooflijk maar waar. Ze zouden jou eens een paar dagen, wat zeg ik, een paar maanden moeten opsluiten, alleen met jezelf. Op een eiland. Een selfsupporting eiland. Dat zal je leren. Alleen maar aan andere denken. Aan en over. Heb je dan helemaal geen greintje respect voor jezelf? Wat jezelf denkt, voelt, vindt? Dat valt niet mee hè, voor jezelf denken?

Gelukkig heb je nog je papa en mama en mij. Kun je toch nog ergens een ik van maken. Ja jij ja die alleen maar aan anderen denkt. Hoe durf je? Aan en voor anderen te denken. It never makes the world go round. Vooruitgang begint niet bij jou maar bij mij. Bij ik. Voor jou ben ik dan misschien je ik. Maar veel liever heb ik dat ik niet langer jou hoef aan te sturen. Een beetje helpen, vooruit, dat kan natuurlijk geen kwaad. Maar toch. Jij zult het als ik uiteindelijk zelf moeten doen. Want als niemand er meer is ben je immers op jezelf aangewezen, op een ik. Nee, een egoïst ben je helaas niet. Heel ongezond. Je bent een ontiegelijke jij-ist. Wordt toch eens wakker!


De wind waait november (07-08-2016)

Zo begint het gedicht van Piet Boermans. De wind waait november. Niet zomaar een gedicht. Nee, een gedicht voor een speciale gelegenheid, en zijn eerste. Een debuut ja. Schrijf iets over wind is de opdracht.

Piet weet het meteen. Poëet als Piet is. Maar een gedicht schrijven heeft hij nog nooit gedaan. Gewoon beginnen dan maar. De wind waait november. En doet geen deuren dicht. Rijmen hoeft niet. Bende gek. Nergens voor nodig. Echte poëten rijmen niet. Die gebruiken fluweelachtige zinnen. Maken van iets niets. Zonder speelfouten. Dichten is geen spelletje. Het is serieuze business.

De wind waait in november. De schop staat open. De schop ja, niet de schuur. Het uur luidt u. Waar o waar, zijt gij? Lieve spade. Ik dram u de grond in. Gewoon omdat het kan. De hark weet van niets. Hork. De wind waait in november. Alsof Piet dat niet weet. De deur slaat dicht. De hork vat vlam. Armoedig is de liefde. Schrijven is geen kattenpis.

Het tweede couplet laat op zich wachten. Couplet, couplet. Er hoeft toch geen couplet aan te pas te komen bij het dichten? Het is geen lied. Maar wel hetzelfde. De dichter, de poëet, weet even niet waar te kijken. Toch maar gewoon een verhaaltje schrijven? Nee, dat is Piet's eer te na. Liever voorspelt hij weer. Niet per se in november.


Onder water (09-08-2016)

Dat is lang geleden. Dat ik onder water geschreven heb. In Word Perfect, als ik me goed herinner. Toen het leven op de computer nog eenvoudig was. Overzichtelijk en heel erg DOS. Nu doe ik het weer. Onder water schrijven. Het scherm waarin ik de tekst digitaal type is zo klein dat ik goed moet nadenken, korte zinnen gebruiken en voortdurend scrollen om enigzins overzicht te houden en controle op de voortgang. Ik ben thans ook op een leeftijd dat mijn korte termijn geheugen niet meer in een klein hokje past. Amper een halve minuut standhoudt. En laten we elkaar geen watje noemen. Om een goede tekst te produceren moet men vaker dan een keer een halve minuut nadenken. Natuurlijk is er altijd wel een escape. Maar dan nog. Een goede tekst verdient aandacht, contemplatie en tijd. Voldoende tijd.

Mijn escape vandaag is het feit dat ik nu bezig ben met een schrijfveer. Dan mag het. Sterker, dan moet het. Doorschrijven zonder stil te staan. De woorden, zinnen laten vloeien, bij voorkeur associatief. Ik zou niet eens weten hoe dat anders moet. Dissociatief? Als je iemand of iets wil dissen? Het tegenovergestelde van associatief? Opeenvolgend, rechtlijnig, constructief? Ik zou het niet weten. Hoeft ook niet. Ik weet nu al niet meer wat ik zojuist geschreven heb. En dat voelt heerlijk. Het voelt als onderwater zwemmen. Met een waas voor ogen en dempend geluid. Alles klinkt wollig onder water. En het leuke is. Je weet vaak niet waar je uitkomt, waar je naartoe zwemt. En dan begint de adem te stokken. Nog geen wal in zicht. En je wil volhouden. Het hele stuk onder water zwemmen. Zo gaat dat ook met schrijven. Waar en wanneer is het af. De adem stokt. De laatste woorden. Nee, ja. Af.

Volgens mij heb ik nog vijf minuten om te schrijven. Vijftien minuten associëren, heerlijk. Dat is eigenlijk best lang. Zeker onderwater. Vier regels van mijn stuk kan ik terug lezen. Niet de minste, maar ik kan beter, meer vooral. Ik kan natuurlijk ook gewoon ophouden met schrijven. Gewoon omdat het kan. Dan blijf ik nog effe onder water zonder woorden. Dat is helemaal een mooie wereld. Lekker letterlijk uitglijden in het water. Alles vergeten. Letters, woorden, zinnen. Alleen maar zijn. Onder water.


Omringd door meeuwen (11-08-2016)

De boot vaart naar Texel. Een heilige boot. Een veerboot. Omringd door meeuwen. De hele boot ligt vol met meeuwenveren. Witte, grijze, witgrijze veren. Helemaal onder gescheten zijn de veren. De meeuwen maken geen onderscheid. Niet tussen mens, boot of veer. Vele veren hebben ze gelaten. De vogels ogen kaal en hongerig. Waarom het een heilig boot is is mij nog niet geheel duidelijk. Aan de boot is niets heiligs te zien. Tenminste niet vanaf de wal en de reling. Vanuit de lucht misschien?

Ja, dat is het. Meeuwen komen niet voor in godsgeschriften, duiven daarentegen wel. Vooral witte. Vredesduiven. Nou die worden hier node gemist. De meeuwen schijten werkelijk alles onder. Het lijkt wel oorlog. Wat een troep. Doen duiven dat dan niet? Alles onder schijten? Ja, maar wel veel minder. Een flats van een meeuw is niet te vergelijken met eentje van een duif. Daarom houd ik mijn mond altijd dicht op een boot. Geen trek in weeïge meeuwenoesters.

Maar dat heilig zit me nog steeds niet lekker. Of wacht? Vanuit de lucht gezien vormen de krijsende hongerige beesten waarachtig een groot witgrijs aureool boven de boot. Zou dat het heilig maken? Ik kan geen andere, betere verklaring vinden. Dat ze de veerboot eerder ontheiligen dat mag duidelijk zijn. Een boot vol vieze veren. Onder gescheten. Bah. Ze kijken ook helemaal niet vredig die meeuwen.

Duiven doen dat wel. Al eens een duif en een meeuw diep in de ogen gekeken? De onschuldige kraaloogjes van de duif die voortdurend lijken te zeggen, heb me lief ik ben onschuldig en onnozel? Dit voortdurend bevestigend door ja te knikken. Nee, dan toch liever de meeuw. Die met boze blik, verontwaardigd, maar ook uitdagend en met de nodige lef je brutaal aanstaart. Hier die frites. De hebberd. Het is geen vredige blik maar een vreterige. Niks heilige boot. Niks heilige vogel. Schijnheilig. Hij wil alleen maar eten en schijten. Schijtheilig. Want hij vliegt daarna meteen weer weg. Alsof er niets aan de hand is. Dat ie toch gauw opzout. Met zijn meeuwenfratsen.


Onbelemmerd licht (13-08-2016)

Wat heerlijk is het toch om onbelemmerd licht te zijn. Zeker in de huidige maatschappij, waar vet zwaar de tendens is. Obesitas totalis. Magere Hein lacht in zijn iele vuistje. De grafkistenverkoper ook. Kisten extra large leveren veel meer op. De winstmarge is veel groter. Met zwaar vet ben je mooi de sjaak. Je leeft over het algemeen korter en je zweet ook veel meer.

Onbelemmerd licht, dan ben je vrij en veel beter af. Zo ook bij de Olympische Spelen die momenteel spelen. Lichtgewichten en vlieggewichten scoren aan de lopende band. Lopend poepen doen ze ook. Dat komt door al die vermageringspilletjes. Anorexia latentis is het gevolg. En toch, ik vind ze schattig, al die minimeisjes. Al die elastieken turnpoppetjes. Je zou ze zo mee naar huis willen nemen. Over je knie op de buik leggen en dan een boertje laten doen. Zo schattig zijn ze. Maar ook best eng. Zij het wel echte mensjes? Hoe zijn ze in hemelsnaam de jeugd doorgekomen? Groot gebracht met strekkingsoefeningen en bambixkrachtvoer.

De judoka's en roeiers hebben er nog het meeste moeite mee. Om binnen de gewichtsklasse te blijven, eten ze vaak niet. Een grote inspanning leveren op een lege maag dat moet toch pijnlijk zijn? En hoe werkt dat bij de zwaargewichten? Eten zij zich stijf met pasta en enorme biefstukken. Dan laat je tijdens de strijd toch flinke scheten lijkt me. Als superworstelaar van pakweg 120 kilo zou ik me helemaal stijf eten aan knoflook. Kom maar op. Ik lust je rauw. Mocht ik zo'n tegenstander tegenkomen dan zou ik heel hard wegrennen. Achter mijn neusvleugels aan. Want die zijn er sowieso van tussen.


Op straat spelen (!5-08-2016)

Ik bind de lange veters van mijn rolschaatsen vast, zittend op de stoep. Het is weer zo'n mooie dag waarop alles bij elkaar komt. De vrienden en ik. We hebben er weer zin in. De wedstrijd van gisteren ligt ons nog vers in het geheugen. De halve finale wordt zo meteen nagespeeld. Minuut voor minuut. Met naam en toenaam. Maar wel met een andere uitslag.

Vandaag ben ik Ties en Bert is Paul. We spelen tegen de Duitsers, wie anders? De straat bakenen we met stoepkrijt af. We zoeken het egaalste stuk uit. Enige voorwaarde, het stuk moet twee straatputten bevatten, tegenover elkaar liggend. Toevallig is dat zo, in onze straat.
We zijn onze eigen scheidsrechter. Dat is maar goed ook.

De Duitsers werken mee. Ben even kwijt hoe ze ook al weer heetten. Ze moeten wel een naam hebben. Heinz en Fritz maken we ervan. De eindstand is bekend. Wij winnen met 3 - 0. Maar dat even terzijde. Natuurlijk gaan we volop in de strijd. We pakken onze sticks, die aan de krul tot een à twee centimeter zijn afgesleten. Nu nog een goede platte steen die niet te groot is. Gelukkig bestaat ons mini-achtertuintje uit grint. De wedstrijd kan beginnen. Uiteraard hebben we de rolschaatshockeyspelregels aangepast aan onze eigen norm. Platte en bolle kant van hockeystick mogen beiden gebruikt worden. Er zit sowieso geen puntje meer aan de krul.

De eerste steen vliegt in de put. Ik scoor als Ties. Hard, heel hard. Uit een strafcorner. Paul scoort daarna. Ook uit een strafcorner. De doelpunten doen niet voor elkaar onder. De Duitsers bakken er niets van. Maar dat was ook zo afgesproken. Ties scoort de derde treffer. Ik kijk net zo stoer als hem en steek mijn vuist in de lucht. Bert vliegt als Paul om mijn nek. Bijna wereldkampioen!


Dierbare grond (17-08-2016)

Ik laat de aarde traag door mijn handen glijden. De kleine vette korrels voelen stroef tussen mijn vingers. Blijven plakken. Vette löss. Het is speciale grond. Geboortegrond. Doordrenkt met tranen. Hij is niet langer van mij. Behoort me niet meer toe. De korrels landen op mijn voeten, vinden hun weg terug. Ik stamp ze aan. Es war einmal. Ik start de motor en rijd het weide heuvellandschap in. Op zoek naar niets. Niets is er meer. Mijn land verdronken. Weggespoeld.

De motor slipt en ik glijd uit. Languit lig ik op straat. Een holle weg. De motor glijdt door. Mijn motorpak voelt warm aan. Het lijkt wel of ik in brand sta. Liggend op mijn rug tuur ik de blauwe lucht in. Witte wolken drijven over. In een enorm hoog tempo. Alles vliedt aan mij voorbij. Zelfs de vogels vluchten. Voor wat? Een hert springt over mij heen. Waar komt die vandaan? En dan weet ik het. Ik voel het. Hete vlammen. Overal. Ze kietelen aan mijn laarzen en zuigen zich snel naar binnen. In no time sta ik in lichter laaie. Hoe ik het kan navertellen. Geen idee? Gejaagd door de wind. Iets anders kan ik niet verzinnen.


Sixpack (19-08-2016)

Ik zit boven in het autootje en doe mijn drie d bril op. Nog even en dan ga ik het beleven. Mijn bierbuik past net tussen de beugel en de stoel. Wanneer gaat het nu eens beginnen? Ik kan mijn armen amper bewegen. Ze zitten klem en het is ook nog eens hartstikke donker. Hoe ben ik hier in hemelsnaam terecht gekomen? En belangrijker hoe raak ik hier weer uit. Mijn vriend van de kermis heeft me behoorlijk opgenaaid. In de kroeg was het nog gezellig, maar hierboven, voelt het koud. IJskoud. En nu gaat het ook nog eens regenen. Bah. Beneden hoor ik iemand roepen. Of ik er klaar voor ben? Ik heb geen idee. Waar zou ik klaar voor moeten zijn? Gewoon laten gebeuren, zeg ik altijd. Dus ook nu. Laat maar gebeuren. Een grote spot gaat aan. Schijnt hevig in mijn ogen en verblind. Niet nu. Ik wil dit ervaren, hoe dan ook. Met al mijn zintuigen. Dat heeft mijn kermisvriend mij beloofd. Je moet het ervaren, met al je zintuigen. Ik ben er klaar voor. Beneden wordt hard gelachen. Mijn kermisvriend is niet alleen. Ik hoor gejuich en gejoel. Het gaat gebeuren. Hoog bovenin Sixpacks. Eindelijk.


Lelijke woorden (21-08-2016)

Iedereen kent er wel een paar. Of misschien wel heel veel. Laat je ze dan weg? Of maak je er juist gebruik van? En zo ja, waarom? En toch, je moet er goed bij nadenken. Want welke zijn nu echt lelijk. Geef jezelf eens een paar minuten. De lelijkste woorden blijken dan plots moeilijk te vinden. In een opwelling komen ze meteen boven drijven. Maar er bij nadenken? Ho, maar.

Zo vind ik friteskot een ontzettend lelijk woord. Daar wil je toch niet eten? Een gevangenis is het. Van foute aardappelen. Vlezige aardappelen, zodra je ze verkeerd in de mond neemt. Hoezo vlezig? Nou, neem nu de lelijke woorden 'kut' en 'lul'. Gebruikt als scheldwoord richting opponent is het wenselijk om het geslachtsdeel in eigen mond te nemen. Je eigen vlees. Zo roept de opponent. Als je er al überhaupt bij kunt natuurlijk. Niet zo netjes. Ook niet van de opponent. Tenzij je natuurlijk heel veel van jezelf houdt. Met de nadruk op natuurlijk. Eigen natuur.

Tja, lelijke woorden. Wat voor de ene lelijk is klinkt voor de ander dan weer mooi. Zeker als je ze verkleint. Met je. Weer van jezelf. Het is toch wat. Kutje, lulletje. Je zult het maar hebben. Zo klein en laag, die lelijke woorden. Scheldwoorden om in de mond te nemen. Inslikken, uitspuwen, zuigen en blazen. Lelijk vies of mooi schoon? Het is maar hoe je het bekijkt of proeft. Vlezige aardappelen.


Rijgdraad (23-08-2016)

Los zand loopt voor mijn voeten. Hoe houd ik al mijn boodschappen rechtop? Wat zou ik willen zeggen? Valt er überhaupt iets te zeggen? En wie zou er willen luisteren? In een wereld waarin cement niet langer stenen vasthoudt, waarin water al vies is voordat het in het toilet spoelt. Alles valt uiteen. Jammer, want we houden het liefst vast. Vast aan elkaar en aan materie. Aan huizen, auto's en vakanties. We kijken weg, zodra het een beetje moeilijk wordt. Oeps ik moet inleveren. Dat wil ik niet. Veel liever lever ik een vluchteling in. Totdat we zelf vluchtelingen worden. In een eenzaam bestaan. Een mediaal bestaan van kortstondige pokémonpret en wassenbeeldenhumor. Ja, die laatste is niet voor niets verzonnen. Want in wassen beelden vinden wij ons zelf terug. Plastic kijkt ons aan. Plastic staart naar plastic, de emotie plakt achter op de rug. Ja, kijk maar eens goed. De ellende groeit op de rug. Want de boom is leeg. De boom die daar groeit. En daar houden wij ons aan vast. Aan lege takken. Waar is ons geld? Het verdwijnt als sneeuw voor de zon. In de bergen hopen we dan een stukje geluk te vinden. Op de gletsjers zoeken we miljoenen. Maar wat rest zijn sneeuwvlokken. Het geluk waar we angstvallig naar op zoek zijn groeit niet meer. We zien het ook niet meer. Waarom zou het geluk überhaupt moeten groeien? Is een gouddraad niet genoeg. De levensdraad die onze levens met elkaar verbindt. Die is toch voor iedereen hetzelfde? We worden uitgepoept, we staan op, we hollen door het leven, eerst jeugdig en jong en daarna in een moordend tempo op zoek naar het einde. Het einde van de draad. Rijgdraad. Om ons vast te houden. Aan onszelf en aan elkaar. Een gouden draad.


Een heldere avond (25-08-2016)

Op het midden van de dag. Ik zou hem graag eens willen hebben. Altijd zijn mijn middagen troebel namelijk. Van drank denkt u meteen. Of van pillen. Nee hoor. Niets van waar. Ik ben total clean, dag in dag uit. En toch, toch verschijnen alle dagen aan mij als troebel. Iets met de ogen misschien? Nee ook dat niet. Ik staar me te pletter maar heb er absoluut geen last van. Waarnaar? Naar mijn navel natuurlijk. Wat dacht u dan? Ooit een zuivere navel gezien. Ik niet hoor.

Mijn navel is altijd troebel. Vies zo u wil. Ik vergeet hem vaak te wassen. Mijn washandje past er niet goed in. Zelfs als ik het met mijn pink doe, past die niet. Om nu met een pincet te gaan zitten pulken gaat me dan weer iets te ver. Dus laat ik het maar zitten. Wordt vanzelf hard en valt er dan wel weer een keer uit. Maar terug naar de heldere avond bij daglicht. Kijk als je al somber van aard bent dan is een heldere avond bij troebel daglicht best welkom. Maan inclusief, want voor minder ga ik niet.

Vol. Vol als witte melk. Van half en mager houd ik niet. Een magere maan, ik moet er niet aan denken. Een mager zonnetje is nog daaraan toe. Die soupeer ik al dagelijks op. Zit in het aard van het beestje nietwaar. Magere zonnetjes. Iedere dag zou ik dat slappe loeder willen oppompen. Maar het lukt me eenvoudigweg niet. Het zij zo.

Nee, een heldere avond overdag daar is niets mis mee. Lekker wijntje erbij, zakje chips, goed gezelschap ... wat wenst een mens zich nog meer. Zelfs een somber mens kan daar van genieten. Een heldere avond bij daglicht. Doe mij er maar zeven.


Een mooie reisgids (27-08-2016)

Ik kwam haar tegen in de bus. En ze was zo mooi. Zo mooi. Veel mooier dan de reisgids deed geloven. Veel mooier dan het land waarnaar ik op reis ging. Ze sprak ook mooie talen. De mooiste die ik kon verzinnen. Een taal stak er ver bovenuit. De taal der liefde. Ze sprak met al haar lichaamsdelen. En ik, ik vond het mooi. Ik vond haar mooi. En haar haar. Nog nooit had ik zo'n mooie reisgids ontmoet. Echt waar. Helaas moest ik haar delen. Met al mijn andere reisgenoten. Liever deed ik dat niet. Maar het kon niet anders. We zaten immers in dezelfde bus en schuitje. Vijfendertig backpackers op weg naar Zoutelande. De helft man en de andere helft vrouw. Gelukkig maar. Best wel eerlijk verdeeld. De keuze was reuze. De reisgids was van het vrouwelijk geslacht. Althans dat dachten we. Totdat de aap uit de mouw kwam. Ze was een transgender. Een transgender op transport. Het moet niet gekker worden. Ze en hij hielden beiden van de zee. En wat nog veel leuker was. Ze hielden de geslachten in evenwicht. Boven vrouwelijk en onder mannelijk. Nog wel. Want hij vertelde ons openhartig dat alles nog in beweging was. In de lift vulde zij aan, met een grote glimlach. Zij en hij waren het zonnetje in huis en in de bus. Veel leuker en mooier dan al die chagrijnen van een backpackers. En maar klagen over die rugzak. Die was toch zo zwaar. Ze zeulden hem al hun hele leven mee. Op hun moede schouders. Ik had er gelukkig niet zo'n last van. Mijn rugzakje was best klein. Er paste dan ook niets meer in. Nou, wat een gemak. Daar viel best wel mee te leven. En ik had dus meteen succes. Bij Hans en Grietje. Was dat even mazzel. Zoutelande zal ik nooit meer vergeten. De trip of my life.


Zeesterren (29-08-2016)

Diep vanonder op de bodem ligt een krab te turen. Zijn hoofd gericht naar boven. Kijkend door zijn glazen oog. Hij kan niet zien en toch weet hij het. Van vroeger tijden. Ergens hoog boven hem zweven ze door het water. De zeesterren. Glinsterend, flikkerend. Was hij er maar een geweest. Een groter geluk had hem niet kunnen ontvallen.

Nu ligt hij hier op de bodem. Voor eeuwig en tot verdoemenis. Slechts een foute aanvaring leidde tot zijn noodlot. Een noodlottig ongeluk. Een kleine aanvaring met een boze narwal. Maar wel een met groot gevolg. Met zijn keiharde kraakbeenneus prikte de narwal door zijn linkeroog. Die had hem niet gezien. Maar goed ook. Hij had de narwal anders zijn ogen uitgepeuterd.

Daar zwom hij dus naar achteren. Vastgeprikt aan de snavel van de narwal. Gelukkig was de narwal helder van geest en schraapte de krab van zich af door zich aan een rots te schuren. De krab floepte van de narwal af. Voor eeuwig blind. Een glazen knikker op de grond was slechts een klein geluk. Verloren door een spelend zandstrandkind. Ze kon die ene knikker best wel missen. Eb en vloed deden de rest.

Een mooie knikker was het. Met drie kleuren in een golf gesmeed. Geel, blauw en rood. Primair. Secondair dat hij er niet meer mee kon zien. Hij had er amper last van. Dat gold niet voor alle andere vissen. Met zonnestralen verwerd zijn oog een scherpe prisma. Maakte andere vissen voor heel even stekeblind. De krab werd niet meer gezien. Nooit niet meer. Oogverblindend was het beest voor anderen. Diep onder op de bodem lag het. Eenzaam. Heel eenzaam.

Alleen de zeesterren waren hem na gebleven. Als een vlakke herinnering aan de horizon, zijn zeespiegel. Herinnering van voor het narwaldisaster. Zeesterretjes bleef hij zien. Tot heden ten dagen. Diep in gedachten verzonken.


Anijsmelk (31-08-2016)

Vandaag heb ik brokken in mijn anijsmelk. Niets zo smerig als dat. In de pap is nog daaraantoe. In een diep bord of schaaltje kun je de brokken nog pletten met een vork. Zie je ze ook zwemmen. In een glas is dat een ietwat groter probleem. Ik verslik me dan ook danig. Zag het niet aankomen. En tot overmaat van ramp is de brok in mijn luchtpijp terecht gekomen.

Nu heb ik dus een brok in mijn keel. Van anijs. Het schuurt in mijn strot. Met kleine kuchjes probeer ik het brokje los te wrikken. Maar er zit geen enkele beweging in. Angstscenario's doemen op in mijn hoofd. Mijn lichaam reageert onmiddellijk en ik ik begin hevig te transpireren. Niet dat het helpt. Maar alle vocht in deze is welkom.

Ik vrees dat ik geen adem meer krijg. Dat ik ga stikken, als er niet snel iets gebeurd. En wat als het brokje doorschiet, recht mijn longen in? Zich daar nestelt en voor ontsteking zorgt. Een ontstoken long. Daar zit ik nu echt niet op te wachten. Ik voel nu het scherpe randje van de anijsbrok prikken in mijn keel.

Met mijn hand tast ik voorzichtig de hals af. Waar zit dat puntje precies? Kan ik het voorzichtig naar binnen duwen? Is dat wel verstandig? Dokter bellen misschien? Maar dan moet ik praten. Ik vrees dat dat mij niet meer gaat lukken. Appen of SMSsen dan maar? Maar wat is het adres van de dokter? Doet ie wel aan dit soort media?

Truus wil ik hoe dan ook niet aan de telefoon. Die is altijd zo chagrijnig. En niet bepaald meelevend. Als ik überhaupt nog leef, mocht ik de dokter alsnog bellen. De zoute tranen van het zweet op mijn voorhoofd lopen mijn ogen in. Ze kristalliseren. Nu heb ik ook zoutbrokken in mijn ogen. Verdorie, het zit ook niet mee.

Toch maar even Truusje bellen. Het is alles of niets. Fluisterend spreek ik het antwoord in in het antwoordapparaat. Er zijn nog drie wachtenden voor me. Dan belt Truus me terug. Ik schrik en hoest anijsblokje en zoutbrokjes richting telefoon. De ringtone van mijn smartphone brengt redding. Finally.

120 Woorden Augustus 2016

120 Woorden (120W) is een website gerund door vrijwilligers waarop ik kleine stukjes van exact 120 woorden plaats. Meestal aan de hand van opgelegde themawoorden.
Motto 120 Woorden: Er wordt veel te veel geschreven en daardoor veel te weinig gelezen. Weg met de breedsprakigheid. 120 woorden is precies genoeg.


Branding (01-08-2016) (Themawoord: Rots)

Een klein gezinnetje staat op een grote rotsblok in de branding. Nou ja, groot. Ze kunnen er net met z’n viertjes op blijven staan. Ze houden elkaar stevig vast. Zo te zien waait er een koude wind, want ze kijken nogal koud uit de ogen. Hun haren wapperen ook in de wind. Ik krijg het er zelf haast koud van als ik er naar kijk.

Het lijkt wel of ze voor de gelegenheid gekleed zijn. Ze dragen allemaal witrood gestreepte badkleding. Man, vrouw, dochtertje, zoontje. De kinderen kleine schepjes. De man en vrouw, beiden een bijpassende hoed. Het is en blijft een vreemd tafereel.

“Freeze, freeze, freeze!” Hoor ik plots vanaf een grote zandheuvel. Daar staat een fotograaf. Nieuwe strandmode?


Rots Stewart (02-08-2016) (Themawoord: Rots)

Er zijn zo van die artiesten die je altijd bij blijven. Rots Stewart is er een van. Een stuk, een lekkere brok, a sexy thing. Strakke broek. Werkt altijd. Blonde manen en gezegend met geen stem. I don’t want to talk about it. Nee, dat zal!

En dan die sjaaltjes. Begrijp nu ook waarom ie altijd zo verkouden klonk. Met het hemd wijd open zingen in een land waar het altijd waait en regent, dat is erom vragen, toch?

Maar eerlijk is eerlijk, Rots was voor velen een rots in de branding. Bleu kon je op zijn hese keelgeluid de eerste keer de liefde bedrijven. Voor sommigen ook de laatste keer. The first cut is the deepest. Vergeet dat niet!


Grr...rotschildering (03-08-2016) (Themawoord: Rots)

Ik staar naar mijn blote voeten die een blauwe uitstraling hebben. Blauw en toch niet geaard. Ik voel me licht in mijn hoofd en weet diep van binnen dat er ergens lang muziek heeft gespeeld. Het laatste nummer kan ik me niet meer herinneren, hoe goed ik mijn best ook doe.

En dan… heel langzaam… dringt het besef tot me door. Daar waar ik ben. Op de wereld, maar ook tevens van. Het schiet me weer te binnen. Op Ibiza! Maar waar? De omgeving voelt koud aan en het is best donker. Blauwe voeten, hoe kom ik eraan? Langzaam verschijnt de omgeving aan mij. Ik ben in een grot. Van de muur druipt verf. Blauwe verf. Grrr… van een rotsschildering.


Rots en Billie (05-08-2016) (Themawoord: Rots)

Rots en Billie zijn vrienden. Al eeuwen lang. Vrienden voor het leven. En dansgek. Samen dansen ze wat af. Op cowboylaarzen gaan ze heen en weer. Keer op keer. Op alle podia langs de West- en Oostkust. Van Amerika? Nee, van alle landen met water. Rots en Billie zijn namelijk wereldberoemd. Rots wat eerder dan Billie. Hij is de oudste van de twee. Hij verdiende op jonge leeftijd al erkenning door van podia te duiken. Als een raket. Hij was de stagediver avant la lettre. Daarom noemde ze hem ook Rots. Een hard hoofd heeft ie namelijk. Stuiterde telkens weer terug het podium op. Billie kwam er pas veel later bij. Vrienden voor het leven, al eeuwen lang. En dansgek.


Neus op de kier (08-08-2016) (Themawoord: Kier)

Twee kleine gitzwarte oogjes kijken de kamer in. Is er nog wat lol te beleven? Zeker nu Thomas het pand verlaten heeft? Voor hoelang? Dat is maar de vraag. Een nachtraaf is het. Net als het dier dat achter de kleine pretoogjes schuilt.

Het is best een komisch gezicht. De oogjes lopen strak op en neer, alsof ze aan een touwtje zitten. Soms vlak onder de plint, horizontaal. En dan weer verticaal, tussen twee plinten door. Een potlood ruimte hebben ze slechts nodig. Om te ontsnappen.

Maar het lijkt of de duvel ermee speelt. De zwarte oogjes kunnen het gat niet meer vinden. Nieuwe plinten? Te veel kaas gegeten misschien? Of nee, wacht, het is zomer. De plinten zetten uit!


Skier onnodig (08-08-2016) (Themawoord: Kier)

Zoek dat maar eens op. Skier onnodig. Niet te vinden op een gangbare browser, see kuu zoekmachine. De taalgeleerden zijn het er edoch allen over eens. Skier is een bestaand woord. Met en zonder puntjes op de ‘e’.

Er staat gelukkig maar een ‘e’ in de titel anders was het wel erg lastig geworden. Maar dat terzijde. Nou ja, terzijde, eigenlijk erboven. Niet erboven dus.

Skier is Fries. Met puntjes een Fries op latten. Een Fries heeft er doorgaans weinig last van. Skier last. Fonetisch uitgesproken komt het ook nog in de buurt van Limburgs. [Woar hubs dich de skier geloate?] Waar heb jij de schaar gelaten?

Nee, en zoekmachine hebben we amper nodig. Een Sint Bernhardhond is daarentegen handig.


Volle kierketel (09-08-2016) (Themawoord: Kier)

Het is vroeg in de ochtend en ijskoud. Ik trek de fiets uit de schuur en doe kruik en broodtrommel in de fietstas. De kruik voelt lekker warm dus wrijf ik mijn koude handen er nog eens overheen. De damp slaat er vanaf.

De fabriekspoorten staan wagenwijd open. Het werkvolk druipt binnen. Links en rechts wordt mompelend gegroet. Eerst klokken en dan mijn fiets wegzetten. Vervolgens de kruik legen. Het is druk bij de kierketel. Ik moet heel even wachten, de kierketel is al vol.

Geduldig wacht ik tot de lege ketel weer terugkomt. Ik trek mijn kruik open en laat de ochtendurine in de ketel lopen. Zure pis kookt het garen. Het voelt als een warme deken, van Aabe.


Kieren (10-08-2016) (Themawoord: Kier)

Er zijn maar weinig werkwoorden waar ik warm voor loop. Maar eentje wil ik toch niet onvermeld laten. Kieren. Ik mag graag kieren. Het komt niet vaak voor, maar als het voorkomt dan gaan bij mij alle remmen los. Het liefste kier ik van plezier. Ik weet eigenlijk niet of er nog een andere manier van kieren bestaat, dan kieren van plezier.

Met lachen is dat anders. Je kunt lachen van plezier, van angst, van verdriet, zelfs van boosheid. Als ik het zo teruglees dan is lachen eigenlijk helemaal niet zo leuk. Nee, laat mij maar kieren. Lachen doe je voor de lol, en kieren doe je van plezier. Of wacht, van genot ook. Maar dat rijmt dan weer niet.


Kierstandhouders (12-08-2016) (Themawoord: Kier)

De Olympische Spelen in Rio de Janeiro zijn iets meer dan een week aan de gang. Tijd voor een Oranje tussenstand. Successen en decepties tekenen de eerste week. Roeiers die de boot missen, zwemmers in stroperig water, judoka’s op een gladde mat. Veel net niet of vierde plaatsen. En toch ben ik apetrots op onze landgenoten.

Tot de laatste seconde houden deze kierstandhouders dapper vol. Vol overtuiging en gevoed door vier lange jaren van training en opoffering. Hoe hard ook soms het gelag, deelnemen is uiteindelijk belangrijker dan winnen. Met noeste arbeid dapper strijden belichaamt de Olympische gedachte van de grondlegger, Pierre de Coubertin.

Mooie prestaties in teamsporten liggen in het verschiet. Mits de tweede week, goede wind in zeilen.


Culinair hoogstandje (15-08-2016) (Themawoord: Strijkbout) (Verkozen tot Weekwinnaar 33 van 2016)

Vandaag een boze brief geschreven naar Jonnie Boer. Ik ben het namelijk spuugzat, al die nieuwe culinaire hoogstandjes waar mijn maag van omdraait. Afgelopen weekend was helemaal het toppunt.

Speciaal voor de gelegenheid, 11 jaar getrouwd, met vrouwlief naar het restaurant. Reserveren niet nodig. We kunnen altijd zo binnenlopen bij Jon. Meestal vragen we niet eens de kaart en vertrouwen we blindelings op de aanbieding.

Maar onze laatste restaurantbezoeken, bij deze en gene, maken ons een beetje argwanend. De trends gaan er de laatste tijd in als zoete broodjes. Blind bestellen durven we niet meer.

We bestellen de strijkbout. U raadt het al. Kip gevangen bij strijklicht. Heel bijzonder. Maar schijn bedriegt. Mijn schattebout blaast tot op heden stoom af.


Strijkbout (16-08-2016) (Themawoord: Strijkbout)

Ik heb er zo’n godsgruwelijke hekel aan. Die kleine kuthondjes die over mijn stoep lopen, schuw achter hun baasje aan. U kent die hondjes wel denk ik. Van die verwende enkelbijtertjes, die net doen of ze er niet zijn als ze over straat lopen. Maar owee, als je bij hen aanbelt. Kef, kef en bijten maar. Ja, die hondjes.

Ze worden door hun baasjes gevoerd met Mariakoekjes, leverworst en Chappie. Of ergere rommel. Die vervolgens slecht verteerd in hun tere buikjes. En, u raadt het al, die rommel eventjes later als kleffe strijkbout op mijn stoep uitschijten. Vieze kleine poepmonsters zijn het.

Nee, geef mij dan maar zo’n goudeerlijke, familiale, kindvriendelijke labrador die een stevige berg uitfloept. Ruimt makkelijker op.


Zichtbare strijkbout (19-08-2016) (Themawoord: Strijkbout)

De hele dag liep de keizer al te ijsberen door zijn gigantisch grote kasteel. Iedereen lachte hem uit. Vierkant in zijn gezicht. De hovelingen namen niet eens moeite om het te camoufleren. Niks geen guitige glimlachjes achter wegwuifhandjes. Nee, gewoon voluit.

Het was niet omdat de keizer in zijn nakie liep, in zijn onzichtbare kleren. Nee hoor. Van ergernis had hij het dan toch maar gevraagd. Na lang talmen durfde hij het aan en overwon zijn schroom. De freule die het eerst voorbij kwam zou hij het vragen. Proestend had de freule naar zijn achterste gewezen.

Daar stond hij voor de koninklijke spiegel. Met zijn rug gekeerd. Hij moest nu ook lachen. Strijkbout tot aan de haren op zijn onderrug.


Koper (20-08-2016)

Nederland doet het als klein land tussen de grote mogendheden steengoed. Maar toch moet me iets van het hart. Hoeveel meer had Nederland kunnen scoren indien de vierde plaatsen ook beloond zouden worden? Zowel individueel als in de teamsport visten onze olympische sporters net achter het net?

Ik pleit dan ook voor uitbreiding van het erepodium. Beloon de vierde plaats ook met metaal. Voeg een vierde trapje toe. Met koper. Tin mag ook. Bijna alle sportdisciplines kennen een indeling in groepsfase c.q. voorronde c.q. kwalificatie, kwartfinale, halve finale, finale. De verliezer van de finale wint zilver. Laat de verliezer van de halve finale dan ook een prijsje winnen.

Een trapsgewijs erepodium in vier treden. Mooi toch? Goud, zilver, brons, koper!


Nachtje doorbeuken op stropop (22-08-2016) (Themawoord: Stropop)

Geweldig was het. Mijn avontuur op Stropop bij het Tjeukemeer. Nooit is een festival mij zo goed bevallen. Nu is het weer negen maanden wachten. Dan worden de nieuwe namen weer bekend gemaakt.

Maar niet te ver vooruitlopen. Het afgelopen festival was helemaal top. En dan de namen. Shaken not disturb Stevens. De nieuwe naam van Cat. Ja, hij treedt weer op. Zonder bijgeloof. Keihard ‘Tea for the Tillerman’ was het absolute hoogtepunt.

En dan CD/CA. Loud en met korte broek. De korte broek was wel a look a like. Niet in Zeeman-outfit maar gewoon cool in C&A-pak. We loved it.

En dan Lydan Bob bij nachtlicht. Alle antwoorden zweefden in de wind. High, high, high. Volgend jaar weer Stropop.


BistroPopUp (23-08-2016) (Themawoord: Stropop)

Een gat in de markt, dat zoeken we allemaal. Kleine jonge ondernemers en stokoude ZZPers. Niemand die het vindt. Nou ja, niemand? Bijna niemand. Het is ook zo vluchtig zo’n gat. Iedereen doet natuurlijk ontzettend zijn best. En zodra het gat gevonden wordt, tja, dan duikt iedereen er in.

Badmutsen noem ik ze. De gatenduikers. Stelen nog voordat een gat is gepatenteerd. Oneerlijk. Bah. Ook trends zou men binnen no time moeten kunnen patenteren.

Sorry lezer, voor de vier werkwoorden in een zin. Jonge ondernemer, maar nog niet weten te communiceren. Over mijn gat in de markt. Mijn oude nieuwe trend. Mijn onvervalste BistroPopUp.

Er wel snel bij wezen. Ik sta op het Noorderstrand. Vlak bij de Noorderzon. Tot zo!


Kettingreactie (24-08-2016) (Themawoord: Stropop

Hij wasmaar een beginnend schrijver en wist dat hij voorinzending beter eerst zijn stukken liet redigeren. Gelukkig had hij veelvrienden die vertrouwd waren met Nederlandsetaal. Zo liet hij Cheesje altijd naar de spelling kijken en Charel naar de grammatica. Chobie deed dan altijd de eindredactie, of detekst uiteindelijk allemaal een beetje vloeiendliep.

Cheesje, Charel en Chobie waren zijn gouden drie-eenheid die met hun kettingreactie waarborgden dat zijn teksten goedliepen. Hij had al zeven schrijfwedstrijden gewonnen. En telkens met dezelfde stukken. Tweestukken om precies te zijn. De juryrapporten dichtten hem telkens een bijzondertalent toe. Vollof. Het aaneenrijgen van mooiewoorden kwam in zijn stukken tot ongekendehoogten.

Helaas kon de jonge schrijver alleroem niet aan en hing zichzelf als stropop aan de stropop.


Vijf manieren om het elke uit te vinden (25-08-2016)

1) Men neme een handvol klinkers en medeklinkers, nee, twee keer een handvol klinkers en medeklinkers, anders werkt het niet. Gooi ze in de lucht en blijf dat herhalen. Totdat er vier op elke vallen.
2) Men neme een flink stuk klei en boetseren maar. Naar naaktmodel. Zoek naar de elkepijp. Zo niet vindt haar uit.
3) Bezoek een heel druk strand (bijvoorbeeld Strandvoort aan Zee) en neem lokroep Elke in de mond. Wedden dat ze reageert.
4) Duik diep in het oerwoud van de Amazone. Bij voorkeur in het midden. Let op alles wat vliegt. Elke vlieg. Beet.
5) Tot slot. Voor de hand liggend. Pagina 269 Verklarend Handwoordenboek der Nederlandse Taal. Ik verklap het u hier: onbep. vnw.


Stropop (26-08-2016) (Themawoord: Stropop)

Verbaasd loop ik het terrein op. Het stinkt naar modder en pis. De regenval van afgelopen dagen heeft geen goed gedaan. Er staan wat tractoren geparkeerd. Juweeltjes, stuk voor stuk. Om trots op te zijn. Zo vinden ook de mannen die van hun tractor stijgen, wilde hengsten, beiden. Sommige praten zelfs tegen hun paard. Maar de paarden zeggen niets terug, hinniken geeneens.

Ze dragen allemaal laarzen, de stoere cowboys. En dragen een lederen hoed. Petten zijn voor mietjes. Ze struinen door de modder en de poep naar de ingang van het terrein. Daar staat een houten hok en een grote tent. Bij het ene kun je muntjes kopen en bij het andere bier. Heel belangrijk. Op naar stropop, oerend hard!


Andrélon (29-08-2016) (Themawoord: Gelei)

Wie kent hem niet? De ei-shampoo van Andrélon. Bah, bah. Die geur alleen al. Zo weeïg en zo zoet. Hij voelt ook papperig aan. Spuit maar eens wat in je handen, met de ogen dicht. Knijp dan heel zachtjes in de shampoo. Vies hè?

En dan heb ik het nog niet eens over het hoofdgevoel. Spreidt maar eens een flinke klodder ei-shampoo van Andrélon uit over je hoofd. Niet liegen, iedereen neemt een flinke klodder. De ei-pap druipt dan langzaam over het hoofd. Voel je het?

En stinken. Ja, stinken. Je denkt dat het lekker ruikt. Maar niets is minder waar. Het ruikt, stinkt, en voelt als ei. Gelei. Bah! Ei-plak. Fout geel, eerder oker, voelt als wit. Eiwit. Bah!


Zeeppomp ontmoet waterkraan (30-08-2016) (Themawoord: Gelei)

Ze staan parmantig naast elkaar op het veel te kleine wasbakje in het minuscule toilet. Een kleine conversatie in intieme ruimte.

Hoe gaat het met jou, zeeppomp?

Ach, best goed. Ik word regelmatig op mijn kop geslagen, maar steek mijn nek altijd weer recht omhoog. Niets mis mee.

En hoe gaat het met jou, waterkraan?

Ook goed, mij wordt regelmatig de nek omgedraaid, maar loop altijd weer vol. Niet van verdriet, wel met water. Soms spelen ze een spelletje met me. Testen me uit. Dan spetter ik extra hard. Gaan ze tevergeefs op zoek naar een handdooekje.

Oh, ik spetter ook.

Oh ja?

Ja, met gelei. Handgelei. Sinds kort.

Waarom?

Het schijnt beter te plakken?

En ik spoel het af!


Midalgan en vaseline (30-08-2016) (Themawoord: Gelei)

Gekende termen in de sportwereld. Midalgan en vaseline. Midalgan, ook wel wielrenzalfgelei genoemd, ter opwarming van spieren en voorkoming van spierpijn. Wie kent de geur niet? Vooral niet met je handen aan je neus komen, wanneer de benen zijn ingesmeerd. Bruine plakbenen krijg je er ook van. De spiertjes gaan er mooi van blinken.

Dat geldt niet voor vaseline. Deze troebele gelei wordt gehanteerd door sportieve dames en heren met zware dijen. Om het rennen wat makkelijker te laten verlopen. Het vet gesmeerd, hoog aan de binnenkant van de bovenbenen, zorgt voor een soepele tred. En ook hier geldt weer, niet met je handen aan de neus komen of in de ogen wrijven na gebruik. Waarschuwing. Zittend, niet voorovergebukt aanbrengen!


Silly Putty (31-08-2016) (Themawoord: Gelei

Leningrad 1943. Clown Oleg balanceert op een denkbeeldig touw. Het is zijn debuut als dertienjarig jongetje in het Staatscircus van Moskou. Hij buigt wat door zijn benen en veert op en neer. Het veren gaat over in stuiteren. Oleg heeft zichzelf niet meer in de hand. Valt en breekt zijn duim. Paniek in de tent.

In het ziekenhuis rijzen de grijze haren der heren doctoren te berge. Toch niet Oleg, het supertalent? Stabiliseren die duim! Maar waarmee? Niet met rubber. Die is opgesoupeerd in oorlogstijd. Doctor Serge duidt op een artikel in het Amerikaanse tijdschrift Weird Tales. Silly Putty: nieuwe toepassing in de medische wereld. Gelei met hoge viscositeit die uitstekend stabiliseert als ie hard wordt. Oleg’s duim is gered.

Columns van Harrie (Augustus 2016)

Geringd / Gein & Ongein / 13-08-2016

Raakhout komt keihard op me afgerend. Hij is erg geschrokken. Er ligt een man onder de eikenboom. Zwaar gehavend en ijlend. Ik moet onmiddellijk meekomen. Het is lang geleden dat ik Raakhout zo aangedaan heb gezien en trek snel mijn sandalen aan. Waar is mijn stok? Gevonden. Snel gaan we op pad.

Onder de eikenboom ligt een klein klerenkastje. Brizl djeu, griss mich nich. Anders kan ik het niet benoemen. Ik schat de situatie in en heb al snel in de gaten wat hier het euvel is. Alleen een ding kan ik niet meteen verklaren. Waarom draagt deze jongeman ringen aan zijn enkels. Twee grote ijzeren ringen, aan een ketting? Hij ziet er niet echt bandieterig uit. In tegendeel. Zijn vreedzame gezicht staat op grote tevredenheid. Een flinke glimlach rond zijn mond en heel af en toe laat hij een zucht ontsnappen uit zijn samengeperste mond. Zijn pruillippen bibberen dan een beetje. Als ik me vooroverbuk naar de jongeman ruik ik alcohol. Aha, duidelijk gevalletje nachtelijk doorhalen.

Deze meneer slaapt zijn roes uit. Roes, waarvan, en waarom die ringen? Die vragen blijven openstaan. Ik vraag aan Raakhout hoe lang hij hier al ligt en waar de man precies gehavend is? Ik zie namelijk geen letsels. Een paar uur en hij ijlt om het half uur. We wachten even totdat het halfuur voorbij is. Misschien waren we net na zijn laatste ijlmoment ter plaatse. Raakhout wijst naar de brede borst van de jongeling. Buitenproportie. Bovendien hangen er ook rare worstarmen aan. Dat is toch niet normaal?

Is dat wat Raakhout met gehavend bedoelt? Hij knikt ja. Niets aan de hand hoor. Dit is volgens mij gewoon een gevalletje overtraining. Deze jongeman heeft en teveel sportschool gezien en teveel café. Ik hoor nu geritsel in het struikgewas. Een kleinere en minder gespierd evenbeeld van de jongeling rijst op. En wie bent u? Zwammes, antwoord de man. Vriend en vijand van wat daar ligt. Ah, ik snap het al. Voor de drank vriend en na de drank vijand. Er worden in de tussenfase vaak rare dingen uitgesproken. Rake dingen, ware dingen.

Hij nam mijn plek in vier jaar geleden. En dat neem ik hem nog steeds kwalijk. Waar? Vraag ik met belangstelling. Bij de Olympische Spelen in Londen. Oh, dat maffe wereldspel. Daar heb ik niet zoveel mee. Ik doe aan touwtrekken en dat vind ik sportief genoeg. Hoef er ook geen medaille voor. Ja, ik kan dat erg goed touwtje trekken. In alle vormen en soorten. Het is het liefste dat ik doe. Aan touwen trekken. Ik hou die dingen nou eenmaal het liefst in handen. Bij voorkeur die van mezelf, maar ook die van anderen. Maar vertel eens. Wat is er precies afgelopen nacht gebeurd?

Dat is een lang verhaal. We zweefden door de lucht. Gewoon voor en door de leut. Boven een favela. Ja, in Rio. We waanden ons Batman en Robin. Daar zijn we neergestort. Yoeris Tempeloeris, zo heet mijn vriend en vijand, had vlak te voren, een ringoefening gedaan op de Spelen. Had zich gekwalificeerd voor de volgende ronde individueel en was door het dolle heen. We besloten dat te vieren, trokken na afloop een strak pak aan en zijn de bloemetjes stevig buiten gaan zetten. En ja, toen vlogen we ineens de kroeg uit. Vlak bij die favela. In de kraag gevat door de lokale politie zonder uniform en in de boeien geslagen.

Ik begrijp ineens de ijzeren ringen rond de voeten van Tempeloeris. Weer een vraag opgelost, tot grote geruststelling van Raakhout. Zelf had ik een ijzerzaagje bij me. Een kleintje, zo'n Zwitsers. Zo gepiept. En ik wilde net beginnen aan die van Yoeris, totdat die rare pad op mijn pad kwam. Raakhout heet ie. En hij doet niets hoor.

Waar ben ik? Yoeris is ontwaakt. Als het goed is gaat ie nu ijlen, aldus Raakhout. En ja hoor. Hij spreekt rare zinnen uit. Engelse zinnen. Warrig. Droevig. Maar ook mooi. Zangerig. IJlerig.

One day I'll fly away
Leave your love to yesterday
What more can your love do for me?
When will love be through with me?

Och, daar begint ie weer. Zwammes houdt zijn oren dicht. Al dat zelfmedelijden. Het gaat over zijn ringen. Zwammes wordt er helemaal simpel van. Straks gaat ie ook heel hard schreeuwen. Let maar op.

Maurice, Maurice, ... zielige Ties.

Griss mich nich, waar gaat dit over?
Dat wil je niet weten. Denkt Zwammes.

Voordat Raakhout en ik het goed en wel beseffen stijgt Yoeris plots op. Zijn magere beentjes bungelen achter hem aan. Verzwaard met ringen en ketting. Als een geringde vogel. Met in zijn kielzog Zwammes. Die hij net op tijd aan zijn kleine worstarmpjes vastpakt. Doeg. We gaan op zoek naar Eepke Aap de fladderaar.

Raakhout en ik kijken elkaar aan. Was het dat nou? Brizl djeu, wat een idioot schouwspel. Niets om je over druk te maken. Toch?


Absurd / Gein & Ongein / 26-08-2016

Een vreemde situatie in mijn bos, griss mich nich, ongehoord. Bij iedere boom zie ik een dichter staan. Ja, dichtbij iedere boom. Ze luisteren naar wat de boom te vertellen heeft. Er zitten ook schrijvers tussen. Een groot verschil. Dichter of schrijver zijn. Waarbij gezegd dat een schrijver dichter bij de dichter staat dan een dichter bij de schrijver. Hoe dat zo komt? Simpel. Dichten vraagt meer kunst. Is minder toegankelijk. Een dichter houdt afstand. Een schrijver niet. Een schrijver heeft nood aan voeding. En een dichter voedt. Zo simpel is. Ik schrik er zelf van. Hoe ik aan een zo eenvoudige verklaring kom. Wil nog niet zeggen dat ik er geen last van heb. Van al die dichters en schrijvers in mijn bos.

Ze zijn erg opdringerig. Meters papier dragen ze bij zich. Voor noodgevallen. Ze poepen er nogal op los. Heel vervelend al die opgeschreven diarree, die ze achter iedere boom zich laten ontvallen. Bah. Het stinkt ook nog eens. Als het nu nog eens mooie stukken waren, dan kon ik er nog vrede mee hebben. Maar, nee. Het meeste is toch wel bagger. Het ergste vind ik nog al dat gepiep. Ja, ze dragen allemaal zo'n vreemd kastje bij zich waar ze zorgvuldig op hameren, met hun fletse magere schrijfvingertjes. Na verloop van tijd hoor je dan een piepje. Ik heb het eens gevraagd aan een van de dichters / schrijvers. Wat maakt nu dat piepje?

Oh, dat is een verzonden stuk. Zoveel? Zoveel. Het komt allemaal in de wachtrij bij onze uitgevers. We proberen ze gek te maken. Die uitgevers. Het zijn zulke koekenbakkers. En ze worden schathemeltjerijk van onze productie. Eigenlijk zouden we er eens een tijdje mee moeten stoppen. Zodat ze bankroet zien. Geldwolven. Maar de schrijfdrang is te groot. Verslaafd zijn we aan net schrijven en dichten. Stuk voor stuk. Niemand uitgezonderd. Gelukkig hebben we dit bos gevonden. Vol met bomen. Historische bomen. Die willen hun verhaal wel kwijt. Mooi bos waar jij inwoont vriend.

Mijn mond valt open van verbazing. Brizl djeu. Die van Raakhout ook. Hoe durven ze? Onze verhalen optekenen? Wij hebben het immers de bomen ingefluisterd.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

30-08-2016

Stukjes waarheid

Voor sommige mensen is het leven een grote leugen. Zo die staat. Hoe durf ik? Wie ben ik om dat te poneren? Stellig nog wel. Een stelling die niet deugt. Niet gestaafd kan worden. Ik zou een onderzoek kunnen doen. Een streekproef kunnen houden. Ja, streekproef. U leest het goed. In sommige streken zou het namelijk meer voorkomen dan in andere. Levensleugens. Nee, ik lever u geen streek. Ook ik ben immers op zoek naar waarheidsbevinding. Ik heb een enorme hekel aan leugens. Zelfs aan leugentjes om bestwil.

Voor mij is het leven geen grote leugen. Integendeel. Mijn leven is een leven van grote waarheid. Kleine grote waarheid. Ik ben ook maar een mens. Maar ik heb ze wel moeten zoeken. Poeh, poeh. Dat kostte wel eventjes tijd. Meer dan vijftig jaar om precies te zijn. Het maakt het leven wel wat plezieriger. Dat wel. Stukjes waarheid vinden tussen alle leugens, in schijnwerelden die we onszelf voorhouden. Want laten we nu eens eerlijk zijn. Wat is echt? Wat is waar? In wiens beleving? Komop. Eerlijk zijn. We hebben toch allemaal onze eigen waarheid. Niet liegen! Voor de dag ermee. Zie om u heen en u denkt. Ik zie allemaal mensen die liegen. Alleen ik spreek de waarheid. Mijn eigen waarheid. In overtuiging.

Nee, ik wil u niet overtuigen van mijn gelijk, mijn waarheid. Ik zou niet durven. Niet volledig althans. Wel deels. Kleine stukjes waarheid wil ik u inpeperen. Ongezouten. Dat mag toch? Nee! Moet ik uw waarheid dan slikken misschien? Die deugt! Ja, u zegt het, maar ik geloof er niet zo in. Uit welk gat ik kom? Ik kom niet uit een gat, ik kom uit mijn moeder. Ja, moeder aarde. Dat is een ding dat zeker is. Zeker weten. U twijfelt eraan? Dan liegt u? U komt uit een grot, zegt u. Ja, dat kan. Vroeger leefden mensen in grotten. Wel zo veilig. Wat zegt u? U komt uit een erudiete grot? Die van Plato? Ja. Ken ik. Zo overschat. Die Plato.

Als ik al uit een grot kom dan kom ik uit de grot van Cave. Cave, nooit van gehoord? Nick Cave. Die kent u toch wel? Nee, ik nick u niet. Het is de waarheid. Mijn waarheid. Weet u namelijk. Ik geloof in muziek. Heeft verder niets te maken met waarheid. Wel met verlichting. Wat, gaat de lamp nu uit bij u? Dat is dan jammer. Dan ziet u niet het licht. Is ook best moeilijk hoor als u komt uit de grot van Plato. What you see is what you get. En what you get is what you see. Zo simpel is het. En daar moet u het mee doen. Nee, u krijgt geen stukje waarheid van mij. U kunt alles krijgen of niks. En ja het verlicht. Het verlicht de grote leugen.

Toelichting:
Geschreven naar aanleiding van een idee van Hella Kuipers
Zie ook: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Schrijfveer: Stukjes waarheid (30-08-2016)

24-08-2016

Mien korte verhalen (42 en 43) met kleine grote waarheid

42) Halfzeven (22-08-2016)

Halfdrie in de middag en geen zin meer in school. Ik besluit de laatste twee uur te spijbelen. In mijn ogen kan ik een uurtje sport en biologie best missen. Het eerste omdat er apenkooi op het programma staat en het tweede omdat ik het even heb gehad met fruitvliegjes. Bovendien is het ook nog eens snikheet vandaag. Om dan in een zweterige gymzaal en een houten barak gebakken te worden, nee, dat is niet mijn ding. Ik heb wel wat beters te doen. Dus neem ik vrij.

Maar dan wat te doen? Op weg naar de depri-flat, waar ik met mijn pa nog niet zo lang geleden ben ingetrokken, bedenk ik een leuke activiteit. Waar heb ik nu eens trek in? Niet zo moeilijk voor een puber. Wat lamballen en met mijn ballen spelen. Aldus plaats ik mezelf in de bank, de tussendeur van de hal sluit ik voor de zekerheid. Maar niet voordat ik eerst de koelkast leeg plunder. Een blikje cola, van een goedkoop merk en een stukje oud geworden kaas, voorverpakt in plastic. Bah. Maar ik heb trek. Dan knaagt alles weg. Een boertje op de koop toe, want er is toch niemand thuis.

De televisie aan en op zoek naar iets geils. Mijn broek op halfzeven. En maar zappen, want er is om halfdrie natuurlijk nog niets op de televisie. Laat staan iets geils. Ik moet het aldus doen met clips van MTV. En maar hopen dat er snel iets komt. Het begint nu wel te kriebelen. Intussen kijk ik ook wat rond in de troosteloze flatkamer. Waar ben ik toch aanbeland en hoelang moet deze ellende nog duren?

Eindelijk komt er een video voorbij waarbij ik toch wel tot een hoogtepunt moet kunnen komen. Zal ik het wel op tijd redden? Binnen de sexy clip? Ja, ja, het moet. Sjorren, sjorren en daar komt eindelijk de plezierfontein. Althans dat denk ik. Ineens hoor ik de tussendeur van de hal opengaan. Pa! Waar komt die ineens vandaan? Die moet toch werken? En daar staat ie dan. Achter me in de woonkamer. Gelukkig zit ik met de rug naar hem toegedraaid.

Snel gooi ik een krant, die naast me op de bank ligt, over mijn halfzeven. Maar aan mijn rode hoofd valt helaas niets meer te doen. Overvallen op het moment surprême. Dat moet mij weer gebeuren. En nu? Ik durf pa niet aan te kijken en kijk strak naar de televisie, nog half onderuit gezakt.

‘Dag pa, wat ben jij vroeg thuis?’
‘Hoi jongen, ik heb een paar uur vrij genomen. Veel te heet om te werken. Zullen we iets leuks gaan doen? Zwemmen? Naar het Sportfondsenbad? Trek in?’
‘Ehhh ... ja, leuk.’

Een zucht van hoopvolle verlichting. Gênante situatie. Doet mijn pa nu alsof ie niets ziet? Dat moet haast wel. Maar waarom reageert hij niet op deze situatie? Wie schaamt zich nu het meest? Mannen onder elkaar, praten moet toch kunnen? Wat een ongemak, wat een onmacht. Gefrustreerd zet ik de televisie uit.


43) Mijn eerste stereo (24-08-2016)

De hele zomer heb ik aardbeien geplukt en nu is het grote moment eindelijk daar. De aanschaf van mijn eerste stereo. Als een klein kind zo blij bezoek ik de elektronicawinkel. Ik weet nog niet precies welke stereo ik ga kopen en ben benieuwd wat mijn zorgzaam opgespaarde guldens waard zijn. De keuze is niet zo groot. Mijn budget is klein. Kleiner dan ik had gedroomd. Met mijn handen betast ik de plastic deksels van de pick-up stereo combinaties. Ik voel of ze makkelijk opengaan. Daaraan kan ik de kwaliteit afmeten. Zo tipte mij mijn broer.

Ik kan amper kiezen en bijt op de vleesranden van mijn nagels die nog donkerrood zijn van het aardbeien plukken. Die van tweehonderdvijfenvijftig gulden wordt het. Jaloers werp ik nog een blik op de grote jongens als ik afreken. Wie weet, misschien iets voor de toekomst. Vol trots en heel voorzichtig vervoer ik de doos op mijn bagagedrager, lopend naast mijn fiets. Het geluk straalt van mijn gezicht af.

Thuisgekomen kan ik niet wachten met het aansluiten van mijn eerste pick-up stereo combinatie. Snel plug ik de losse boxen in de stereocombinatie en doe de stekker in het stopcontact. Voor de allereerste keer in mijn nog jonge leven heb ik een grote aankoop gedaan. En nu sta ik op het punt om eindelijk mijn eigen elpees op mijn eigen muziekinstallatie te draaien. Niet langer afhankelijk van de grillen van mijn twee broers. Ik mag nooit muziek draaien op hun stereo's zonder toezicht. Mijn grote zus heeft alleen een kleine radio.

Natuurlijk heb ik allang zelf elpees gekocht. Met grote trots en vol spanning trek ik een van de twee elpees uit de dubbelhoes. Ik kies voor de elpee met mijn favoriete nummer. I don't know how to love him. Gezongen door Maria Magdalena op Jesus Christ Superstar. Pas later lees ik op de beschrijving die in de hoes zit dat de zangeres Yvonne Elliman is. Wat een mooi lied, wat een mooie stem en wat een mooie vrouw. Zucht. Ik word er helemaal wee van en ik voel de tranen in mijn ogen stromen. Voor het eerst ontwaar ik wat muziek kan doen. Muziek die me nog lang bij zal blijven. Me vaak troost zal geven.

Ik zet de hoes terug op de grond. Naast Bob Dylan Greatest hits, de blauwe van de Beatles en Boudewijn de Groot's vijf jaar hits. Elpees die ook in het bezit zijn van mijn broers. Mijn eigen muzieksmaak moet ik nog ontwikkelen. Ik houd de hitparades en de Hitkrant iedere week goed in de gaten en zie uit naar zaterdag. De aanschaf van een nieuw werk. Bij mijn favoriete platenzaak Dom van den Bergh. Een begrip in Venlo. Die van aanstaande zaterdag weet ik al. Eldorado. Electric Light Orchestra. I can't get it out of my head. Of toch Rumours? Fleetwood Mac.

23-08-2016

De architect

Een architect kan een goede editor zijn. Hij ontwerpt niet altijd nieuwe gebouwen maar past ze ook vaak aan. Haalt dingen weg of voegt juist dingen toe. Op papier dan. Uitvoeren doet ie niet. Daarvoor neemt ie een uitvoerder aan. Een aannemer. De aannemer neemt dan vaak weer een onderaannemer aan. En de onderaannemer neemt dan weer uitvoerders aan. Metselaars, timmerlieden, loodgieters, elektriciens. Iedereen aan het werk. Mooi toch. En allemaal voegen ze iets toe of laten iets weg. Eigenlijk zijn het allemaal editors, architecten binnen eigen werkgebied. Wat de architect doet met zijn potlood en pc doen de anderen met hun eigen tool. Meestal handwerk.

En dan heb ik het alleen nog maar gehad over de buitenhuisarchitect. De gebouwentekenaar. De binnenhuisarchitect is al helemaal een editor. Een editor pur sang. Je hebt ze binnencategorie (IKEA) en buitencategorie (ONBETAALBAAR). Kunstenaars in kleur, vorm, materiaal. Toegepaste kunst in inhoud. Niet met inhoud. Nee, nee, in inhoud. Ze vullen ruimtes met vulmiddel. Voor de inhoud moeten we toch bij de echte kunstenaar zijn. Een architect blijft toch beperkt in middelen. Een kunstenaar daarentegen verzint nieuwe middelen. Speelt met kleur, vorm en materie. Vult fysieke inhoud daar niet mee in, maar creëert nieuwe mentale inhoud. Laat het een architect niet horen. Hij zal me lynchen. Maar dat terzijde.

Kom ik tot de slotsom en datgene wat ik eigenlijk wil zeggen, vertellen. Een editor kan ook een goede architect zijn. En dan heb ik het over muziek. Goede muziek. Letterlijk is dat ook in uitvoer gebracht. Met een mooie combinatie instrumenten en een prachtig keelgeluid. Luister maar eens naar The Architect van de Editors.

Pardon, ik zit er helemaal naast. Ik bedoel natuurlijk The Architect van dEUS. Ach, het is ook eigenlijk een kleine God, de architect. Nietwaar? Net als de editor.


Toelichting:
Geschreven naar aanleiding van een idee van Hella Kuipers
Zie ook: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Schrijfveer: Een architect (29-07-2016)

16-08-2016

Piotr Nipkow’s gulden vliesje

Een rondje kan soms vierkant aankomen. Dat ervoer discuswerper Piotr Nipkow tijdens de Agrarische Spelen in Rio de Contas. De regerend wereldkampioen had voor de gelegenheid een bijzondere ECO-discus meegenomen. Zodra deze in de zon werd gelegd groeide er spontaan gras op. Dat kon dan na verloop van tijd, als het gras lang genoeg was, gemaaid worden met een speciaal daarvoor ontwikkeld snoeimes. Piotr noemde dat mes altijd zijn ‘gulden vliesje’. Waarom? Daar is tot op heden nog niemand achter gekomen. Maar wie weet? Misschien ontdekken we het in dit verhaal.
Zou mooi zijn toch?

Het handige van het grasmatje op de discus was de grip. Het voelde comfortabel en zacht aan. Het liefst liet Piotr de discus de hele dag in de zon liggen, totdat het jonge gras wat over de randjes groeide. Dan voelden de randjes van de discus niet zo scherp. Hij hand namelijk best gevoelige handen. Pianohanden. Bovendien had Piotr dan ook meer grip. Een essentiële voorwaarde, bij het tot stand brengen van een goede worp. Naast de wind, een goede conditie en de motivatie uiteraard.

De bezoekers en deelnemers aan de Agrarische Spelen hadden veel belangstelling voor de discus van Piotr. Sponsors en bedrijven zagen ook de potentie van deze bijzondere groeischijf. Aan aandacht ontbrak het Piotr dan ook niet. Daar baalde hij eigenlijk van. Had hij mogelijk toch te veel hooi op zijn vork genomen, door zijn laatste uitvinding zo door te ontwikkelen? Het leidde vreselijk af van het doel waarvoor hij kwam. De eerste discuswedstrijdwinnaar worden van de Agrarische Spelen.

Helaas was Piotr niet zo succesvol in de wedstrijd. Sterker nog, hij bakte er helemaal niets van. Het ergste van alles was dat ie ook nog eens werd uitgelachen. Hard, keihard. Vierkant in zijn gezicht. Waarom? Omdat Piotr de gewoonte had zijn discus toe te zingen. Vlak voordat hij wierp. Nou ja toezingen, het was eerder een gedicht voordragen, toedichten aan het onderwerp van zijn grote liefde. Diep van binnen was Piotr eigenlijk een filosoof. Wijsgerig als de Grieken. Vooral de discus-Grieken.

Een lange weg,
je gaat maar
en je gaat maar,
weg.

Na dit mantragedicht wierp Piotr, voor zijn gevoel en naar zijn idee, de discus altijd als een wervelende tornado het veld in. Maar helaas, nooit ver genoeg. Dat was zijn malheur.

Ja, ja. De rondjes discus kwamen in Rio de Contas eigenlijk wel hard aan. Vierkant hard. Boeren zijn best wel grof. Maar wel eerlijk. Daar is niets van te zeggen. Van gif vrat Piotr na zijn eerste worp de hele grasschijf kaal. De schijf die met een kleine speelgoedtractor naar hem retour was gebracht. Het diende uiteindelijk niet zijn doel, zo had hij zojuist ervaren. Winnaar worden met dat ECO-ding zou hij nooit.

Een schijfspecialist, genaamd Mora Weed, probeerde hem nog te troosten. Te veel gras op een schijf geeft te veel weerstand in de lucht. Aldus Mora. De schijfspecialist was edoch wel geïnteresseerd in Piotr’s nieuwe uitvinding. Het principe ‘cradle to cradle’ stond hoog in het vaandel bij het bedrijf van Mora Weed. Hij moest maar eens komen praten.

Maar dat heeft Piotr uiteindelijk nooit gedaan. De discus in zijn derde worp kwam niet verder dan zijn oren. Hij verloor plotsklaps van schrik het hoofd en hart. Zijn laatste wedstrijd, uiterst slecht beslecht. Te rusten werd hij snel gelegd, uit voorzorg en als gevolg van tropische hitte.

Op een klein kerkhofje in Rio de Contas ligt hij thans begraven, met boven hem een treffende tekst:
‘De wereldkampioen is verslagen, door een stel oranje blagen’

Inzending schrijfwedstrijd augustus 2016 op ColumnX. Thema: Verwerk drie CX Café Klassiekers in 1 stuk. Het stuk moet een geheel vormen, maar het begrip geheel mag in ruime zin worden opgevat. Gekozen voor Six words story, Grafschriften en Gedichten. Inspiratiebron: Piotr Malachowski, discuswerper Olympische Spelen in Rio de Janeiro 2016.

12-08-2016

Stilleven (14): Tiet Chritulaer meets Hoon Termans in Rio de Janeiro

Twee vrienden zitten op een hoge tribune van stadion ‘Largos de Parasol’. Een stadion tijdelijk gebouwd ter gelegenheid van de Olympische Spelen 2016 te Rio de Janeiro. Gelegen aan het halve-maan-vormige strand, in de wijk ‘Prinsesje van de Zee’. Ze zitten de eerste week te evalueren van het vierjaarlijkse sportfeest, dat zo ongeveer een kwart van de wereldbevolking, verdeeld over diverse tijdzones, bij tijd en wijle, aan verschillende beeldtoestellen gekluisterd houdt.

Tiet Chritulaer is van de techniek en Hoon Termans van de poëzie. Beiden disciplines zijn onontbeerlijk voor goede prestaties in de sport. Daar gaat hun discussie over. Discussiëren vinden Tiet en Hoon zo ongeveer het mooiste dat er is. Zeker onder het genot van choco-copacabana-melk en brandbier. Literaire- en technodorst moeten immers gelest, en niet alleen met woorden. Bovendien zijn beiden mannen gewaarschuwd. Op hun leeftijd dient er veel gedronken te worden.

Zonder fiets vaart niemand wel.
Qua techniek is deze stelling best vol te houden, maar met poëzie heeft het weinig van doen. De eerste fietsenstelling is daarmee meteen omver geworpen. Een – nul voor techneut Tiet.

Voornaam in voornaam zegt niets over vooraan.
Qua poëzie is deze stelling ook best vol te houden, maar met techniek heeft het idem dito weinig van doen. De tweede fietsenstelling is daarmee tevens omver geworpen. Stand, op stand, gelijk getrokken dus. Een – een.

Tot zover de gedachtespinsels van twee Limbo’s op zijn Rio’s. Nu hun uitspraken, samengevat in dialoogvorm. Waarbij ik vermeld dat dia’s nooit liegen, maar dat ter zijde. U mag zelf kant kiezen. De dialoogvorm is in een taal (Klukkluks) die allang niet meer in de Amazone gebezigd wordt. Edoch, het is geen indianenverhaal.

Tiet: Neem nu Vanessa Ferrari. Huppelt van de pindakazerige op de houten balk. Floepes floepes mis! Dat meisje niet geschikt voor het wiebele wagenleven.

Hoon: Even denken met de hoofd en dan van de domme houden, het is toch van de gekke! Ik mis haar coach en kleine gedichtjes tussen de voeten.

Tiet: ‘Ja, ja, gossie possie ze vergeten de mij, klap toe de malle mond’. Dat zei ie achteraf. De Italiaanse joker.

Hoon: Mij zijn van de geldloze, en toch kostelijk geamuseerd, haastige spoed, zere voet. Eigen schuld, dikke bult.

Tiet: Mij zijn van de snelle! Ik hou niet van die lastpost meneertjes. Hij had geeneens een trompet die coach. Dan niet blazen hé.

Hoon: Zeepersonen zijn het die Italianen, geen denkhoofden, zoutzeemannen. Verdwaald op de balk.

Tiet: Het leven is van de opschrikbarende. Vanessa Ferrari nog een keer terug op die balk. Niet goed. Weer gevallen.

Hoon: Zijn de koffie al van de bruine, ik heb last van bierbrand. Effe blussen hoor, met mooie woorden.

Tiet: Kijk nou Hoon, driedubbel overgehaalde hamerhaaien zwemmen in zee. Daar, kijk, daar!

Hoon: Ach Tiet, allemaal kermistroep, het is alleen zeer van de akelige voor wie in het water ligt.

Tiet: Mij zijn niet van de bange, mij zijn alleen van de voorzichtige.

Hoon: Een boterham met pindakaas en hagelslag dat vinden mij lekker bij de koffie.

Tiet: Jij zijn van de hebberige.

Hoon: En jij van de aangelaatse! Duizend zeekakkelobessen in een haring ton!

Tiet: Wel vriendelijk blijven Hoon, het zijn maar de Olympische Spelen.

Hoon: En toch zijn gedichtjes en schietgebedjes van het belangrijkst en gewichtheftigs.

Tiet: Nee, nee, de fysiek naast de techniek. Mij hebben een lastige tril-spier in mijn schiet-arm. Daardoor maken de pijlens altijd zo’n rare baan! Mij zijn een flop!

Voordat de discussie uit de hand loopt stopt het hier. De zon schijnt intussen zo hard dat langer op de tribune zitten ondraaglijk wordt. Hoon en Tiet verkassen naar de kroeg. Hoon zet in op mooie namen. Dat is wat de sport zo mooi maakt. Verbintenis in woorden en daden, liefst op oude voetbalschoenen, want wie is nu hier het gekst?

Hoon staat op. Brengt een aubade aan de poëzie der sportnamen. Een ABC van Olympische deelnemers, gekozen uit landen die beginnen met een A, B of C. Jawel alfabetisch gerangschikt op land. Gelieve hardop uit te spreken.

Andranik Karapetyan – Philipine van Aanholt – Michelle Jenneke – Teymur Mammadov – Demetrius Pinder – Edidiong Ofonime Odiong – Mohd Siddikur – Tia-Adana Belle – Loïck Luypaert – Renick James – Yémi Apithy – Flora Duffy – Lenchu Kunzang – Óscar Soliz – Amel Tuka – Nijel Amos – Nenê – Eldred Henry – Jaspar Yu Woon Chai – Ivet Lalova – Hugues Fabrice Zango – Elsie Uwamahoro – Sovijja Pou – Kirsten Sweetland – David Boui – Matias del Solar – Ma Long – Chia-Chia Chuang – Jarlinson Pantano – Soule Soilihi Athoumane – Deo Gracia Ngokaba – Teau Moana McKenzie – Marie Meza – Leuris Pupo – Apóstolos Paréllis

En tot slot, naar willekeur van land, een aantal favorieten van Tiet:

Sergio Llull – Mohammad Tawfiq Bakhshi – Luiza Gega – Abdelhafid Benchabla – Eddie Lovett – Jordan Mageo – Pol Moya – Pedro Pinotes – Daniel Bailey – Juan Martin del Potro – Alja Moestafina – Eytora Thorsdottir – Daria Spiridonova – Ellie Downie – Tabea Alt – Yuki Uchiyama – Oleh Vernyayev – Eleftherios Petrounias – Francisco Barreto Junior – Yoo Won-chul – Ma Long – Chad le Clos – Callum Skinner – Islam El Shehaby

What’s in the name!

09-08-2016

Apenstreken op Ibiza

Ik heb wahaanzinnig genoten met wat harige soortgenoten van een dagje languit liggen op het gouden strand in Ibiza. De zon scheen zoals ie nog nooit geschenen had en de zandvlooien hadden gelukkig een rustdag. Helaas stonken de half vergane kwallen in de branding wel een uur in de wind. Het deed ons besluiten om het maar weer eens wat hogerop te gaan zoeken, zeker ook omdat Thomas zijn broek vol had van paprikachips. Zijn buik klotste terwijl hij onderweg een aanloop nam voor een flinke sprong op het drillende vlees van een afgedwaalde rottende kwal.

Wat Thomas niet wist was dat de kwal nog leefde, rottend weliswaar, maar bij leven en vreselijk stinkend uit zijn bek. De kwal zette zijn stekel al verontwaardigd klaar. Waarom moest zo’n jong hem op een delicaat moment bespringen? Net op tijd zag Thomas kwal’s gevaarlijke vlaggenmast en draaide snel zijn harige rug richting stekel om zich eens goed te laten krabben. De overdadig behaarde rug verdiende een goede kambeurt. Wat beter dan de stekelige stekel van een kwal te gebruiken?
Dylan en ik wisten genoeg, dit ging lang duren, dus besloten we van de gelegenheid gebruik te maken; ook wij waren wel toe aan een flinke vlooibeurt. Al die harige ruggen, het werd de arme kwal jammer genoeg wat te veel. Hij spatte dan ook met een gigantische knal uit elkaar.

‘Thomas, Dylan, tijd om te gaan, waar gaan we naartoe, hebben jullie een idee, ik wil wel naar het casino!?’

‘Jaah, goed plan. Maar hoe komen we aan geld? Het statiegeld op de flessen levert vast niet voldoende op,’ sprak Thomas bezorgd.

‘We gaan wel naar een bank, overvalletje doen, verkleden hoeft niet zo, ha, ha!’ Ik lachte om mijn eigen ingeving.

Dylan bonkte met zijn beide knuisten op zijn stoere borst. Het testosterongehalte steeg met de minuut. Misschien kwamen we nog een hitsige chick tegen. Thomas, met de langste haren, zou het woord voeren, in dichtvorm, want dat maakte indruk en had grote impact op de ontvanger, de bankemployee in dit geval. En ik zou op de uitkijk wachten, met onder elke oksel een overrijpe banaan.

‘Dag meneer Bank, graag de kassa! Nee, geen dank! Biljetten hier in de tassa ja!’ De bankemployee viel bijna van zijn stoel.

‘Grote stapels man, schiet op pennenlikker, komt er nog wat van?’

Dylan tikte Thomas op de schouder: ‘Dat rijmt niet man, dat komt niet binnen!’

‘Ik ben niet zo’n beste pikker, een beetje hangen in de mat vind ik mans zat.’

Thomas was duidelijk de kluts kwijt, het rijmen ging hem niet meer zo goed af, waardoor Dylan maar een ding kon doen, bankbiljetten en biezen pakken en wegwezen, richting casino. Hop, hop, hop. We vluchtten in een Vespacar en slipten de bocht om. Het casino was gelukkig dicht in de buurt.

‘Of de heren zich kunnen legitimeren?’, vroeg een droogkloot van een portier aan de deur. Hij wierp een afkeurende blik op de harige poten van het zootje ongeregeld dat voor hem stond.

‘Natuurlijk!’, riepen we in koor en duwden gedrieën tegelijk onze buiknavel naar voren, ‘van ons mam!’

De buiken waren rond en ook was er flinke borstvorming zichtbaar bij Dylan, de stevigste van ons drie.

‘Vooruit dan maar, het is dat jullie zo aandringen, ik zie de legitimatie voor deze ene keer door de vingers!’ sprak de portier nasaal, zijn neus stevig dichtgeknepen.

Als drie dolle kokosnoten stortten Dylan, Thomas en ik ons in het feestgedruis, waarbij we eerst ons geluk beproefden op de blackjacktafel. Thomas sprong meteen op tafel, hij liet zich dit mooie podium niet ontgaan, ging helemaal los op het groene vilt en zong uit volle borst:
‘And throw your hands up in the air!’

Alle kaarten en munten vlogen in het rond, de croupier trok wanhopig aan een harig been. Onze Thomas beschouwde het blijkbaar als een uitnodiging en slingerde het meisje in uniform, midden op de tafel, voor een aardig stukje breakdance. Ik was behoorlijk onder de indruk van zijn moves.

Het beduusde meiske wankelde wat op de hoge tafel terwijl Thomas haar stevig tegen zich aantrok. De rechterhak van haar muiltje brak af en ze verloor het evenwicht. Het sprookje was onmiddellijk over, de casinobaas gooide ons naar buiten, wat een afknapper.

Wat nu te doen, wij aapjes werden niet snel moe. Daar reed een ons zeer bekende kar, we moesten vluchten voordat ze ons zouden snappen. Getsie, het was Glutus Zanikhaar, de oppasser, met een … met een … (‘rennen … rennen jongens’, riep ik nog tevergeefs) … vlijmscherpe antislappelachslaapspeer, en een ding wisten we zeker, die Glutus die ging schieten, zeker weten, drie keer.

Maar ja, mijn broertjes aap, eigenwijs als altijd, lieten zich door mij niets vertellen, en dat was het einde van onze strooptocht. Een waar genoegen.

Apiloog:
Aldus eindigden Bob, Dylan en Thomas na een mooie dag in Zoo ‘El Mono Alegre’ in het kleine dorpje Santa Gertrudis de Fruitera te Ibiza; daar waar ze nooit vandaan kwamen. Ze hoorden, keken en zwegen nog lang en gelukkig.

Co-column geschreven door NicoleS en Mien

Afhankelijk durven zijn

Daar hang ik aan een touwtje. En het enige dat ik nog kan denken: ‘Breek niet!’ Het zou verschrikkelijk zijn. Ik zou in een diepe afgrond storten. Onmetelijk, met onderweg tijd om na te denken. Heel lang na te denken. Want zo diep is de afgrond. Alles zou dan weer voorbij komen. In vogelvlucht. Onophoudelijk. Gelijk die van een gierzwaluw. Alleen maar stoppen voor het nageslacht. En dat wil ik niet. Dat is het laatste wat ik wil.

“Hou vast, hou vast!” Roep ik over mijn schouder naar boven. Zonder mijn nek te forceren kijk ik ook schuin omhoog. Ik word de blik gewaar van mijn vriendin. Die staat op panisch. Zou ze me kunnen houden? Dat is de grote vraag.

“Zet je hakken achter de richel en ga plat liggen. Wacht tot er hulp komt. Ik heb mijn mobiel binnen bereik!”

Ik graai, zonder al te veel te bungelen in mijn rechter borstzak en haal mijn GSM tevoorschijn. Bel de Zwitserse 112 en vraag om een helikopter. Of ik weet hoe de berg heet?

“Eiger!” Schreeuw ik in de microfoon van mijn telefoon. “Nordwand!”

Het blijft even stil aan de andere kant.

“Ehhh … daar doen wij niet aan meneer, veel te gevaarlijk!”

Ik hang perplex en weet even niet wat te zeggen. Hoe is dit mogelijk? Niets zeggen tegen mijn vriendin. Dan is het einde zoek.

“Wat moet ik dan doen?” Fluister ik.

“Bidden, meneer, heel hard bidden. Succes!”

Ik probeer wat ‘Weesgegroetjes’ uit. Ja, dag. Het helpt voor geen meter.

“Ik hou het niet meer!” Klinkt het van boven.

Het enige dat ik kan denken: ‘Laat maar gaan, afhankelijk zijn valt me veel te zwaar.’

Dan voel ik ineens een ruk in mijn kraag. Langzaam word ik omhoog getrokken. Uit een diep dal.

Toelichting:
Geschreven naar aanleiding van een idee van Hella Kuipers
Zie ook: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Schrijfveer: Afhankelijk durven zijn (25-07-2016)

04-08-2016

Steenverliefd

Ik ben verliefd, werkelijk waar. En niet zomaar op de eerste de beste en ook niet voor het eerst. Nee, ik ben oprecht verliefd op een steen. Sterker nog een steen van steen. Zijn er dan stenen niet van steen? Jazeker, er bestaan stenen niet van steen. Maar daar ga ik niet over uitweiden. Mijn steen was doodgewoon, keihard van steen. En daar houd ik van. Puur.

De steen waarop ik verliefd ben geworden, steenverliefd, lag in een wei. Een steenwei? Nee, dat zou te flauw zijn geweest. Een graswei was het. Met gifgroen gras. We hadden onmiddellijk contact de steen en ik. Prachtig was zij van vorm. Zij? Ja, zij. Ik ben geen homo.

Nu gaat het er even om hoe u de vorige zin leest. Voor de wat wazige lezers onder ons, er staat geen uitroepteken achter de zin. Hij kan dus zonder uitroepteken gelezen worden. Sterker nog, moet! Want zonder uitroepteken is het een gewone, neutrale zin zonder vooroordeel. Lezen in vooroordelen doe ik niet graag. Zo ook in schrijven niet. Punt. De steen is een zij, geen hij.

Terug naar de steen. Zij zag er schattig uit en het moet gezegd, ik was meteen verliefd. Op het eerste gezicht. Best moeilijk weliswaar want het viel niet mee om haar gezicht te detecteren. Wat een afschuwelijk woord in een mogelijk romantisch verhaal, detecteren. Zij was toch geen bom? Hoewel? Er zijn bommen die vrij sexy kunnen zijn. Maar daarvan was hier geen sprake. Zij was gewoon mooi en vriendelijk. Heel vriendelijk.

Ik viel op haar spitse neusje en op de kleine zachte bolletjes naast haar neus. Bolletjes van ogen. Ze twinkelden in de prille ochtendzon. Zo, dat is dan ook meteen duidelijk. Het was ochtend. Meestal word ik verliefd in de ochtend. Dan ben ik nog niet helemaal wakker en minder waakzaam. En dan gebeuren dingen vanzelf, zijn emoties onbeteugeld.

Emoties? Maar verliefdheid is toch geen emotie? Nee, het is een staat van zijn. Een staat van zijn die je overvalt. Een zijn die ervoor zorgt dat je even niet meer weet waar je bent. Let wel even op, zijn en bennen zijn twee totaal verschillende dingen. Het is maar dat u het weet. Ik ben verliefd, op het zijn van een steen. Mooi toch! Ik had zelfs vlinders in mijn buik.

Daar was ik dan, totaal verliefd op een mooie steen in een gifgroene wei. Wij waren meteen gelukkig. Waren? Zijn. Want ik ben het nog steeds. Ik heb haar mee naar huis genomen. Wat dacht u dan? Zo'n steen laat je niet snel liggen. Thuis werd ik nog meer verliefd op de mooie steen. Ik verklaarde haar dan ook onmiddellijk mijn liefde.

Nu staat ze te shinen op mijn nachtkastje. En morgen. Morgen ga ik weer met haar verder. Niets mooier dan voortgang in de liefde. Het verlangen, het zijn, het bennen. Voor de zekerheid neem ik nog wel een pilletje. Vlak voor het slapen gaan. De bijzondere liefde ligt me namelijk wat zwaar op de maag.

01-08-2016

Sgerat en inslag 3 (Boy Plukharos)

Relaxed zit Boy Plukharos achter zijn notenhouten bureau. Achterover geleund in een kalfslederen stoel met de benen nonchalant op zijn bureau. De gelakte krokodillenleren schoenen steken loodrecht naar het plafond omhoog. Af en toe lacht ie hardop. Zijn kamerheer schrikt er telkens een beetje van. Die snapt het echt niet. Eigenlijk zou Minister Plukharos beter zijn administratie moeten doen. Er ligt een grote stapel Burgerregistratieformulieren op het bureau. Klaar om nagekeken te worden.

Boy prefereert echter lezen uit het op zijn knieën opengeslagen stripboek: Klukkluk en Pipo de Clown, op jacht naar eeuwige roem. Het schijnt nogal een humorvolle strip te zijn. Als hij even niet leest zit hij op zijn mobiele telefoon. Twitter, Facebook, Het Riool en Onmiddellijk.nl. Plukharos is een allesvreter. De kamerheer ziet in zijn werkgever een soort Rupsje Nooitgenoeg, het hongerige rupsje uit een ander kinderboek.

Ook de televisie staat dag en nacht aan. Zonder onderbreking wordt het nieuws herhaald. Het lijkt wel een dwangneurose. De Donald Duck is een graag gelezen weekblad bij de baas. Voor de broodnodige ontspanning, zegt hij dan. De kamerheer moet er schamper om lachen. Want er wordt nauwelijks werk gedaan. Laatst had Plukharos een vriendinnetje. Met zijn oor aan de deur stond de kamerheer uren de wacht te houden. Is dat werken? Schandalig.

Na een nadrukkelijk ‘hummetje’ van de kamerheer trekt Boy met veel tegenzin het bovenste Burgerregistratieformulier naar zich toe.
‘Sgerat Omniboes’ staat bovenaan het formulier geschreven. Oemniboes, Oemniboes … Maar die naam kent Boy. Is dat niet … Verrek ja. De man van Granika. Dat lekkere ding dat hij vorige maand nog stevig onder handen had genomen. Het kwijl loopt Boy weer in de mond.

‘Beroep: Taxichauffeur’, leest Boy verder. ‘Aanvraag voor permanent verblijf.’ Heel even twijfelt Boy. Stapeltje links of stapeltje rechts? In of uit? Maar Boy kan niet kiezen en haalt een oude zilveren rijksdaalder uit de lade. Kop of munt? Kop voor Sgerat in. Munt voor Sgerat uit.

Oh nee, het kop en munt verhaal. Afkeurend kijkt de kamerheer toe hoe Plukharos de daalder hoog de lucht in werpt. Met een zachte plof landt hij op het harde tapijt. Reikhalzend staart de kamerheer naar de uitkomst. Hij kent de methodes van de baas wel.
Shit, kop! Haastig kijkt Boy van links naar rechts, dan draait hij de daalder stiekem naar munt. Dat is vals, meent de kamerheer en hij nadert de valsspeler met rappe schreden.

‘Dat u dit spelletje speelt is toch al dubieus, maar als u dan een uitslag heeft dient u die wel te accepteren. Draai hem om!’
Dreigend staart hij naar de doortrapte Boy. Die heeft geen keus en kleurt het vakje ‘In’ rood.
‘In de envelop!’ commandeert de kamerheer.
‘Oké, oké!’
Met een kwade blik trekt Boy het stripboek weer naar zich toe. Voor vandaag genoeg gedaan.

Zodra de kamerheer de ruimte verlaat trekt Boy vliegensvlug de envelop naar zich toe. Hij knipt vakkundig een klein vierkantje uit een A4 en plakt het zorgvuldig over het vakje ‘In’. Snel naar de kopieermachine. Nieuw rood kruisje in vakje ‘Uit’ en klaar is Kees … Boy. Geen kind die er naar kraait. Dat is wat Boy denkt.

Een maand later zit hij nietsvermoedend te lezen in een nieuw stripverhaal, als er plots drie keer hard op zijn deur wordt gebonkt. Vreemd.
Een verwilderd ogende man aan de deur. Maar wat wil hij in godsnaam. Gestotter en gestamel. Een zweterig uitziend figuur, gehuld in een ranzig shirt. Jakkes, daar moet Plukharos toch niets van hebben. De ogen draaien vreemd in de kassen.
‘Wat wenst u?’ buldert Boy.

Als hij naar de man kijkt moet hij zomaar denken aan zijn lievelingsstripfiguur Klukkluk. Zonder veer. Is hij malende? De artsen hadden hem voorzichtig meegedeeld dat de medicijnen tegen een droplul vreemde bijwerkingen zouden opleveren. Maar of hallucineren er één van is?
‘Ik heb geen tijd voor deze onzin. Jij idiote Klukkluk zonder veer!’
De man doet, uit zijn evenwicht gebracht, een pas naar voren en dan naar achteren. Hij trekt verbeten aan een rood touwtje, zonder resultaat. Is dit allemaal echt? Of is hij zijn verstand soms verloren?

Razendsnel schat Boy het vreemde gedrag van de man in. Bij twijfel altijd overbluffen.
‘Wat doet u nu? Eh… is dat een nepbom?’
Nu begint Boy toch heel even te twijfelen.
‘…Van meneer Rustigs toch zeker?’
Een enorme knal volgt. Confetti vliegt door de lucht. Heel even waant Boy zich dood. En nee, nee, … daar verschijnt ook nog Granika achter Sgerat. Het is niet waar?!

De kamerheer komt toegeschoten, overziet de situatie en begint keihard te lachen. Dat hij dit nog mag meemaken tijdens zijn meer dan vijftigjarige loopbaan. Granika begint ook te lachen. Het is best een komisch gezicht. Bullebak Plukharos met confetti in zijn dunne haar. En dan die blik van hem. Als blikken konden doden. Hij bibbert als een juffershondje, die stoere Boy. De kamerheer staat er schuddebuikend bij en neemt snel zijn mobiel ter hand. Deze situatie is te koddig om te laten lopen.

Hij drukt op camera en is nog net op tijd om de liefdesverklaring van Granika vast te leggen. Hij heeft nog een mannetje bij de pers die hier graag van op de hoogte gesteld wil worden. Genietend wrijft hij zich met zijn vrije hand over de maag. Dit wordt een groot schandaal! De ogen glimmen als die van een kwaadaardige kobold. Eindelijk vrij van die foute Boy Plukharos.
En terwijl Boy zichzelf schaapachtig lachend feliciteert met het overleven van een nep-aanslag, worden de kranten van de volgende dag al gedrukt.
De rijksdaalder is eindelijk op munt gevallen bij de juiste persoon.

Co-thriller geschreven door NicoleS en Mien

Zie ook:
Sgerat en inslag 1 (Het verhaal van Sgerat)
Sgerat en inslag 2 (Granika) (Het verhaal van Granika)

Grafschrift zonder woorden

Veel te veel is niet goed. Schrijver zit met handen in haar. Hij heeft al zoveel woorden geschrapt. Met rode pen door tekst gegaan. Grote moeite met zeer kort verhaal. Dat baarde nog de meeste zorgen. In zo weinig woorden alles vertellen. Dat lukte zelfs Willem Schraper niet. Vijftien jaar al was hij schrijver. Begonnen als ‘lik me het vestje’. Maar nu eindelijk ‘in driedelig kostuum’.

Iedereen was over hem heen gevallen. ‘Kill your darlings!’, riep de lezerscrowd. Moord en brand, als wilde kraaien. Maar aan toegeven deed Willem niet. Totdat hij besloot te gaan dichten. In gedichten werkten lange zinnen niet. Bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden warden weggepoetst. Nader tot zijn lezers kwam hij. In aanvang waren de gedichten taai. Zware kost om zomaar te verteren.

Jan had niet het eeuwige leven
Slechts 65 jaar was hem gegeven

Zolang vangen was een hele kunst
Sardientjes, paling, mosselen verleenden gunst

Verstrikt raakte hij in eigen netten
Maakte met laatste adem korte metten

Vissen doet onze Jan niet meer
Wel nog happen, keer op keer

Hij mist steeds haak en loodje
En hagelslag op zijn witte broodje

Ook Truus kan maar amper wennen
Zonder Jan door het leven rennen

Een kleine aquarium biedt wat troost
Iedere dag brengt Truus een toast

Op Jan, zittend op een eiland
In het midden, op de kant

Zuidwester op zijn kleine gipsen hoofd
Hengeltje in zijn hand, wat verdoofd

De vissen zwemmen rond hem heen
Best liefelijk, maar eigenlijk ook gemeen

Iedere dag mist Truus haar Jan
Vijf aardappels minder in de pan.

Eerste poging van een jonge dichter. Stelt hij zijn publiek nu gerust? Met zinnen onopgepoetst, zonder rijke woorden? Of is het triestigheid die regeert? Willem zal het nooit niet weten. Willem wil het nooit niet weten. Hij schrijft gewoon omdat het moet. Iets zit hem achter de veren. Het geeft zwaar gemoed, amper geduld.

De woorden die in hem zweven. Ze moeten vroeg of laat eruit. Aan tafel, zelfs op het toilet. De woorden, ze dringen en pushen. Vragen om blauwe, rode, zwarte inkt. Ach lieve Willem, laat ons leven? Je bent het aan jezelf verplicht. Nog nooit hebben wij jou doodgezwegen.

Maar helaas, zelfs woorden raken op. Niets staat op het bord geschreven. Een kuil met berg er bovenop. Dat is wat van Willem rest. Niemand weet hem nog te vinden. Uitgezonderd eigen teksten, woorden en geschriften.

Inzending schrijfwedstrijd augustus 2016 op ColumnX. Thema: Verwerk drie CX Café Klassiekers in 1 stuk. Het stuk moet een geheel vormen, maar het begrip geheel mag in ruime zin worden opgevat. Gekozen voor Six words story, Grafschriften en Gedichten.