31-08-2016

Schrijfveren Augustus 2016

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Niet veel soeps (01-08-2016)

Op de menukaart die voor me ligt staat een menu geschreven met meerdere opties. Nieuwsgierig laat ik mijn oog erover heen gaan. Lastig want het staat geschreven in Duits. Sommige dingen kan ik plaatsen. Anderen dan weer niet. Een woord valt me in het bijzonder op. Kaltschale. Het alternatief voor Suppe, naar later blijkt. Ik moet onwillekeurig meteen aan Kaltstellen denken en ga voor de soep. Mijn vrouw, meer avontuurlijk dan ik, kiest voor Kaltschale.

Ze krijgt een wit kommetje voorgeschoteld met een vuurrode vloeistof. Is het saus, is het gelei? En waaruit bestaat deze bijzonder gladde substantie. Mijn vrouw neemt een hapje en trekt een zuur gezicht. Of is het zoet? Mierenzoet. Het blijkt een koude soep te zijn gemaakt van geplette aardbeien, waar de pitjes zijn uitgehaald. Voor het zicht? Of omdat ze geen andere bereiding konden verzinnen? Het smaakt van geen meter. Ook niet als ik proef. Bah.

Navraag helpt. Een vermoeden komt uit. De menukaart bevat namelijk allemaal alternatieve gerechten voor vegetariërs. Zo ook de soep. Die steevast in Oostenrijk getrokken is uit beestenbouillon. Het meest logisch blijkt dan een koud vruchten-, groente- of fruitsoepje. Later in de week komen ook nog een net zo rode bietensoep langs en een druivenpapje. Bah, bah, bah. Ik ben geen vegetariër maar zal het op deze manier ook nooit worden. De rest van de gerechten blijken echter wel vegetariërwaardig. Maar vegasoep is not done.

De hoofdbedienster excuseert zich voor de armoedige keuze. We hebben gevraagd of Kaltschale een gekend gerecht is in Oostenrijk. Sommige landen kennen de merkwaardigste gerechten en tradities. Ook wel Knoedel genoemd. Ha, ha. Maar ze stelt ons gerust. Nee, Oostenrijkers eten nooit Kaltschale, maar omdat het agentschap van het boekingskantoor er specifiek om had gevraagd voor haar klanten, heeft het hotelmanagement, lees de chef-kok, voor deze keuze gekozen. Ik zeg. Kaltstellen die Kaltschalen. Bah.


Aarden (03-08-2016)

Ik zuig mijn longen vol met lucht. Met dichtgeknepen stemspleet. Ik hoor mezelf gorgelen, wat er niet toe bijdraagt dat ik onmiddellijk aard. Dat schijnt ook niet een, twee, drie te lukken. Het vraagt wel even oefening. Ook mijn buik zie ik niet de gewenste uitslag maken. Dat kan ook niet want ik hou mijn adem in. Dat moet. Net zoveel tellen als dat ik zojuist adem heb ingeademd. Maar daar zit nu net de crux. Door mijn focus op de bijzondere vorm van ademhaling, ben ik de tel kwijtgeraakt. Was het nu tien of elf tellen? Ik weet het niet meer.

Het komt niet zo nauw. Aldus de yogalerares. Maar dat moet je nu net niet tegen een maagd zeggen. Dubbelmaagd. Nou die raken in de frut hoor, als de tel kwijt raakt. Ze bewegen hemel en aarde om het goed te doen. En dat moet nu net niet. Ontspannen, relaxed, het komt niet op een of twee tellen. Ja, ho nou. Het ademhalen zou juist moeten helpen bij het aarden. Nou, mooi niet. Gefrustreerd kijk ik om mij heen. Naast me lijkt iedereen in trance te verkeren. Grommend in trance. Dat wel. Ik niet. Ik baal.

Eerst laat ik de lucht nog maar eens ontsnappen. Met een flinke stoot. Want dat schijnt te helpen bij het volledig leeggooien van de longen. Nog even een naproest en ik ben er klaar voor. Voor een nieuwe luchtschep. Dit keer besluit ik de juiste volgorde aan te houden. Moet kunnen. Eerst via de buik, dan langzaam naar de flanken om uiteindelijk via de hoge borst hoog naar de achterkant van mijn oogleden in te ademen. Ja, ja, het kan, het bestaat. Met dichtgeknepen stemspleet. Ja, ja. En het lukt. Het lukt. Ik zie wel scheel en kan amper de adem inhouden. De tel ben ik weer kwijtgeraakt. Maar wat kan het bommen. Ik voel de warme adem van de yogalerares in mijn nek. Ze staat vlak achter me. 'Goed zo!' ... fluistert ze zacht. Mijn dag kan niet meer stuk. Compleet geaard. Stokstijf sta ik stil in het moment.


Gezond egoïsme (05-08-2016)

Jij vindt dat ik een egoïst ben. Ik vind dat ongezond. Alles wat jij vindt overigens. Het is maar dat jij dat weet. Jij die nooit eens voor jezelf durft op te komen. Die altijd een mening heeft over anderen. Vloekt en tiert omdat de maatschappij niet deugt. Jij misbaksel. Geen enkele eigen verantwoordelijkheid neem je. En je neemt anderen de maat. Ongelooflijk maar waar. Ze zouden jou eens een paar dagen, wat zeg ik, een paar maanden moeten opsluiten, alleen met jezelf. Op een eiland. Een selfsupporting eiland. Dat zal je leren. Alleen maar aan andere denken. Aan en over. Heb je dan helemaal geen greintje respect voor jezelf? Wat jezelf denkt, voelt, vindt? Dat valt niet mee hè, voor jezelf denken?

Gelukkig heb je nog je papa en mama en mij. Kun je toch nog ergens een ik van maken. Ja jij ja die alleen maar aan anderen denkt. Hoe durf je? Aan en voor anderen te denken. It never makes the world go round. Vooruitgang begint niet bij jou maar bij mij. Bij ik. Voor jou ben ik dan misschien je ik. Maar veel liever heb ik dat ik niet langer jou hoef aan te sturen. Een beetje helpen, vooruit, dat kan natuurlijk geen kwaad. Maar toch. Jij zult het als ik uiteindelijk zelf moeten doen. Want als niemand er meer is ben je immers op jezelf aangewezen, op een ik. Nee, een egoïst ben je helaas niet. Heel ongezond. Je bent een ontiegelijke jij-ist. Wordt toch eens wakker!


De wind waait november (07-08-2016)

Zo begint het gedicht van Piet Boermans. De wind waait november. Niet zomaar een gedicht. Nee, een gedicht voor een speciale gelegenheid, en zijn eerste. Een debuut ja. Schrijf iets over wind is de opdracht.

Piet weet het meteen. Poëet als Piet is. Maar een gedicht schrijven heeft hij nog nooit gedaan. Gewoon beginnen dan maar. De wind waait november. En doet geen deuren dicht. Rijmen hoeft niet. Bende gek. Nergens voor nodig. Echte poëten rijmen niet. Die gebruiken fluweelachtige zinnen. Maken van iets niets. Zonder speelfouten. Dichten is geen spelletje. Het is serieuze business.

De wind waait in november. De schop staat open. De schop ja, niet de schuur. Het uur luidt u. Waar o waar, zijt gij? Lieve spade. Ik dram u de grond in. Gewoon omdat het kan. De hark weet van niets. Hork. De wind waait in november. Alsof Piet dat niet weet. De deur slaat dicht. De hork vat vlam. Armoedig is de liefde. Schrijven is geen kattenpis.

Het tweede couplet laat op zich wachten. Couplet, couplet. Er hoeft toch geen couplet aan te pas te komen bij het dichten? Het is geen lied. Maar wel hetzelfde. De dichter, de poëet, weet even niet waar te kijken. Toch maar gewoon een verhaaltje schrijven? Nee, dat is Piet's eer te na. Liever voorspelt hij weer. Niet per se in november.


Onder water (09-08-2016)

Dat is lang geleden. Dat ik onder water geschreven heb. In Word Perfect, als ik me goed herinner. Toen het leven op de computer nog eenvoudig was. Overzichtelijk en heel erg DOS. Nu doe ik het weer. Onder water schrijven. Het scherm waarin ik de tekst digitaal type is zo klein dat ik goed moet nadenken, korte zinnen gebruiken en voortdurend scrollen om enigzins overzicht te houden en controle op de voortgang. Ik ben thans ook op een leeftijd dat mijn korte termijn geheugen niet meer in een klein hokje past. Amper een halve minuut standhoudt. En laten we elkaar geen watje noemen. Om een goede tekst te produceren moet men vaker dan een keer een halve minuut nadenken. Natuurlijk is er altijd wel een escape. Maar dan nog. Een goede tekst verdient aandacht, contemplatie en tijd. Voldoende tijd.

Mijn escape vandaag is het feit dat ik nu bezig ben met een schrijfveer. Dan mag het. Sterker, dan moet het. Doorschrijven zonder stil te staan. De woorden, zinnen laten vloeien, bij voorkeur associatief. Ik zou niet eens weten hoe dat anders moet. Dissociatief? Als je iemand of iets wil dissen? Het tegenovergestelde van associatief? Opeenvolgend, rechtlijnig, constructief? Ik zou het niet weten. Hoeft ook niet. Ik weet nu al niet meer wat ik zojuist geschreven heb. En dat voelt heerlijk. Het voelt als onderwater zwemmen. Met een waas voor ogen en dempend geluid. Alles klinkt wollig onder water. En het leuke is. Je weet vaak niet waar je uitkomt, waar je naartoe zwemt. En dan begint de adem te stokken. Nog geen wal in zicht. En je wil volhouden. Het hele stuk onder water zwemmen. Zo gaat dat ook met schrijven. Waar en wanneer is het af. De adem stokt. De laatste woorden. Nee, ja. Af.

Volgens mij heb ik nog vijf minuten om te schrijven. Vijftien minuten associëren, heerlijk. Dat is eigenlijk best lang. Zeker onderwater. Vier regels van mijn stuk kan ik terug lezen. Niet de minste, maar ik kan beter, meer vooral. Ik kan natuurlijk ook gewoon ophouden met schrijven. Gewoon omdat het kan. Dan blijf ik nog effe onder water zonder woorden. Dat is helemaal een mooie wereld. Lekker letterlijk uitglijden in het water. Alles vergeten. Letters, woorden, zinnen. Alleen maar zijn. Onder water.


Omringd door meeuwen (11-08-2016)

De boot vaart naar Texel. Een heilige boot. Een veerboot. Omringd door meeuwen. De hele boot ligt vol met meeuwenveren. Witte, grijze, witgrijze veren. Helemaal onder gescheten zijn de veren. De meeuwen maken geen onderscheid. Niet tussen mens, boot of veer. Vele veren hebben ze gelaten. De vogels ogen kaal en hongerig. Waarom het een heilig boot is is mij nog niet geheel duidelijk. Aan de boot is niets heiligs te zien. Tenminste niet vanaf de wal en de reling. Vanuit de lucht misschien?

Ja, dat is het. Meeuwen komen niet voor in godsgeschriften, duiven daarentegen wel. Vooral witte. Vredesduiven. Nou die worden hier node gemist. De meeuwen schijten werkelijk alles onder. Het lijkt wel oorlog. Wat een troep. Doen duiven dat dan niet? Alles onder schijten? Ja, maar wel veel minder. Een flats van een meeuw is niet te vergelijken met eentje van een duif. Daarom houd ik mijn mond altijd dicht op een boot. Geen trek in weeïge meeuwenoesters.

Maar dat heilig zit me nog steeds niet lekker. Of wacht? Vanuit de lucht gezien vormen de krijsende hongerige beesten waarachtig een groot witgrijs aureool boven de boot. Zou dat het heilig maken? Ik kan geen andere, betere verklaring vinden. Dat ze de veerboot eerder ontheiligen dat mag duidelijk zijn. Een boot vol vieze veren. Onder gescheten. Bah. Ze kijken ook helemaal niet vredig die meeuwen.

Duiven doen dat wel. Al eens een duif en een meeuw diep in de ogen gekeken? De onschuldige kraaloogjes van de duif die voortdurend lijken te zeggen, heb me lief ik ben onschuldig en onnozel? Dit voortdurend bevestigend door ja te knikken. Nee, dan toch liever de meeuw. Die met boze blik, verontwaardigd, maar ook uitdagend en met de nodige lef je brutaal aanstaart. Hier die frites. De hebberd. Het is geen vredige blik maar een vreterige. Niks heilige boot. Niks heilige vogel. Schijnheilig. Hij wil alleen maar eten en schijten. Schijtheilig. Want hij vliegt daarna meteen weer weg. Alsof er niets aan de hand is. Dat ie toch gauw opzout. Met zijn meeuwenfratsen.


Onbelemmerd licht (13-08-2016)

Wat heerlijk is het toch om onbelemmerd licht te zijn. Zeker in de huidige maatschappij, waar vet zwaar de tendens is. Obesitas totalis. Magere Hein lacht in zijn iele vuistje. De grafkistenverkoper ook. Kisten extra large leveren veel meer op. De winstmarge is veel groter. Met zwaar vet ben je mooi de sjaak. Je leeft over het algemeen korter en je zweet ook veel meer.

Onbelemmerd licht, dan ben je vrij en veel beter af. Zo ook bij de Olympische Spelen die momenteel spelen. Lichtgewichten en vlieggewichten scoren aan de lopende band. Lopend poepen doen ze ook. Dat komt door al die vermageringspilletjes. Anorexia latentis is het gevolg. En toch, ik vind ze schattig, al die minimeisjes. Al die elastieken turnpoppetjes. Je zou ze zo mee naar huis willen nemen. Over je knie op de buik leggen en dan een boertje laten doen. Zo schattig zijn ze. Maar ook best eng. Zij het wel echte mensjes? Hoe zijn ze in hemelsnaam de jeugd doorgekomen? Groot gebracht met strekkingsoefeningen en bambixkrachtvoer.

De judoka's en roeiers hebben er nog het meeste moeite mee. Om binnen de gewichtsklasse te blijven, eten ze vaak niet. Een grote inspanning leveren op een lege maag dat moet toch pijnlijk zijn? En hoe werkt dat bij de zwaargewichten? Eten zij zich stijf met pasta en enorme biefstukken. Dan laat je tijdens de strijd toch flinke scheten lijkt me. Als superworstelaar van pakweg 120 kilo zou ik me helemaal stijf eten aan knoflook. Kom maar op. Ik lust je rauw. Mocht ik zo'n tegenstander tegenkomen dan zou ik heel hard wegrennen. Achter mijn neusvleugels aan. Want die zijn er sowieso van tussen.


Op straat spelen (!5-08-2016)

Ik bind de lange veters van mijn rolschaatsen vast, zittend op de stoep. Het is weer zo'n mooie dag waarop alles bij elkaar komt. De vrienden en ik. We hebben er weer zin in. De wedstrijd van gisteren ligt ons nog vers in het geheugen. De halve finale wordt zo meteen nagespeeld. Minuut voor minuut. Met naam en toenaam. Maar wel met een andere uitslag.

Vandaag ben ik Ties en Bert is Paul. We spelen tegen de Duitsers, wie anders? De straat bakenen we met stoepkrijt af. We zoeken het egaalste stuk uit. Enige voorwaarde, het stuk moet twee straatputten bevatten, tegenover elkaar liggend. Toevallig is dat zo, in onze straat.
We zijn onze eigen scheidsrechter. Dat is maar goed ook.

De Duitsers werken mee. Ben even kwijt hoe ze ook al weer heetten. Ze moeten wel een naam hebben. Heinz en Fritz maken we ervan. De eindstand is bekend. Wij winnen met 3 - 0. Maar dat even terzijde. Natuurlijk gaan we volop in de strijd. We pakken onze sticks, die aan de krul tot een à twee centimeter zijn afgesleten. Nu nog een goede platte steen die niet te groot is. Gelukkig bestaat ons mini-achtertuintje uit grint. De wedstrijd kan beginnen. Uiteraard hebben we de rolschaatshockeyspelregels aangepast aan onze eigen norm. Platte en bolle kant van hockeystick mogen beiden gebruikt worden. Er zit sowieso geen puntje meer aan de krul.

De eerste steen vliegt in de put. Ik scoor als Ties. Hard, heel hard. Uit een strafcorner. Paul scoort daarna. Ook uit een strafcorner. De doelpunten doen niet voor elkaar onder. De Duitsers bakken er niets van. Maar dat was ook zo afgesproken. Ties scoort de derde treffer. Ik kijk net zo stoer als hem en steek mijn vuist in de lucht. Bert vliegt als Paul om mijn nek. Bijna wereldkampioen!


Dierbare grond (17-08-2016)

Ik laat de aarde traag door mijn handen glijden. De kleine vette korrels voelen stroef tussen mijn vingers. Blijven plakken. Vette löss. Het is speciale grond. Geboortegrond. Doordrenkt met tranen. Hij is niet langer van mij. Behoort me niet meer toe. De korrels landen op mijn voeten, vinden hun weg terug. Ik stamp ze aan. Es war einmal. Ik start de motor en rijd het weide heuvellandschap in. Op zoek naar niets. Niets is er meer. Mijn land verdronken. Weggespoeld.

De motor slipt en ik glijd uit. Languit lig ik op straat. Een holle weg. De motor glijdt door. Mijn motorpak voelt warm aan. Het lijkt wel of ik in brand sta. Liggend op mijn rug tuur ik de blauwe lucht in. Witte wolken drijven over. In een enorm hoog tempo. Alles vliedt aan mij voorbij. Zelfs de vogels vluchten. Voor wat? Een hert springt over mij heen. Waar komt die vandaan? En dan weet ik het. Ik voel het. Hete vlammen. Overal. Ze kietelen aan mijn laarzen en zuigen zich snel naar binnen. In no time sta ik in lichter laaie. Hoe ik het kan navertellen. Geen idee? Gejaagd door de wind. Iets anders kan ik niet verzinnen.


Sixpack (19-08-2016)

Ik zit boven in het autootje en doe mijn drie d bril op. Nog even en dan ga ik het beleven. Mijn bierbuik past net tussen de beugel en de stoel. Wanneer gaat het nu eens beginnen? Ik kan mijn armen amper bewegen. Ze zitten klem en het is ook nog eens hartstikke donker. Hoe ben ik hier in hemelsnaam terecht gekomen? En belangrijker hoe raak ik hier weer uit. Mijn vriend van de kermis heeft me behoorlijk opgenaaid. In de kroeg was het nog gezellig, maar hierboven, voelt het koud. IJskoud. En nu gaat het ook nog eens regenen. Bah. Beneden hoor ik iemand roepen. Of ik er klaar voor ben? Ik heb geen idee. Waar zou ik klaar voor moeten zijn? Gewoon laten gebeuren, zeg ik altijd. Dus ook nu. Laat maar gebeuren. Een grote spot gaat aan. Schijnt hevig in mijn ogen en verblind. Niet nu. Ik wil dit ervaren, hoe dan ook. Met al mijn zintuigen. Dat heeft mijn kermisvriend mij beloofd. Je moet het ervaren, met al je zintuigen. Ik ben er klaar voor. Beneden wordt hard gelachen. Mijn kermisvriend is niet alleen. Ik hoor gejuich en gejoel. Het gaat gebeuren. Hoog bovenin Sixpacks. Eindelijk.


Lelijke woorden (21-08-2016)

Iedereen kent er wel een paar. Of misschien wel heel veel. Laat je ze dan weg? Of maak je er juist gebruik van? En zo ja, waarom? En toch, je moet er goed bij nadenken. Want welke zijn nu echt lelijk. Geef jezelf eens een paar minuten. De lelijkste woorden blijken dan plots moeilijk te vinden. In een opwelling komen ze meteen boven drijven. Maar er bij nadenken? Ho, maar.

Zo vind ik friteskot een ontzettend lelijk woord. Daar wil je toch niet eten? Een gevangenis is het. Van foute aardappelen. Vlezige aardappelen, zodra je ze verkeerd in de mond neemt. Hoezo vlezig? Nou, neem nu de lelijke woorden 'kut' en 'lul'. Gebruikt als scheldwoord richting opponent is het wenselijk om het geslachtsdeel in eigen mond te nemen. Je eigen vlees. Zo roept de opponent. Als je er al überhaupt bij kunt natuurlijk. Niet zo netjes. Ook niet van de opponent. Tenzij je natuurlijk heel veel van jezelf houdt. Met de nadruk op natuurlijk. Eigen natuur.

Tja, lelijke woorden. Wat voor de ene lelijk is klinkt voor de ander dan weer mooi. Zeker als je ze verkleint. Met je. Weer van jezelf. Het is toch wat. Kutje, lulletje. Je zult het maar hebben. Zo klein en laag, die lelijke woorden. Scheldwoorden om in de mond te nemen. Inslikken, uitspuwen, zuigen en blazen. Lelijk vies of mooi schoon? Het is maar hoe je het bekijkt of proeft. Vlezige aardappelen.


Rijgdraad (23-08-2016)

Los zand loopt voor mijn voeten. Hoe houd ik al mijn boodschappen rechtop? Wat zou ik willen zeggen? Valt er überhaupt iets te zeggen? En wie zou er willen luisteren? In een wereld waarin cement niet langer stenen vasthoudt, waarin water al vies is voordat het in het toilet spoelt. Alles valt uiteen. Jammer, want we houden het liefst vast. Vast aan elkaar en aan materie. Aan huizen, auto's en vakanties. We kijken weg, zodra het een beetje moeilijk wordt. Oeps ik moet inleveren. Dat wil ik niet. Veel liever lever ik een vluchteling in. Totdat we zelf vluchtelingen worden. In een eenzaam bestaan. Een mediaal bestaan van kortstondige pokémonpret en wassenbeeldenhumor. Ja, die laatste is niet voor niets verzonnen. Want in wassen beelden vinden wij ons zelf terug. Plastic kijkt ons aan. Plastic staart naar plastic, de emotie plakt achter op de rug. Ja, kijk maar eens goed. De ellende groeit op de rug. Want de boom is leeg. De boom die daar groeit. En daar houden wij ons aan vast. Aan lege takken. Waar is ons geld? Het verdwijnt als sneeuw voor de zon. In de bergen hopen we dan een stukje geluk te vinden. Op de gletsjers zoeken we miljoenen. Maar wat rest zijn sneeuwvlokken. Het geluk waar we angstvallig naar op zoek zijn groeit niet meer. We zien het ook niet meer. Waarom zou het geluk überhaupt moeten groeien? Is een gouddraad niet genoeg. De levensdraad die onze levens met elkaar verbindt. Die is toch voor iedereen hetzelfde? We worden uitgepoept, we staan op, we hollen door het leven, eerst jeugdig en jong en daarna in een moordend tempo op zoek naar het einde. Het einde van de draad. Rijgdraad. Om ons vast te houden. Aan onszelf en aan elkaar. Een gouden draad.


Een heldere avond (25-08-2016)

Op het midden van de dag. Ik zou hem graag eens willen hebben. Altijd zijn mijn middagen troebel namelijk. Van drank denkt u meteen. Of van pillen. Nee hoor. Niets van waar. Ik ben total clean, dag in dag uit. En toch, toch verschijnen alle dagen aan mij als troebel. Iets met de ogen misschien? Nee ook dat niet. Ik staar me te pletter maar heb er absoluut geen last van. Waarnaar? Naar mijn navel natuurlijk. Wat dacht u dan? Ooit een zuivere navel gezien. Ik niet hoor.

Mijn navel is altijd troebel. Vies zo u wil. Ik vergeet hem vaak te wassen. Mijn washandje past er niet goed in. Zelfs als ik het met mijn pink doe, past die niet. Om nu met een pincet te gaan zitten pulken gaat me dan weer iets te ver. Dus laat ik het maar zitten. Wordt vanzelf hard en valt er dan wel weer een keer uit. Maar terug naar de heldere avond bij daglicht. Kijk als je al somber van aard bent dan is een heldere avond bij troebel daglicht best welkom. Maan inclusief, want voor minder ga ik niet.

Vol. Vol als witte melk. Van half en mager houd ik niet. Een magere maan, ik moet er niet aan denken. Een mager zonnetje is nog daaraan toe. Die soupeer ik al dagelijks op. Zit in het aard van het beestje nietwaar. Magere zonnetjes. Iedere dag zou ik dat slappe loeder willen oppompen. Maar het lukt me eenvoudigweg niet. Het zij zo.

Nee, een heldere avond overdag daar is niets mis mee. Lekker wijntje erbij, zakje chips, goed gezelschap ... wat wenst een mens zich nog meer. Zelfs een somber mens kan daar van genieten. Een heldere avond bij daglicht. Doe mij er maar zeven.


Een mooie reisgids (27-08-2016)

Ik kwam haar tegen in de bus. En ze was zo mooi. Zo mooi. Veel mooier dan de reisgids deed geloven. Veel mooier dan het land waarnaar ik op reis ging. Ze sprak ook mooie talen. De mooiste die ik kon verzinnen. Een taal stak er ver bovenuit. De taal der liefde. Ze sprak met al haar lichaamsdelen. En ik, ik vond het mooi. Ik vond haar mooi. En haar haar. Nog nooit had ik zo'n mooie reisgids ontmoet. Echt waar. Helaas moest ik haar delen. Met al mijn andere reisgenoten. Liever deed ik dat niet. Maar het kon niet anders. We zaten immers in dezelfde bus en schuitje. Vijfendertig backpackers op weg naar Zoutelande. De helft man en de andere helft vrouw. Gelukkig maar. Best wel eerlijk verdeeld. De keuze was reuze. De reisgids was van het vrouwelijk geslacht. Althans dat dachten we. Totdat de aap uit de mouw kwam. Ze was een transgender. Een transgender op transport. Het moet niet gekker worden. Ze en hij hielden beiden van de zee. En wat nog veel leuker was. Ze hielden de geslachten in evenwicht. Boven vrouwelijk en onder mannelijk. Nog wel. Want hij vertelde ons openhartig dat alles nog in beweging was. In de lift vulde zij aan, met een grote glimlach. Zij en hij waren het zonnetje in huis en in de bus. Veel leuker en mooier dan al die chagrijnen van een backpackers. En maar klagen over die rugzak. Die was toch zo zwaar. Ze zeulden hem al hun hele leven mee. Op hun moede schouders. Ik had er gelukkig niet zo'n last van. Mijn rugzakje was best klein. Er paste dan ook niets meer in. Nou, wat een gemak. Daar viel best wel mee te leven. En ik had dus meteen succes. Bij Hans en Grietje. Was dat even mazzel. Zoutelande zal ik nooit meer vergeten. De trip of my life.


Zeesterren (29-08-2016)

Diep vanonder op de bodem ligt een krab te turen. Zijn hoofd gericht naar boven. Kijkend door zijn glazen oog. Hij kan niet zien en toch weet hij het. Van vroeger tijden. Ergens hoog boven hem zweven ze door het water. De zeesterren. Glinsterend, flikkerend. Was hij er maar een geweest. Een groter geluk had hem niet kunnen ontvallen.

Nu ligt hij hier op de bodem. Voor eeuwig en tot verdoemenis. Slechts een foute aanvaring leidde tot zijn noodlot. Een noodlottig ongeluk. Een kleine aanvaring met een boze narwal. Maar wel een met groot gevolg. Met zijn keiharde kraakbeenneus prikte de narwal door zijn linkeroog. Die had hem niet gezien. Maar goed ook. Hij had de narwal anders zijn ogen uitgepeuterd.

Daar zwom hij dus naar achteren. Vastgeprikt aan de snavel van de narwal. Gelukkig was de narwal helder van geest en schraapte de krab van zich af door zich aan een rots te schuren. De krab floepte van de narwal af. Voor eeuwig blind. Een glazen knikker op de grond was slechts een klein geluk. Verloren door een spelend zandstrandkind. Ze kon die ene knikker best wel missen. Eb en vloed deden de rest.

Een mooie knikker was het. Met drie kleuren in een golf gesmeed. Geel, blauw en rood. Primair. Secondair dat hij er niet meer mee kon zien. Hij had er amper last van. Dat gold niet voor alle andere vissen. Met zonnestralen verwerd zijn oog een scherpe prisma. Maakte andere vissen voor heel even stekeblind. De krab werd niet meer gezien. Nooit niet meer. Oogverblindend was het beest voor anderen. Diep onder op de bodem lag het. Eenzaam. Heel eenzaam.

Alleen de zeesterren waren hem na gebleven. Als een vlakke herinnering aan de horizon, zijn zeespiegel. Herinnering van voor het narwaldisaster. Zeesterretjes bleef hij zien. Tot heden ten dagen. Diep in gedachten verzonken.


Anijsmelk (31-08-2016)

Vandaag heb ik brokken in mijn anijsmelk. Niets zo smerig als dat. In de pap is nog daaraantoe. In een diep bord of schaaltje kun je de brokken nog pletten met een vork. Zie je ze ook zwemmen. In een glas is dat een ietwat groter probleem. Ik verslik me dan ook danig. Zag het niet aankomen. En tot overmaat van ramp is de brok in mijn luchtpijp terecht gekomen.

Nu heb ik dus een brok in mijn keel. Van anijs. Het schuurt in mijn strot. Met kleine kuchjes probeer ik het brokje los te wrikken. Maar er zit geen enkele beweging in. Angstscenario's doemen op in mijn hoofd. Mijn lichaam reageert onmiddellijk en ik ik begin hevig te transpireren. Niet dat het helpt. Maar alle vocht in deze is welkom.

Ik vrees dat ik geen adem meer krijg. Dat ik ga stikken, als er niet snel iets gebeurd. En wat als het brokje doorschiet, recht mijn longen in? Zich daar nestelt en voor ontsteking zorgt. Een ontstoken long. Daar zit ik nu echt niet op te wachten. Ik voel nu het scherpe randje van de anijsbrok prikken in mijn keel.

Met mijn hand tast ik voorzichtig de hals af. Waar zit dat puntje precies? Kan ik het voorzichtig naar binnen duwen? Is dat wel verstandig? Dokter bellen misschien? Maar dan moet ik praten. Ik vrees dat dat mij niet meer gaat lukken. Appen of SMSsen dan maar? Maar wat is het adres van de dokter? Doet ie wel aan dit soort media?

Truus wil ik hoe dan ook niet aan de telefoon. Die is altijd zo chagrijnig. En niet bepaald meelevend. Als ik überhaupt nog leef, mocht ik de dokter alsnog bellen. De zoute tranen van het zweet op mijn voorhoofd lopen mijn ogen in. Ze kristalliseren. Nu heb ik ook zoutbrokken in mijn ogen. Verdorie, het zit ook niet mee.

Toch maar even Truusje bellen. Het is alles of niets. Fluisterend spreek ik het antwoord in in het antwoordapparaat. Er zijn nog drie wachtenden voor me. Dan belt Truus me terug. Ik schrik en hoest anijsblokje en zoutbrokjes richting telefoon. De ringtone van mijn smartphone brengt redding. Finally.