31-03-2012

Columns van Harrie (Maart 2012)


Nijtram in rood neon / Actualiteiten / 01-03-2012

De oproep is heel dringend. Alle alarmbellen gaan af. Snel spring ik in mijn TARDIS en tik snel de coördinaten in die mij naar de onheilsplek moeten brengen. Ik schiet langs duizend sterrenstelsels en druk vol op de rem als ik op mijn monitor de Melkweg voorbij zie flitsen. Hier moet ik zijn. Een oogverblindende zon heet mij welkom. Wat kwam ik hier ook alweer doen? De plek waar ik me begeef heeft niets van een Melkweg. Het zicht is belabberd. Komt vast door de absorptienevel.

“Dokter Wie, I presume?” Naast me staat een man die jolig zijn hand uitsteekt. Op zijn hoofd draagt hij een rare hoed. Een beetje uit de tijd. “Ik had u nog niet zo snel verwacht dokter, maar ik ben blij dat u er bent. Ik zal mij even voorstellen. Mijn naam is Kuub Herschelp, aangenaam!” Nog nooit zo’n vreemde stoethaspel gezien. “Wat kan ik voor u betekenen meneer Herschelp, naar ik vernomen heb is de situatie nogal precair?” “O dokter, u kunt meteen aan de slag. Kijk u ziet hier vijf rode telefooncellen, nietwaar? In iedere cel zit een vreemd dier. Ik en mijn beste vriend William Maarschalk kunnen het niet vatten? De vreemde dieren tonen een nogal vreemd gedrag. Darwin zou er helemaal gek van worden. Sinds vanochtend springen ze helemaal uit hun dak. Ze spreken een taal die niet te verstaan is. Wat we wel tussen neus en lippen door horen is dat zij zichzelf de uitverkorenen noemen. Ook uiten ze voortdurend een reeks klanken die terugkeren. Het lijkt nog het meest op klanken uit de Engelse taal. Een aantal klanken hebben we inmiddels met behulp van transliteratie weten te ontrafelen. Ze lijken nog het meest op de woorden partyanimal en labour. Omdat wij bang zijn dat zij zichzelf iets aan doen hebben we u hulp ingeschakeld. Misschien kunt u de rust terugbrengen.”

Ik denk een paar seconden na en bekijk kortstondig het gedrag van de vreemde wezens in de rode telefooncellen. Ze lijken allemaal een beetje op elkaar. Er zitten mannetjes en vrouwtjes tussen. Het zijn wel bijzondere typetjes en ze lijken behoorlijk mediageniek. Dat heb ik al gauw gezien. Het is overigens een vreemde plek waar de telefooncellen staan. Het straatnamenbord heb ik nooit eerder gezien. Mad zie ik staan, met een verdere verwijzing naar Nikor. Ik weet wel dat de plek waar ik me bevind iets heeft met paaltjes. Het zijn vooral kleine paaltjes die in de weg staan. Eén hele grote paal schijnt nogal veel aantrekkingskracht te hebben. Er verzamelen zich voortdurend mensen omheen. Nog geen vijftig meter er vandaan staat een rare snuiter gevaarlijk met een hakbijl te zwaaien. Hij staat op een lullig kistje en kijkt voorbijgangers vervaarlijk uitnodigend aan. Af en toe slaat hij een vreemde kreet. Om vervolgens aan de passanten te vragen: “You want to take a picture from me?” Voordat de voorbijgangers het in de gaten hebben staat de zwartgeklede snoeshaan naast hen en legt een arm om één van hen heen. Hij gebaart de ander snel zijn iPhone te trekken. “You take a picture!, schreeuwt ie schor. Daarna houdt hij zijn hand op. “Five euro please!. De voorbijgangers trekken met afschuw hun portemonnee en weten niet hoe ze snel ze weg moeten komen. Een bijzonder tafereel dat zich nog een paar keer herhaalt. Vooral Japanners zijn regelmatig het slachtoffer.

Intussen wordt het lawaai in de vijf telefooncellen achter mij steeds groter. Hier ligt duidelijk een vraag om aandacht. Het grappige is dat de rode telefooncellen een soort van knipperlicht op hun dak hebben. Kuub Herschelp legt uit dat dit is omdat er snel groen licht gegeven moet worden. De boodschap is duidelijk. Men durft hier in deze grote stad geen keuzes te maken. Daarvoor ben ik natuurlijk ingeschakeld. Ik loop langs de vijf telefooncellen. De reacties in de boxen zijn verschillend. De ene kwijlt als ik voorbij loop. De ander wacht rustig af. Ik loop naar de middelste box en druk op het knopje dat naast de deur zit. Het groene licht springt aan en een vrolijk lied klinkt uit de speakers die aan alle telefooncellen hangen. Vrijwel gelijktijdig verschijnt in rood neonlicht een naam op de telefooncel die ik uitverkozen heb. Nijtram schreeuwt het rode neonlicht. En Nijtram die gaat helemaal uit zijn plaat. En dat op de Mad nog wel. Mijn missie is volbracht. Ik neem netjes afscheid van Herschelp en Maarschalk en vertrek met mijn TARDIS naar andere oorden. Wat een drukte om niks.


Ringspelen / Actualiteiten / 08-03-2012

In mijn TARDIS drijf ik door een zwarte ruimte op zoek naar licht. Mijn lijf voelt zwaar. Dat heeft ongetwijfeld te maken met mijn lichaamsgesteldheid. Die is nog steeds metafysisch ingesteld op planeet Aarde. Daar waar de zon ver van de Aarde afstaat zweef ik rond. Op zoek naar tumult. En die is er. Op een klein stukje Aarde dat Nederland heet. Ik dacht dat het ringsteken tot de Middeleeuwen behoorde. Maar niets is minder waar. Het heeft zich alleen verplaatst naar andere tijden en onthult zich in een ander gedaante. Heden wordt met modder gegooid. Met zand gestrooid. Hakken worden in het zand gezet. De spot gedreven met alle regels. Stokken worden er wielen gestoken. Rekstokken. Repke en Zwammes laten van zich horen. Het liefst verbreken ze de banden met bonden die stiekem fout binden. Hoge heren met witte pruiken hebben met recht uitgesproken, datgene wat krom is moet weer recht. Met kromme rekstok is het per slot van rekening moeilijk pieken. Hopelijk vertaald de kleine dramatiek zich naar grote heraldiek. Hopelijk zet het de boel op de juiste spanning. Geen focus op duistere limieten maar op stralend goud. Het ringspel moet nog op het hoogste niveau gespeeld worden. In vijf ringen verbonden en gevlochten is de wijde wereld in afwachting van eerlijke gevechten. Wie houdt zijn rug straks het meeste recht en wie landt er op gestrekte tenen? Wordt het Repke of wordt het Zwammes? Ach, het zal oranjelieden worst wezen. Zolang de driekleur maar zegeviert en in top gehangen kan worden. Zolang de oranjelieden in het Bavariahouse hun keeltjes maar mogen rekken dan komt alles goed. Hef de gezangen maar alvast liederlijk aan. Want hoed u London wij komen er subiet aan.


De nacht van het boek / Actualiteiten / 20-03-2012

Noodsignaal, noodsignaal. Alarm rood. Alarm rood. Beschrijving situatie. Man ligt voorovergebogen met hoofd op tafel. Vlak bij zijn hoofd staat een fles goedkope whisky. Naast en achter hem staan wat ongeruste verwarde mensen. Iedereen is stijlvol gekleed. Sommigen een beetje overdone.

Het zijn geen mensen die alertheid omzetten naar handelen. Nee, ze zijn meer naar binnen gericht. Van de schrik waarschijnlijk. Ze zijn slachtoffer van hun eigen lijden. Het had hun natuurlijk ook kunnen overkomen. Maar uitgerekend op zo'n speciale dag. Nee, dat was in hun stoutste dromen nog niet opgekomen. Daar ligt ie dan, hun held. Met het hoofd op tafel. Gevallen.

Eén van de omstanders doorbreekt de pijnlijke stilte. "Zien jullie dat ook?" Voorzichtig geschuifel. Sommige omstanders buigen voorover. Ze proberen te zien wat gezien moet worden. Maar ze weten niet goed wat ze zoeken. "Kijk, daar onder zijn hoofd?" Nu wordt het meteen duidelijk. Ja, daar schijnt iets te liggen. Daar onder het hoofd van de man die voorovergebogen ligt aan tafel.

"Verrek, nu ziek ik het pas", zegt de man met groen haar, opgestoken losjes in een klein bergje. Al stotterend gaat hij verder. "Mmmm ... mmm ... ma ... ma ... maa ... da, da, da, da ... da ... dat ... kan ... nie .. nie ... niet ... wa ... wa ... waar zijn!" Nu zien de omstanders het ook. Wat een drama. Een donderslag bij heldere hemel is het. Het is Tom. Stomdronken. Met rode koon ligt hij op zijn eigen boek.

"We moeten bellen, we moeten iemand bellen? maar wie? Een dokter misschien?"


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

13-03-2012

Lentekriebels in mijn buik

Dartel springen een aantal zwarte vogels door mijn tuin. Althans, daar doen ze erg hun best voor. In hun glanzende zwarte pakjes zien ze er op en top uit. De concurrentie in mijn tuin is echter groot. Met de borst fier vooruit stappen ze als belagers op elkaar af. Stoer knikken ze naar de aanwezige vrouwtjes. Het gaat niet lang meer duren. Ik voel het. Zo meteen voltrekt zich weer een bijzondere dans voor mijn ogen. Nog het best te beschrijven als een ware merelflamengo.

Van achter het keukenraam aanschouw ik dit mooie tafereel. In gedachten hoor ik Paco, voorovergebogen geconcentreerd, op zijn gitaar spelen. “Tiet die tiet, die tiet die tiet, tieter die tiet die tiet.” Ik hoor nu ook klappende handen. Dreigend stappen de merelmannetjes op elkaar af. En dan valt even een plotse stilte in. Heel kort. En dan de aanval. De merels botsen met hun borstkast stevig tegen elkaar. Ze springen borst aan borst en tête à tête de lucht in. Olé! De vrouwtjes vinden het prachtig. Zodra de mannetjes weer landen draaien ze met de kop in hun nek en de vleugels gespreid, om elkaar heen. Bloed en passie staan in hun ogen. De vrouwtjes moedigen aan. Olé! Ik voel lentekriebels in mijn buik.

Ik smul van het schouwspel totdat de onrust in mijn tuin plots wordt verstoord door een vrachtwagen. De vrachtwagen stopt voor de deur van mijn buren die ik niet meer heb. Er stappen allemaal mannetjes uit met helmen op. Ook zij kijken heel stoer. Ook zij vertonen merelgedrag maar dan anders. Er zijn geen vrouwtjes te bespeuren. Ze rollen een slang van de wagen en beginnen daar hevig aan te trekken. Eén van de mannen beklimt een cabine die vastzit aan een kraan. De andere mannen reiken hem de slang aan. De man wordt met slang en al naar boven getakeld. Ik kan het effen niet vatten. Ik besluit niet te panikeren en vraag aan de dichtstbijzijnde man met helm. “Wat gaat hier eigenlijk gebeuren?”

“O niets, gewoon een brandweeroefening. We gaan een schouwbrand blussen.” “Een schouwbrand?”, denk ik hardop. Ja dat zal wel. Ik tel hier twintig buurtbewoners die staan te kijken en die schouwen behoorlijk wat af. Maar waar is de brand?” De man met de helm op kijkt me nuchter aan en zegt: “Oh, die faken we!”
“Niks daarvan!”, antwoord ik verbolgen. “We gaan hier niet faken, hupsakee, de fik erin!” Ik moedig de buurtbewoners aan mij te helpen. Binnen no time staat het huis van de buren in de fik. “Hier is uw schouwbrand. Nu blussen die handel, wij kijken wel.” Ik voel de lentekriebels in mijn buik, zo warm heb ik het ervan gekregen. Rare vogels hoor die brandweermannen. Een beetje brandjes faken. Een schop onder hun kont kunnen ze krijgen.

Ik houd de brand al snel voor gezien en doe de deur achter mij dicht. Ik pluk de huiskrant van de mat. Die is zojuist bezorgd. Een extra dikke dit keer. Er staan wel duizend huizen in. Ik kan niet kiezen. Alsof er iets te kiezen valt. Maar ja, kijken kan geen kwaad. Mijn blik valt wel op een bijzondere advertentie. Ik ken die man die daar op de foto staat. Met verbazing lees ik de kop van het artikel. ‘Messi zoekt aangepaste woning’. Ik kan het bijna niet geloven. Wegens een plotselinge transfer naar een Eindhovense club zoekt de Italiaans aanvaller een aangepaste woning in de buurt van Eindhoven. Liefst een huis met gewapend glas en meerdere verdiepingen. Ja, ja, Messi’s interesses zijn breed sinds hij een cursus filosofie volgt. Ik krijg weer de lentekriebels in mijn buik. Het huis van onze buren staat leeg, is brandveilig en beschikt over een gigantisch perfect onderhouden groen gazon. Bienvenida Messi.

Mien

Geschreven in het kader van een schrijfopdracht op ColumnX.
Onderwerp: Ontluiking der lente
Verplicht woordgebruik: Schop, vrachtwagen, vogel, huiskrant, Messi
Verboden woordgebruik: Lente, paashaas, ei, voorjaar, groei



01-03-2012

Bouwput

Nog effe en dan ziet onze geliefde wijk Helmond-West eruit als een bouwput. Hoe ik dat zo weet? Nou, heel eenvoudig. Omdat ik tijdens de afgelopen Carnaval eventjes dronken en een kind was. En iedereen kent het spreekwoord: Kinderen en dronkaards spreken de waarheid. Ik heb het ook met eigen ogen gezien. In de grootste optocht van het Zuiden liep een lieve man rond in een zelfgemaakte bouwput. Hij had een voorspellende blik. Immers vlak voor Carnaval werd in een aankondiging op de website van Helmond-West een hernieuwde jaarplanning 2012 uit de doeken gedaan. Via deze link ook te bekijken: http://tinyurl.com/86jtp29.

Op korte termijn ligt één van de langste straten van Helmond, de 3e Haagstraat, helemaal bloot. De eerste supergrote bouwput van het Wijkontwikkelingsplan Helmond-West wordt dan geslagen. Gelukkig wordt deze flinke operatie in stukjes gehakt. De darmen van de 3e Haagstraat liggen dan voor even open. Maar geen nood, want het komt allemaal goed.

De oude patiënt was allang toe aan plastische chirurgie. De eerste incisies hebben al plaats gevonden. Een aantal vleesbomen is reeds uit de weg geruimd. Populaire populieren poliepen zijn stilzwijgend omgezaagd. Niemand die erom maalt. Straks wordt de buik van de 3e Haagstraat gewoon weer dichtgenaaid en van een mooi nieuw plaveisel voorzien. Alle rimpels zijn dan vlak gestreken. Maar voor die tijd is aangebroken nog eerst even een inlevend gedicht.

In het diepst van mijn ziel ben ik geroerd.
Zomaar op een februarimorgen.
In zalmroze en in groen.
Mijn maag voelt als een bodemloze put.
Is er iemand die mijn zwarte gaten vult?

Drab en regenwater rochel ik naar binnen.
Niets gaat aan mijn waterpoort voorbij.
In ijzer smeed ik snode plannen.
Gitzwart, want alles drijft in mij.
Op drift hol ik door donkere kanalen.
Vind amper troost in moeder aarde.
Ik eindig in een eindeloze zee.

Blaadjes, peuken, neuzel ik naar binnen.
Ze prikkelen mijn betonnen maag.
Ik hoest ze met het water naar de zee.
Met mijn baggergaten houd ik ieder straatje schoon.
Slechts af en toe word ik gelucht en gekeerd.
Dan ziet mijn bodem ook eens licht.

Mien zweeft en zwetst door Helmond-West

Gepubliceerd in Wijkkrant Helmond West Maart 2012 > Bouwput