30-04-2015

Columns van Harrie (April 2015)


Stuiterend momentum / Uitdaging van de maand / 08-04-2015

Monumentje. Momento mori. Gedenk te sterven. Ik denk het niet. Waarom zou ik dat doen? Ik leef mijn leven nog even. Het liefst nog in lengte van jaren. Zolang ik maar in mijn bos kan rondstruinen. De bomen, de struiken, en alle bezoekers kan omarmen. Dan geniet ik met volle teugen van momentum en zon. Laat die gele ploert maar stralen, over alle duisternissen en spelonken. Ik ben ze allemaal in mijn kleine eeuwigheid tig keer tegen gekomen. En toch, ik weet het best, het belangrijkste moment dat moet nog komen. Het is haast onmogelijk, het kan gewoon niet zijn, dat alles eindigt in refrein. Tussen de bedrijven, coupletten en regels door valt alles te beleven, daar draait het om. Het leven is simpelweg geen optelsom van momenten van geluk en ook niet van momentjes miserie. Het leven wordt gevierd, geleden en overwonnen, aaneenschakelingen van kift en euforie, sober, uitbundig, slaafs en toegewijd.

Dwalend dool ik nu al een leven lang door mijn verluchtte bos, dwars door oerwouden van verwarrende gedachten. En ik blijf maar zoeken, tegen beter weten in, in hoofd, lijf en leden, op zoek naar mijn moment. Wanneer is het mij gegeven, dat de rust in mij mag keren, langs mijn ruggengraat omhoog, als zen op sokken? Soms, heel soms als ik rustig op een bankje zit, lichtjes pieker, mijn zorgen overpeins, dan lijkt het momentum even daar. Het zweeft stilletjes door de lucht, cirkelt rond mijn hoofd en harkt gedachten bij elkaar, in patronen zeer herkenbaar, het leven verklaard. Maar niets is minder waar, het patroon valt meteen in duizend duigen zodra ik alle zinnen opnieuw ontcijfer en alle woorden nogmaals optel. Dan verbleken gedachten voor de honderdduizendste keer, centrifugeren in cirkels op en neer, om nooit meer tot stilstand te komen, verdoemd tot stuiterend momentum.

Toelichting:
Geschreven n.a.v. schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Beschrijf een momentopname in een willekeurige situatie in 290-310 woorden

Opmerking: In deze schrijfopdracht heb ik de zinnen geschreven telkens oplopend in aantal woorden. Beginnend met een zin van een woord. Vervolgens een zin van twee woorden. Dan drie. Etcetera.
In totaal zijn het vierentwintig zinnen in driehonderd woorden.



Een lief lifterke / Themacolumn / 09-04-2015

Langzaam fiets ik door de Belgische bossen genaamd Aarddennen. Heel, heel voorzichtig fiets ik want ik wil natuurlijk de vogelkes niet doen schrikken. Neen, neen, de Vlaamse gaay, het Putterke, ze slapen nooit. En dan dien wrede vogel. De Buiserd, als die niet gedronken heeft dan is tie pas echt ambetant. Neen, neen, de Buiserd die moet ge met eerbied behandelen. Gelijk uw lief. Als die de klauwen ergens inzet, dan laat ze niet meer los. Nooit. Ik heb gelukkig een laag fietske, zo'ne snelle. Ge kent dat wel, waarvoor ge een helmke nodig hebt en een zuurstofmasker (voor op de snelweg, de steenweg en zo, om de uitlaatgaskens buiten te laten). Ik heb hem nu thuis gelaten, dien helm. In de hut waar ik bivakkeer. Niemand kent dien hut. Het is mijn eigenste hut en mijn geheim. Ga ook niemand nie vertellen waar die hut is. Ik woon er als ik het eens seffekens beu ben. In Holland. Dat land waar iedereen wil wonen. Maar niet lang meer. Wat gaat dat daar seffens fout amai. Neen,laat mij maar fietsen in de Aarddennen. Dien zijn van goeden aard. En net niet te steil voor mijne ligfiets. Dat je zo kunt fietsen, op mien rug dat vind ik toch zo knap. Ik haal zelfs iedereen in op munne fiets. Munne fiets van vier meter. Ge kunt er bijkans in wonen.

Soms neem ik wel eens een lifterke mee. Tenminste, als ze een kort rokske draagt. En mooie sterke beenkes heeft. Ze moet wel mee trappen, allez zeg. We liggen dan de eerste kilometers achter elkaar. Op het vlakke stuk. Ik achterin en zij vooraan. Totdat we gaan stijgen. Dan schuift ze over me heen. Ja, ja, met die sterke strakke beenkes en het korte rokje. Hijgen dat ik dan doe. Gelukkig hoort niemand ons in het Aarddenner bos. Ja, ja, het is me wat. Kijk met losse handen stijg ik op. Hoe dingen kunnen fietsen het is een wonder. Een groot wonder. Waar we bergop moeten moeten we vroeg of laat natuurlijk ook weer bergaf. Geen nood. Door het soortgelijke gewicht van het wicht dat ik bij me heb, maakt deze als vanzelf een koprolke in mijn ligschuitje waardoor ze weer op dezelfde plaats beland als daar waar ik haar heb laten instijgen. Afhankelijk van het dalingsprecentage schuif ik als vanzelf over haar heen. om niet helemaal de grip te verliezen houd ik het stuur met beiden handen boven mijn hoofs stevig vast. Niet loslaten. Nooit loslaten riep mijn moederke altijd al. en daar luister ik altijd naar. Verdomd en nu roept dat meiske precies hetzelfde. Niet loslaten. Niet loslaten. Ze moest eens weten wat ik vasthield. Stuurloos als ik ben.

Themacolumn RWIB (Raad wie ik ben) op ColumnX: Onderwerp is ‘Hoe dingen kunnen fietsen’
Anoniem geplaatst onder account RWIB. De lezers raden wie de column geschreven heeft.



Bevlogen / Themacolumn / 17-04-2015

Hele kleine bruine beentjes trappen zich helemaal suf. Ze glimmen van de Midalgan, een plakkerige dikke doorzichtige gelei die de spieren warm moet houden. De gelei stinkt zo verschrikkelijk dat het vervelende insecten op afstand houdt. Om zelf niet misselijk te worden heeft hij een grote wasknijper op zijn neus. Ook al bemoeilijkt dat zijn ademhaling, liever minder lucht dan flauwvallen van de stank.

Tussen zijn bruine fluwelen oren zit een klein petje geklemd. Rood, geel, zwart gekleurd. Op het petje staan twee woorden geschreven in een rare taal, gescheiden door een liggend streepje. TI-Raleigh. Het lijkt wel Chinees, Tibetaans of Noord-Koreaans. In dezelfde kleuren en met dezelfde vreemde woorden draagt hij een shirt. Zijn broekje is knalgeel.

Het kleine fietsje dat hij bestuurt kan de bruine beentjes amper volgen. Hij lijkt te zweven op twee wielen, zoals in een tekenfilm. Het zweet staat op zijn voorhoofd. De druppeltjes spatten eraf en springen glinsterend rond gevangen in zonnestralen. Hij heeft daar zelf geen last van want hij draagt een echte Ree Ban. Uit de nieuwste zonnebrilcollectie uiteraard. Geheel eigentijds, grote glazen en een armatuur hip gekleurd in reebruin met kleine witte vlekjes.

Op zijn rug draagt hij een klein rugzakje. Ondanks zijn haast ziet hij af en toe tijd om de rugzak voorzichtig recht te duwen, gestroomlijnd achter zijn rug. Wie goed kijkt ziet wat kleine bollingen door het corduroy. De rugzak is ook knalgeel. Net als de handschoentjes die het stuur stevig omklemmen. Waarom toch zo’n haast? Het lijkt wel of de duivel achter hem aanzit. Heel af en toe kijkt hij ook om. Dan zwiepen zijn lange oren, met de rijwind mee, voor zijn ogen. Een gevaarlijke actie met een Ree Ban op. Donkere duivels zijn daarmee niet te spotten.

Hij scheurt verder door het bos. Gelukkig is er sinds kort een mooi rood geasfalteerd fietspad aangelegd. Hij past op dat ie niet te dicht tegen de rand fietst. De berm naast het fietspad ligt maar liefst 10 centimeter diep. Het fietspad is nog niet afgemaakt, de berm moet nog opgevuld. Hopelijk gebeurt dit snel. Fietsers mogen absoluut niet van het paadje raken. Zeker niet in een bos.

Eindelijk komt het einde van de fietstocht in zicht. Het werd ook tijd. De bollingen in de rugzak verplaatsen zich heel langzaam. Ook klinken er vreemde geluiden uit de rugzak. Een kloppend, tikkend geluid dat al snel wordt opgevolgd door het breken van iets schaalachtigs. De bruine beentjes gaan nog harder fietsen. Nog heel even volhouden. Aan de einder ziet hij het ontvangstcomité al staan. Het bestaat uit een keur aan kleine kindertjes. Allemaal vol van verwachting.

De laatste meters. De bruine beentjes kunnen niet meer. Half dood vallen ze van de fiets. Samen met het rood, geel, zwarte shirt, dito petje en gele short. Volledig uitgeteld. Zijn missie is volbracht. Te laat voor Pasen maar op tijd voor het grote lentefeest. Een bezorgde moeder die het keur aan kinderen begeleidt, weet net op tijd de rugzak te behoeden van een harde val. Dat zou zonde zijn geweest. Alle kleine vogeltjes geplet. Nee, de rugzakhals springt spontaan open. Twee kleine chocolade kuikenkopjes steken hun nek uit en kraaien superintelligent en vroeg bij de les: “Zijn we op tijd?”

Themacolumn RWIB (Raad wie ik ben) op ColumnX: Onderwerp is ‘Hoe dingen kunnen fietsen’
Anoniem geplaatst onder account RWIB. De lezers raden wie de column geschreven heeft.



Eureka / Uitdaging van de maand / 17-04-2015

Eureka. Kwartje valt. Moment is daar. Hoe is het mogelijk? Dat ik dat niet eerder zag? Het is toch van de zotte? Vlaag van verstandsverbijstering stond in de weg. Nu het eindelijk gevonden is stemt het blij. Word ik nu de winnaar van mijn eigen quiz? Het was die ene vraag die alles ontzettend moeilijk maakte.

Een vraag die iedereen zich minstens een keer per leven afvraagt. Een van de ontelbaar onbeantwoord gebleven vragen des levens, keek me aan. Op een moment waarbij ik het absoluut niet had verwacht, niet zag aankomen. Heel vreemd, de vraag stelde mij meteen op mijn gemak, ik besefte zijn waarde.
Ik hoefde niet meteen antwoord te geven, het antwoord lag in de vraag al opgesloten. Dat ik dat nog niet eerder had gezien had simpelweg te maken met gebrek aan ervaring. In het collectieve geheugen hadden vele filosofen, kunstenaars en waarheidsvinders hun hersenen en handen al behoorlijk gepijnigd. In breedvoerige redevoeringen, in ontelbare debatten, in hogere sferen en op maagdelijk wit gevreesde doeken hadden zij gezocht. Vele antwoorden op bijkomende vragen werden opgetekend in boeken, relibijbels en andere informatiedragers, geplamuurd en geschilderd, zelfs in pindakaas. Maar het eureka, het antwoord op die ene allesomvattende vraag, die ieder mens im Frage stelt, bleek achteraf heel simpel.

Het antwoord overviel mij spontaan op de fiets, fietsend op een dijk, haren wapperend in de wind, zon in de rug. Ik zal dit bijzondere moment never nooit niet meer vergeten, alle puzzelstukjes vielen op hun plek, dit keer voor altijd, voor eeuwig. Waarom zijn we ooit de wereld in geschopt, in lieflijke andere woorden gevat, wat is de zin van ieder leven, doen wij ertoe? De wind, de dijk, de zon, de schapen op de dijk, zelfs mijn fiets, ze lachten allemaal naar mij, eureka, omdat alles ertoe doet.

Toelichting:
Geschreven n.a.v. schrijfopdracht op ColumnX, van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
- Beschrijf een momentopname in een willekeurige situatie in 290-310 woorden

Opmerking: In deze schijfopdracht heb ik de zinnen geschreven telkens oplopend in aantal woorden. Beginnend met een zin van een woord. Vervolgens een zin van twee woorden. Dan drie. Etcetera.
In totaal zijn het vierentwintig zinnen in driehonderd woorden.



Tastbare herinnering / Gein & Ongein / 20-04-2015

Hij was gevallen, hard gevallen. Diep. Diep ook. Tegen een boom geleund zag ik hem zitten. Voorovergebogen het hoofd op zijn knieën. Niemand keek naar hem om. Waarom ook? Waar moesten ze naar kijken? Oogcontact was niet meer mogelijk. Zijn ogen lagen voor hem op de grond. Blauw, met een doffe glans. Ze hadden niet lang meer te leven. De flauwe ogen. Het licht viel weldra uit. Zoveel was er niet meer te zien. De wenkbrauwen lagen er naast. Een beetje opgetrokken in vertwijfeling. Ze begrepen nog steeds niet hoe het een en ander was voorgevallen. En belangrijker hoe het voorkomen had kunnen worden. Gefronst zochten ze troost in moeder aarde. De mond had niets meer te vertellen. De lippen prevelden wat schietgebedjes, in de modder. Dat was het dan. Hier eindigde alles dat gezegd moest worden.

De blos op vervallen wangen sprak boekdelen. Vuurrood waren ze van het gezicht gevallen. Brandend van liefde. Schaamrood verkleurden ze tot oud roze. Pas kort geleden had de liefde hem in de steek gelaten. Voor het eerst, na lang volhouden. De laatste sprankjes hoop had hij nog door zijn neus binnengelaten. Opgesnoven met zijn neusharen, trillend nat. De zoetzilte geur van liefde. Maar het mocht niet baten. De verwondering was weg. Neus, lippen, ogen, wenkbrauwen, wangen, alles was afgelegd. Oren wilden niet langer luisteren. Ze transformeerden tot verstopte chips. Ze lieten niets meer binnen. En ja, zelfs zijn kin was afgestoten. Bot maar ooit zo spits.

Waar moesten ze naar kijken? Zenders, vrienden en vriendinnen. Het had totaal geen zin. Contact was niet langer mogelijk. Alle maskers waren afgezet. Het gezicht lag gespleten voor hem op de grond. Geen verbinding was meer mogelijk. Geen enkele informatie kwam nog binnen. Alle geluiden, alle blikken, alle geuren verdwenen in een wit vacuüm, gehouden boven de nek. Alleen de contour van wat ooit was, werd in de grote handen vastgehouden. Een dikke grijze lijn. Onthoofd was al het contact, geen gezicht. In het grote lege wit verzamelden zich tot slot alleen nog de gedachten. De gedachten aan herinnering, van datgene dat ooit eens was. In de herinnering kwamen gesprekken opnieuw tot stand. Gesprekken die nooit antwoord gaven, op datgene dat eigenlijk belangrijk was.

Hoe nu verder? Dacht de man. Gedachten zijn zo moeilijk te lezen. Zeker in een leeg gezicht. Hoe zou hij ooit nog kunnen communiceren? Zonder spraak, zonder zicht en zonder geur. Op de tast, tastbaar? Door aan te voelen, vast te pakken, aan te pakken? Vertrouwen op de tast, dat is wat de man nog restte. Op tast en herinnering. Tastbare herinnering. Hij richtte zich langzaam op en bedankte de boom voor het vertrouwen. Hij wist nu hoe hij verder moest.


Transplantatie met kopzorgen / Themacolumn / 23-04-2015

Ik viel bijna van mijn stoel bij het zien van een aflevering van Pauw. Een medisch verhaal dit keer. Afschuwwekkend gewoon. Er is een hoofd van een aap op een andere aap getransplanteerd. Nu wordt overwogen om dat ook bij een mens te doen. Daarvoor zijn wel twee mensen nodig. Wat een ontzettend idioot idee. Bij de twee apen is het misgegaan. De aap was zo geschrokken van zijn nieuwe lichaam dat zijn ruggengraat en al zijn zenuwen die aan elkaar gehecht waren spontaan loslieten. Hij had nog geknipoogd zeiden de artsen. Dat had hen hoopvol gestemd. Maar net als bij pasgeboren baby's weet je natuurlijk nooit of dat een echte knipoog is. Ik snap het niet goed. Ondanks dat de operatie niet gelukt is bij de apen willen ze het wel bij mensen uitvoeren. Ergens in Rusland wordt gezocht naar een geschikte ruimte waar circa 100 medici deze futuristische operatie kunnen doen. Ook wordt er nog gezocht naar twee geschikte proefpersonen. Het is me wat? Het moet een goede match zijn. Maar wat is een goede match? En waar begin je mee? Met het hoofd zoeken of met het lichaam? Wie komt er in aanmerking? Alleen zieke mensen of ook gezonde? Een goede vraag die tot nadenken stemt. De zieke mensen denken gezond want voor hen is er nog hoop op verbetering van levenskwaliteit, denk bijvoorbeeld aan mensen met een dwarslaesie. Maar dan moet er wel zekerheid zijn dat de operatie voldoende kans van slagen heeft. De gezonde mensen daarentegen hebben in mijn ogen alleen een zieke geest. Zij willen alleen maar een nieuw gezond lijf, liefst wat jonger en mooier. Om te kunnen stoefen op het strand bij Marbella of zo. Het is de techniek en het geld dat het allemaal mogelijk maakt. Maar hoe zit het met ethiek? Hoe ver gaan we met dit soort praktijken? We willen allemaal ouder worden en het liefst in een mooie staat. Maar als we dat allemaal willen en kunnen. Wat dan? Dan loopt de aardbol vol en over van mens. Dat willen we toch niet? Moeten we niet eerst op zoek gaan naar medische oplossingen voor dwarslaesies en andere aandoeningen? Kortom een hele hoop vragen die volgens mij eerst beantwoord moeten worden. Als we dan uiteindelijk proefpersonen nodig hebben dan kan ik er zo een paar verzinnen. Het hoofd van Poetin op een Russische atleet bijvoorbeeld. En dan maar hopen dat ...

Themacolumn RWIB (Raad wie ik ben) op ColumnX: Onderwerp is ‘Hoe dingen kunnen fietsen’
Anoniem geplaatst onder account RWIB. De lezers raden wie de column geschreven heeft.



Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

23-04-2015

Stilleven (10): Open boek

Om het half jaar draai ik het halve boek dat aan de muur hangt om. Soms is het boek gesloten en soms open. Als het open is, dan altijd op pagina negenhonderd en een. Het beschrijft de klaproos en eindigt met klimop. Tussendoor heel kleinzielig nog wat kleinzoon. Het halve boek is moeilijk te lezen. Uitgesneden in het midden zijn de pagina's. Schimmig lonkt een gat. Een opberggat. Wat heeft er in het boek gelegen, dat niemand weten mag? Vergeeld is de pagina, aan alle drie de zijden van het boek. Dat geldt ook voor al zijn onderliggende volgers. Het is een oud boek, liggend op een grijze stoep. De titel is al lang gevlogen, onzichtbaar. Mijn fantasie vult de titel dan maar in. Wisselend op alle dagen van de week.

Het is dertig juni. Tijd om het halve boek weer eens om te draaien. Wat lonkt aan de linkerzijde van het boek is een donker zwart gat. Het boek lijkt in de stoep gevallen. Opgezogen door het gat. Een klein stuk gekantelde stoeptegel is nog zichtbaar aan de zijkant van het gat. Ik zie het goed. De grond onder de stoep is weggeslagen. Mosgroen zijn de omringende tegels. Ze omzomen een groot geheim. Zeker weten. Wat ik zie verward mij. Ik draai het halve boek vlug weer om. En kijk, daar springt het uit de stoep, uit het zwarte gat omhoog. Het blijft een groot mysterie. De wereld op zijn kop.

Ik splijt het beeld dat ik voor mij zie in twee. Rechts, een half boek opengesneden, vormt de ene helft. Mijn ogen vullen het boek automatisch aan met de andere helft. Het donkere gat in de stoep sluit qua vorm en formaat naadloos aan. De bovenrand van het gat links volgt de bovenzijde van het boek rechts. De onderrand van het gat links sluit aan op de binnenrand van de opengesneden pagina's rechts. Precies in het midden van het beeld, formaat A4 landscape, worden gat en boek gescheiden door een smalle stenen border. De klaproos en de klimop staan in Times Roman heel klein in de uithoeken van de bladzijde van het boek geprint. Net als kleinzielig en kleinzoon. Maar dan boven elkaar. Het boek dat open ligt, tuiniert. Dat mag duidelijk zijn.

Verhaal geschreven naar aanleiding van een fotowerk van Paul Bogaers

18-04-2015

De jongens van de suikerwerkfabriek

Al jaren reizen Cor, Dirk, Rien en Theo met de trein naar de suikerwerkfabriek. Ze hebben een ‘eigen’ coupé. Theo, een jonge knaap die nog maar kort in de fabriek werkt is sinds een maand in hun groepje opgenomen.

De mannen hebben geen goede ervaringen met vrouwen. Cor's echtgenote heeft de ziekte van Parkinson en moet constant verzorgd worden. Dirk's echtgenote heeft Dirk een keer een blauw oog geslagen en hem verkracht. Rien vergezelt zijn echtgenote altijd naar sportevenementen om haar in de gaten te houden. Ook op de fabriek worden de jonge mannen vernederd door hun vrouwelijke bovengeschikten.

Rien vindt alle vrouwen hetzelfde, “Ze willen allemaal een koning voor hun kinderen en een prins in bed.” Ook Theo heeft geen prettige ervaringen met vrouwen. Hij wordt doodmoe van zijn dominante, belerende moeder, die zijn vader volkomen onder de duim houdt. Zijn tante Hanny deed zijn seksuele gevoelens ontwaken met verhalen over het Indische sprookje in de Efteling. De mooie erotische dromen worden echter ontluisterd als hij met zijn vriendinnetje Truusje voor het eerst naar bed gaat in de meubelzaak van zijn vader.

De mannen klagen in de coupé hun nood bij elkaar. Uiteindelijk accepteren zij gelaten de wereld zoals die is, die voltrekt zich immers buiten hun invloed om. Dit verandert plotseling als op een ochtend een nieuwe, jonge conductrice hun kaartjes komt knippen. Theo heeft vergeten zijn maandkaart te verlengen en de conductrice schrijft een boete uit.

Een onbekende kracht haalt de mannen uit hun lethargie en als een soort wraak op alle vrouwen kleden zij de conductrice uit. Als zij helemaal naakt is en de haat van de mannen overgaat in liefkozingen, breekt het verzet van de conductrice; zij komt klaar en begint te huilen. Beduusd laten de mannen haar gaan, nog vlug haar bundeltje kleren in haar handen stoppend. Verdwaasd stapt de conductrice naakt het perron op.

Vrije 'eh man cipatorische' vertaling van een boekbespreking van 'Anoniem' (5VWO 2002) van de verhalenbundel 'De jongens van de suikerwerkfabriek' van Theo van het Loo (Werknemerspers, Amsterdam, 1983).

Toelichting:
Geschreven n.a.v. 8e schrijfopdracht op ColumnX (april 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
-Beschrijf een momentopname in een willekeurige situatie in 290-310 woorden.


Edit 29-04-2015:
De inzending van deze schrijfopdracht op ColumnX is door de redactie verwijderd op verdenking van plagiaat. Ik ben het daar niet mee eens en heb besloten om verder uit te zoeken of daadwerkelijk sprake is van plagiaat of vrijheid in schrijven. In mijn ogen is het namelijk een bewerking. Wordt vervolgd.


Edit 12-05-2015:
N.a.v. mailcorrespondentie met een redactielid van www.scholieren.com, een ICT-jurist en Tessa de Loo ben ik tot de conclusie gekomen dat publicatie van mijn verhaal op de website ColumnX als plagiaat beticht kan worden, omdat ik niet meteen de bronvermelding vermeld heb. Dit had ik achteraf gezien wel moeten doen, maar had ik uitgesteld vanwege de schrijfopdracht. Ik heb hierover mijn spijt betuigd op de website ColumnX.
Het plaatsen van dit verhaal op mijn weblog is geen plagiaat omdat ik bij het verhaal wel meteen een bronvermelding heb geplaatst.
Kortom een vervelende situatie waarvan ik veel geleerd heb. Ik heb besloten het verhaal op mijn weblog te laten staan.


Tessa stond mij toe haar antwoord n.a.v. mijn mail te plaatsen op ColumnX en op mijn weblog. Hieronder onze mailcorrespondentie.


01-05-2015: Mail aan Tessa de Loo:

Beste Tessa de Loo,

Mijn naam is Rob Mientjes en ik schrijf columns en verhalen op een website
waar ik lid van ben en die tevens openbaar toegankelijk is. Onlangs heb ik
op deze website meegedaan aan een schrijfopdracht: beschrijf een
momentopname in een willekeurige situatie in maximaal 290-310 woorden.

Voor deze opdracht heb ik vrijwel letterlijk gebruik gemaakt van een
boekverslag op www.scholieren.com van een scholier 5VWO, anoniem
geplaatst. Zie: www.scholieren.com/boekverslag/47824. Het betreft
een boekverslag van het titelverhaal van uw boek 'De meisjes van de
suikerwerkfabriek'. Een boek dat ik zeer bewonder. In dit boekverslag heb
ik bewust de man-vrouw rol omgedraaid en de namen van de hoofdpersonen en
de titel aangepast. Zo wordt in de hoofdscène (het door mij gekozen moment
voor de schrijfopdracht) niet de conducteur in de treincoupé door vrouwen
uitgekleed, maar de conductrice door mannen.

Onderaan mijn schrijfopdracht heb ik op ludieke wijze een verkapte
bronvermelding aangebracht. Maar het moet gezegd, niet echt duidelijk. Het
doel van deze letterlijke overname en omwerking van de tekst uit het
boekverslag was om de actualiteit van agressie in het openbaar vervoer en
de emancipatie van de man met elkaar te verbinden.

De redactie van de website heeft na een opmerking van een lid van de
website mijn inzending geduid als plagiaat en een week later van de
website verwijderd. Ik heb dat gerespecteerd maar twijfel of hier
daadwerkelijk sprake is van plagiaat. In mijn gedachtegang heb ik een
duidelijke bewerking en interpretatie gegeven in dichterlijke vrijheid.
Dat de bron waaruit ik geput heb in zekere zin anoniem was maakte het niet
makkelijk. Met naam en toenaam had ik deze ongetwijfeld onmiddellijk als
bron opgenomen. Omdat ik de beschuldiging van plagiaat erg beschadigend
vind wil ik graag uw mening vragen of u ook vindt dat hier sprake is van
plagiaat.

Op mijn eigen weblog is de schrijfopdracht nog terug te lezen. Zie:
http://mienweblog.blogspot.nl/2015/04/de-jongens-van-de-suikerwerkfabriek.html.
Met dit verschil dat ik de link naar het originele boekverslag in de
opmerking onder de schrijfopdracht niet heb opgenomen in de inzending naar
de website. De intentie was om dat later te doen, pas nadat de leden hun
commentaar hadden gegeven op deze bewerking.

Beste Tessa de Loo, wellicht een lang verhaal, maar kunt u mij helderheid
geven of hier sprake is van plagiaat? Wat is uw mening? Mocht hier sprake
zijn van plagiaat dan wil ik langs deze weg ook aan u, als auteur van het
verhaal, mijn welgemeende excuses aanbieden. Ik zal mijn excuses dan ook
overbrengen aan de redactie van http://www.scholieren.com. In geval van plagiaat
zal ik ook de publicatie van mijn weblog verwijderen.

Ik hoop dat u tijd vindt en de noodzaak inziet om mijn vraag te beantwoorden.

Met vriendelijke groet,
Rob Mientjes

-------------------

04-05-2015: Antwoord Tessa de Loo:

Beste Rob Mientjes,
In antwoord op je vraag of er in dit geval sprake is van plagiaat:
Je verhaal heeft het karakter van een boekverslag, dus is er hooguit plagiaat
gepleegd van een boekverslag. Met de oorspronkelijke novelle 'De meisjes van de
suikerwerkfabriek' heeft het naar mijn oordeel niets van doen - daarvoor mist het de
structuur, het uitdiepen van de karakters, het opbouwen van spanning etc., kortom
alles wat een meeslepend verhaal nodig heeft. Bovendien is het 'unieke' in dat
verhaal het feit dat daarin een man verkracht wordt door vier vrouwen. Het
verkrachten van vrouwen door mannen gebeurt dagelijks (helaas) en ik kan dan ook
niets emancipatorisch zien in jouw omkering.
Gezien de opdracht begrijp ik niet waarom je voor dit ingewikkelde onderwerp gekozen
hebt. Wanneer je een verhaal wilt vertellen in max.310 woorden, kun je alleen maar
voor één eenvoudige handeling kiezen, of voor het genre van de column.
Ik kan je dus geruststellen: er is op geen enkele manier sprake van plagiaat. Mocht
je belangstelling hebben voor het avontuur dat het creëren van een boeiend verhaal
altijd weer is en je een week lang willen verdiepen in alle aspecten die daarbij
komen kijken, dan nodig ik je uit een keer een workshop te komen volgen, hier aan de
zuidelijke rand van Europa. Voor informatie verwijs ik je naar mijn website.
Tenslotte wens ik je veel schrijfplezier,in welke vorm dan ook...Met een hartelijke
groet,Tessa de Loo.

------------

Voor degenen met interesse in de workshops van Tessa de Loo in Portugal zie:
https://tessadeloo.com/schrijfcursus-in-portugal-door-tessa-de-loo

Mien korte verhalen (36 en 37) met kleine grote waarheid

Beiden geschreven op 18-04-2015

36) Een titel valt niet af te dwingen

Het loopt allemaal moeizaam in huize Mien. Het blijft wennen aan de nieuwe vrouw van mijn vader. En nu wil ze ook nog dat we mams tegen haar zeggen. Dat kan niet. Die naam is maar voor een moeder bedoeld. En die is er niet meer. Dat spreekt toch vanzelf? Mijn vader doet zijn best om ons te bewegen het wel te doen. De tranen springen in mijn ogen. De anderen zwijgen. De tijd en wil is nog niet rijp. Foute timing. Deze titel valt niet af te dwingen. Tijdens de maaltijden wordt het steeds zwijgzamer en ongemakkelijk aan tafel. Het is ook allemaal veel te snel gegaan. Iedereen zoekt zijn eigen weg in het verdriet. Ook de hond geeft geen goedkeuring. Hij blijft grommen tegen de nieuwe bewoonster. Onze blije Cocker kwispelt steeds minder. De sombere sfeer in huis lijkt ook het beestje te treffen. Mams is en blijft onvervangbaar, hoe ziek ze ook was.

Voor de nieuwe vrouw is dit maar moeilijk te accepteren. Ze heeft niets met kinderen en niets met huisdieren. Die mogen van haar allemaal weg. Zo voelt het toch. En sterker nog. Zo wordt het ook nog eens uitgesproken. ’s Avonds laat op een zomeravond, stiekem op de trap, hoor ik samen met mijn broer, hoe hij neergezet wordt door onze nieuwe moeder. “Hij gaat naar een tehuis. Ik kan niet met hem overweg. Heb je zijn kamer gezien, hij doet niets in huis, hij luistert niet. Hij eruit of ik eruit.” De boodschap komt hard aan. Mijn vader slaat nu ook door. Harde woorden vliegen door de lucht. We geloven onze oren niet. Versteend zitten mijn broer en ik op de trap. Het geschreeuw achter de woonkamerdeur wordt steeds heftiger. Broer gaat naar bed. Ik blijf nog even zitten. In wanhoop, omdat ik niet wil geloven wat ik hoor. Wat als ze me straks zien zitten? Ik besluit om ook maar snel naar bed te gaan. Het voorval komt de volgende dag niet ter sprake. Maar iets lijkt er geknapt. Ik heb mijn vader nog nooit zo stil gezien. Dit huwelijk kan nooit lang duren.


37) Het Noorden en het Zuiden kwijt

Het is herfstvakantie en vandaag rijden we naar Heerlen. We gaan de nieuwe woning van mijn grote broer en zijn vrouw inwijden. Ze zijn in maart getrouwd. Broer heeft een mooie baan gevonden bij het ABP. Ze hebben een appartement gehuurd in een flat bij de Vossekuil. Niet zo’n beste buurt, maar de huur is er goedkoop. Ze hebben het appartement keurig ingericht volgens de laatste mode. Veel rotan, een donkere ribfluwelen bank en natuurlijk veel kamerplanten. De vingerplant en parapluplant ontbreken niet. Boven de keukenbar die de keuken van de woonkamer afscheid hangen felgekleurde donkere glazen bollen in een wit net. De letterbak tegen de muur is gevuld met prullaria die ik niet kan thuisbrengen. Maar het ziet er wel gezellig uit.

Het ziet er allemaal picobello uit en de taart kan geserveerd. Mijn vader is trots. Dat kun je zien. Net als grote broer en zijn vrouw. Er komt geen eind aan de rondleidingen. Dan weer dit zien en dan weer daar even kijken. Ik heb het wel gezien en vraag of ik naar buiten mag met onze Cocker. Die is wat blij. Met een bocht loopt ie om de vrouw van mijn vader. Het zullen nooit vrienden worden. Tot zo! En weg zijn we. Best vreemd om onze hond in een voor mij onbekende omgeving uit te laten. We nemen de lift. Een klein stinkend houten hok dat veel te langzaam afdaalt naar beneden. Het park bij de flat maakt veel goed. Zal ik hem even loslaten? Eigenlijk is dat niet verstandig maar doe het toch. Weg is ie! Als een hazewind. Ik raak in paniek. Want hij gaat er echt als een duvel in een doosje er vandoor. Hoe ik ook roep, hij is verdwenen. Met lood in de schoenen meld ik me op de vijfde etage, flatnummer 124. Dat heb ik goed onthouden. In tranen vertel ik dat onze Cocker er vandoor is. Geen paniek. Met z’n allen vinden we hem wel. De hele middag lopen we te zoeken. De housewarming party krijgt een diepvriesscenario. Laat in de middag, als we toch nog een keer gaan kijken loopt onze Cocker binnen. Zuchten van verlichting. We kunnen meteen naar huis. Vanaf het balkon zwaaien grote broer en zijn vrouw ons gedag. Een gelukkig koppel. Ik knijp onze Cocker dicht tegen me aan, achter in de auto. Waar was je nou?

Ik zit tussen mijn zus en haar vriend op de achterbank. De Cocker op schoot. Dat moet. Ik laat hem nooit meer los. “Ze wonen daar mooi”, zegt de vrouw naast mijn vader, “alleen hoop ik wel dat ze daar gelukkig worden, ik vond haar er niet echt gelukkig uitzien.” Mijn vader geeft onmiddellijk antwoord. “Ach wat, ze moet daar even wennen, ze is alleen het dorp gewend, dat heeft tijd nodig.” “Nou, ik moet dat nog zien hoor!” “Mens, doe toch niet zo negatief!”

We zijn eindelijk thuis. Op de bank zit mijn andere broer, de handen in zijn lange blonde haar geslagen, voorover gebogen. Dat betekent slecht nieuws. Hij had geen zin om mee te gaan naar Heerlen en bovendien moest hij nog wat voorbereiden voor school. Mijn vader voelt nattigheid, dat mag duidelijk zijn. “Wat is er jongen?” Mijn broer zwijgt. Maar niet lang. “Ik heb mijn vriendinnetje zwanger gemaakt!” Alles in de kamer komt heel even tot stilstand. Er zijn geen woorden voor. Totdat. “Hoe is het mogelijk, jongen, wanneer, hoe, waarom, en wat nu … hoe kun je …!” Het ongeloof lijkt onmetelijk. “Schande, schande, schande …!” Mijn vader weet niets anders te zeggen. “We houden het kind!” zegt mijn broer resoluut. Ik heb het er al over gehad met de moeder van mijn vriendin, die vindt het goed!” Mijn vader ploft neer op de bank. Zijn vrouw rent naar de keuken, in al haar onnozelheid. Er flitst bij mij maar een gedachte door mijn hoofd. Ik raak nu ook mijn andere broer in huis kwijt. Het besef slaat bij me in als een bom. Zeventien jaar en dan al vader worden. Dat kan toch niet?

01-04-2015

Momento dado

Ik houd zijn oren stevig vast, bang dat ik anders van hem afval. Voorzichtig leun ik over zijn hoofd heen. Ik kan mijn nieuwsgierigheid amper bedwingen. Ik wil graag zien wat hij ziet. Ik geniet van ieder moment en zuig de warme lucht die rond onze oren vliegt diep naar binnen. Het verwarmt niet alleen mijn longen, maar ook mijn buik. Om over het hart maar niet te spreken. Dat bonst sowieso in mijn keel. Al sinds we van de grond zijn opgestegen.

Het is een droomvlucht die ik onderga. Gelukkig heb ik mijn fotocamera meegenomen. Het bewijs moet vastgelegd. Wie zal mij anders geloven. Het wordt steeds warmer, we stijgen langzaam op. Mijn transportmiddel is zwijgzaam. Sinds de uitnodiging heeft hij niet meer met mij gesproken. Hij heeft me verteld dat hij me brengt naar waar ik op zoek ben. Un momento dado. De warmte wordt nu toch wel drukkend. Het zonlicht verblindt. Waar brengt deze rare vogel mij naartoe? Wat wil hij me laten zien?

Mijn transportmiddel praat. Ik kan het amper verstaan. Mijn oren staan in brand, net als de staart van de rare vogel. Ik raak nu toch wel lichtelijk in paniek. Waar en hoe gaat deze droomvlucht eindigen? "Pak je camera Mien! Kleinste sluitertijd!" Ik pruts wat aan mijn camera. "Leg hem stil tussen mijn oren en buk!" Ik begrijp er niets van maar reageer op de automatische piloot. "Afdrukken als ik ja zeg!" We vliegen recht de zon in. Hoe is het mogelijk? "Bukken, bukken, bukken!" Het vuur aan de staart van de vogel klimt over zijn rug richting mij. Ik heb nog maar heel weinig tijd. En dan, dan zie ik plots een gezicht ... een gezicht midden in de zon ... maar van wie ... ? Ik begin te huilen. Keihard. "Jaaaaaaa!" Ik druk af. Het moment is mij gegeven. Un momento dado.

Toelichting:
Geschreven n.a.v. 8e schrijfopdracht op ColumnX (april 2015), van professioneel schrijfcoach Hella Kuipers (http://heldenreis.nl):
-Beschrijf een momentopname in een willekeurige situatie in 290-310 woorden.