31-05-2013

Columns van Harrie (Mei 2013)


Actuele column rechtstreeks geschreven op mijn laptop / Actualiteiten / 07-05-2013

RSIRSIRSI. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Met de linker duim houd ik de shiftknop vast. Met de linker wijsvinger druk ik vervolgens op de R en de S. Maar die I, die red ik net niet. Daarvoor moet ik mijn rechterhand inschakelen. De rechter wijsvinger om precies te zijn. Het RSI drie vingersysteem laat mij in de steek. Het lukt me niet om goed piano te spelen op mijn toetsenbord. Er komt geen geluid uit. Behalve een ’au klote’, zo nu en dan.

Klote heeft in dit opzicht niets te maken met een zekere Debuciel. Bij lange na niet. Wat wel grappig is, is dat het toetsenbord dat ik bespeel, zowel witte als zwarte toetsen bevat. Alleen dit keer liggen de witte op de zwarte. In vreemde lettertekens. En de Q lonkt. Linksboven in de hoek. Van bovenaf gezien is het net of ie een sigaretje rookt. Wanneer komt hij nu eindelijk weer eens aan de beurt?

Hij is eigenlijk de triangel van het orkest. Laat zich moeilijk bespelen. Zeker met zo’n maffe dirigent. Ik zwaai mijn haren in de nek en waan me even Bach. Bachelijk. Belachelijk. Ik lach me bachlelijk. Maar dat kan bij Bach absoluut niet. De strenge meester. Mozart zou het wel weten te waarderen. Met zijn blonde teugels zou hij het toetsenbord als nozem bespelen. Als een wild paard. Voor hem was Bach slechts Nozemart.

Maar even terug naar de augmented reality. Het maffe is dat de witte letters op de zwarte toetsen als zwarte letters terugkeren in mijn witte beeldscherm. Ze verdrinken bijna in het wit. In welk lettertype? Vraag ik dan mezelf. Ik struin het invulvak af naar hulpbalken maar het enige dat ik zie is Wysiwyg. Wieziewieg? Wat voor mij betekent, Ikweethetnie.

En dan die letters op mijn toetsenbord? Van welk type zijn die? Niemand die zich dat eens afvraagt. Toch? Ze staan een beetje scheef. Half cursief, maar wel schreefloos. Dat is best verwarrend. Met de shiftknop zijn ze op het toetsenbord geprint, in kapitaal. Zouden er ook toetsenborden zijn geprint in kleine letters? In A-mineur, of zoiets?

Mijn pianoaanslag baart mij zorgen. RSIRSIRSI, dat hameren mijn vingers, onverbeten in verdronken wit. De Q die blaast nu kringetjes. Ik laat hem nog even wachten. Hij snakt, hij snakt, hij snakt naar aandacht. Alla misura, andante, aperto, amoroso. Non forte. Maar als het nog veel langer duurt verrekte allegro agitato. Lettergeil zoals die is.

Ik plaag en laat hem nog even kuchen. Ach, kon ik mij maar verlaten op pianopedalen. Het zou mijn vingers en mijn handen sparen. Pedalen aan het toetsenbord. En dan met blote voeten en ontspannen teentjes, de leuke letters op het toetsenbord kietelen. Fijntjes, heel fijntjes en tergend langzaam de s, de e en de x strelen. Lieflijk in onderkast, of zo u wil, in minuskel. Maar wel met heel veel L I E F D E. Potverdikkie. Vet en in K A P I T A L E N.

Als een amoureuze componist, met kapitale liefde voor het schrijven. Lang leve de muzikant met zijn bizarre teksten, door dronken dirigenten in zwoele lentenachten op toon gezet. Actueel uiteraard. Rechtstreeks vanaf het toetsenbord. Alle criticasters over de schouder meegebogen. Hun vingers streng wijzend naar mijn laptop. Samen in euforie naar de climax. Een ultiem hoogtepunt. De laptop, mijn creatieve meester.


Carita / Maatschappij / Serie Deugden 7/7 / 08-05-2013

De zon schijnt door het vensterglas. Vandaag is een dag die gilt om geplukt te worden. Carita springt uit haar bed en strekt zich uit. Ze woont nu bijna vijf jaar in Nederland. In de buurt waar ze woont staat ze bekend als Spaanse roos. Ze is een bloemetje in huis en voor haar buurt. Overal waar Carita verschijnt tovert zij glimlachen op gezichten. En dat komt niet alleen door de Spaanse haarbloem die zij iedere ochtend in haar zwarte krullen steekt. Vandaag is een dag om te genieten. Olé.

“Ahhhh, Carita, Spaanse schone, help jij me even de straat over, ik ben zo slecht ter been.”

Het is buurman Sjaak die op de loer ligt. Voor buurman Sjaak doet Carita alles. Het is zo’n schatje.

“Alo buurman, jij gaat met bus. Ik jouw wel even helpen, toch?”

Carita helpt Sjaak de weg over en met instappen in de bus. Ze snauwt in vals Spaans naar een jonge gozer die geen plaats wil maken voor Sjaak. “Asta la vista”, roept ze hem na als deze afdruipt. Met een big smile neemt Sjaak plaats. Ze is zo lief, die Carita.

Carita wuift Sjaak goedendag en loopt fluitend door naar haar werk. Voor de deur zit een zigeunerkoppeltje in de schaduw triest voor zich uit te kijken. Met een klein gebaar gooit Carita groot geld in het mandje dat voor het koppel staat. Op een bordje staat te lezen: Al lang niet meer gegeten!

Uit haar tas haalt Carita nog een appel en legt die in het mandje, naast het briefje van vijf. Een kleine glimlach verschijnt op het gezicht van het zigeunervrouwtje. Carita is intussen de Super al binnengelopen.

“Ah Carita, ben jij daar al? Armina kan vandaag niet komen want ze is ziek. Kun jij de vleesafdeling er vandaag bij doen?”

“Oh chef, ik wil wel doen hoor. Kaas- en vleesmeisje in een. Spaanse tosti. Ha, ha. Geen probleem!”

De dag vliet snel. Carita verkoopt kaas en vlees als een tierelier. Half Volendam eet vandaag Spaanse tosti’s.

Op de terugweg naar huis ziet Carita een merel droevig ingedoken onder de liguster zitten. Dat ziet er niet goed uit. De merel spurt niet weg als Carita zich over de vogel heen buigt. Zijn linker vleugel is geknakt.

“Ach, birdy, jij pijn hebben. Ik dat zien. Kom maar mee naar huis, ik jou verzorgen.”

Carita haalt uit haar tas een kartonnen doos met plastic venster. In de doos ligt een pop. Een Spaanse pop met haarbloem. Die heeft ze gekocht voor haar kleine zussie. Ze haalt de pop uit de doos en stopt ze in haar tas. Heel voorzichtig legt ze de merel in de doos en neemt hem meer naar huis.

“Ohhh, Carita, Carita, jij bent thuis. Wat fijn. Je moeder heeft zojuist gebeld. Ze maakt zich zorgen. Om papa. Die komt maar niet van zijn Franse griep af. Wil jij haar even bellen?”

Het is Hans, de man van Carita, die ongerust de boodschap overbrengt. Hans zit al drie jaar thuis. Te revalideren van een bedrijfsongeval. Uit de hand gelopen RSI.

“Ah, die mamma belt. Ik bel haar. Maar eerst kopje thee met jou. Hans, hoe was dag van jou?”

“Och Carita, twee vingers in de neus en drie in mijn broek. Lamballen is voor mij geen feest.”

De bel van de voordeur rinkelt. Buurvrouw Bitter, vrouw van Sjaak, staat voor de deur.

“Ehhh … lieve Carita … ik heb geen suiker meer … ennn … ehh … Sjaak die houdt daar zo van … heb jij … ehhh … misschien wat suiker voor mij … ben zo slecht ter been … weet je … kan niet goed naar de Super.”

“Ach Gallie, dat is niet goed. Ik suiker halen. Voor lieve Sjaak. Wacht maar.”

Even later komt Carita met een heel pak suiker terug. Gallie blij. Sjaak blij.

Hans heeft intussen thee gezet. De dag wordt snel doorgenomen. Knus in de tuin op de grote schommelbank. Met de late zon in het gezicht. Het telefoontje naar mamma is van korte duur. De Franse griep is alleen met heel veel liefde en geduld te bestrijden. Dus belt Carita voortaan om de andere dag. De lieve schat.

Vlak voor het zes uur journaal gaat de telefoon. Een student vraagt of hij een enquête mag afnemen over donaties. Carita neemt uitgebreid de tijd. Donaties zijn haar specialiteit en ze wil de student graag helpen. De student is blij. De ervaringsdeskundigheid van Carita tovert een vette glimlach op het gezicht van de student. Hij hoort zijn kassa rinkelen.

Om acht uur gaat de voordeurbel. Twee wat oudere mensen, somber gekleed in grijs en zwart staan met een ernstige blik en wat paperassen voor de deur. Jehova’s.

“Ah, vrienden van geloof. Kom binnen. Koekje bij de koffie? Dat is lang geleden. Hoe gaat het?”

Na een goed gesprek van ruim een uur verlaten de Jehova’s opgewekt en Spaans verlicht huize Carita. Telkens opnieuw zijn ze hevig onder de indruk van Carita’s ruimhartigheid en onvoorwaardelijke liefde en aandacht.

“Slaapmutsje Hans? Heb genoten vandaag. Veel glimlachen getoverd. Ik jou nog ergens blij mee maken Hans? Hans, Hans, … ola … Hans … wat doe jij? Ha, ha, oeh, ah … Wat? Of ik worst lust? Gie gie, ik ben kaasmeissie hoor … Hans, Haaaannnnsssss!


Actuele column rechtstreeks geschreven op mijn Sparta / Actualiteiten / 08-05-2013

Jupiler heeft het niet meer. Telkens als hij de benzinedop van zijn Sparta opendraait komt een lekkere bierlucht hem tegemoet. Geweldig. Nu kan ie gelijktijdig diesel en alcohol snuiven. Zo ook bij het benzinestation. Als hij nu ook nog eens een sigaretje op zou steken? Zou dat de pret dan bederven?

Gebonk op de raam. Vanuit zijn ooghoek ziet Jupiler een kwade pompbediende driftig zwaaien met opgestoken wijsvinger. Jupiler doet alsof ie niets hoort en ziet. Zodra hij de aansteker uit zijn motorjack haalt vliegt de deur van het benzinestation open.

Ziet Jupiler dat nou goed. Draagt die pompbediende nu een accu-oplaadsetje bij zich. En wat kijkt ie kwaad. Die is niets goeds van zins. De pompbediende nadert snel. Op de overall ziet Jupiler zijn naam gestikt: Zeus. Wegwezen denkt Jupiler. Die ouwe Zeus van de Grieken die deugde van geen meter. Kwaad ventje, net als d'n deze. Voorkomen is beter dan genezen.

Jupiler springt snel op zijn Sparta. En Zeus die gooit hem flink wat boze bliksem na. Fuck, fuck. Hij gooit zo waar per ongeluk raak. Hee. En daar volgt nog een bliksemschicht. Damn die Zeus. De Sparta begint hevig te pruttelen. En na wat diepe kuchen laat ie het loodje. De Sparta houdt ermee op. Droevig belt Jupiler de Spartawacht. Gelukkig is ie in de buurt van Rotterdam gestrand. Het is dus gewoon een kwestie van een paar seconden wachten voordat de Spartanen bij zijn lieve motortje arriveren.

Ze hebben het al gauw gezien. Ah, ah, een Villiers tweetaktmotortje. Ja, maar daar ga je de oorlog niet mee winnen. Dit vraagt om een ware specialist. Een echte tweetaktkoning. Die alleen kan jouw motortje nog aan de praat krijgen. Wacht ik zoek er wel een op in mijn telefoongidsapp. Captain Steef scrollt op zijn iPone. Ah, hebbes. Hij heeft het juiste nummer te pakken.

Hallo, met wie? Met Willem? Nee toch, van Hanegem?

Nee! O dat is jammer, welke Willem dan? Wie? Kunt u dat even spellen?

S - H - A - K - E - S - P - E - A - R – E

Shakespeare? Maar ik heb toch duidelijk het nummer van Tweetakt gebeld, of vergis ik me nu? Ik vergis me?

Ik spreek nu met Twee akt, zonder t. Oeps. Nou sorry dan. Kunt u me dan misschien doorverbinden met Tweetakt, want die heeft als het goed is hetzelfde nummer.

Dat gaat niet? Hoezo? Die is contactgestoord? Maar wat vertelt u nu? Ik heb altijd prima contact gehad met Tweetakt. Ah, u niet?

U maakt er wel een punt van zeg. U hoeft niet boos te worden hoor, Willem Shakespeare. Wat een belachelijke naam overigens. Klinkt als Shakin' Stevens. Maar die kent u zeker niet.

Wat mijn vraag nu eigenlijk is? Nou ik sta hier met mijn Sparta met Villiers tweetaktmotor en nu vermoed ik dat de contactpuntjes niet goed zijn afgesteld. Begrijpt u? Ik sta hier met panne en kom nu bijna te laat voor de rugbywedstrijd.

Of dat ik toevallig in aanraking ben gekomen met elektriciteit?

Donder en bliksem. Dat is een goede vraag. Dat ik daar zelf niet aan gedacht heb. Bij Zeus. Dank u wel Shakespeare. U heeft me nu al goed geholpen.

Of ik weet hoe ik het probleem kan oplossen?

Nou euhhh, eigenlijk niet. En die Spartanen hier, die knikken ook allemaal van nee.

Ik moet contact opnemen met Afro ... met Afrowie ...?

Kunt u dat nog even spellen?

A - P - H - R - O - D - I - T – E

Oh ... en waarom moet ik contact opnemen met Aphrodite?

Ah, de dochter van Zeus. Een schoonheid en erg lief. Ah. En gespecialiseerd in contactpuntjes. Nou, bedankt voor de tip. Maar ... eh ... waar kan ik haar vinden?

In Parijs? Shit, maar dat is ver weg. Wat zegt u? Ik moet wel van haar contactpuntjes afblijven? Wat zegt u? Strenge beveiliging in het Louvre? O ... O ... Oké ... Nou bedankt dan maar.

Ja, ja, ik weet nu hoe ik mijn contactpuntjes van mijn motorfietsje met Villiers tweetaktmotortje moet afstellen. Bedankt Willem. Toedeloe!


Actuele column rechtstreeks geschreven vanuit de trein / Actualiteiten / 13-05-2013

Weer geen internetverbinding in de trein. Ik baal als een stekker en besluit dit keer zelf actie te ondernemen en niet nodeloos te wachten totdat mijn iPad weer met mij wil communiceren. De spoorwegmaatschappij, die trein en netwerk onderhoudt, geeft niet thuis. Ook de digiborden in de trein staan op zwart. Geen kleur die uitnodigt om te communiceren. Dat vindt ook de sjofel geklede onderzoeksjournalist die met mij de coupé deelt.

Voor hem is de noodzaak tot communiceren nog groter dan die van mij. Voor hem is het een vak, voor mij een verdienste. Vandaar ook mijn besluit om mezelf verdienstelijk te maken. Het biedt de journalist vast troost. Als ik het raampje opendraai en aanstalten maak om het dak op te klimmen schiet hij in de lach en zegt: “Ik weet wat jij gaat doen! Verbinding maken op het dak! Zinloos! Heb ik al geprobeerd! Lukt niet! Er zit een firewall op de rug van de trein geplakt! Daar kom je met geen mogelijkheid doorheen!”

De journalist kijkt mij een beetje betweterig aan. Hij draagt een rood brilletje wat hem niet echt veel knapper maakt, maar dat terzijde. Ik weet niet waar ik mij meer aan irriteer, de inbreuk op mijn privacy of de uitroeptekens die hij duidelijk achter zijn zinnen plaatst. Ik hoor ze nog na gonzen in mijn oren. Ze staan venijnig rechtop in mijn oor. De stelen drukken onaangenaam op het onderliggend puntje. Dat geeft een zeurderig effect en daar houd ik niet van. Mijn repliek laat geen misverstand bestaan.

“Meneer de onderzoeksjournalist, alstublieft, mag ik misschien eerst zelf proefondervindelijk ervaren of het een juiste constatering is die u ongevraagd aan mij openbaart? U bevindt zich weliswaar in het openbaar vervoer, maar U moet beter weten!” Ik laat het steeltje van mijn uitroepteken extra hard vibreren om mijn punt nog duidelijker naar voren te laten komen. In het oor van de toehoorder, wel te verstaan. De onderzoeksjournalist grijpt naar zijn oor. De boodschap komt binnen. Vervolgens klim ik uit het raampje op het dak van de trein.

Op het dak is het glad. De trein heeft een flinke snelheid. Snel ga ik op de rug van de trein zitten en steek mijn voeten onder een klein railtje dat op het dak bevestigd is. De wind waait door mijn haren. Het lijkt net of ik in een achtbaan zit, met dit verschil dat het treintje rechtdoor gaat. Ik haal mijn iPad te voorschijn en log in. Geen verbinding. Gelukkig heb ik een aansteker bij me. Ik haal een stukje papier uit mijn zak en steek het aan. Waar rook is, is vuur. En ja hoor. Daar is ie al. De firewall. The pain in the ass.

Nog voor ik mijn kont brand spring ik op. De firewall stort zich op het brandend papiertje en ik log opnieuw in. Eh voilà! Verbinding. Ik wist het wel. Gewoon met een papiertje op de proppen komen en alle digitale obstakels verdwijnen als sneeuw voor de zon.

De onderzoeksjournalist kijkt mij vanuit de coupé opstandig, en met grote verbazing aan. Hoe ik dat toch geflikt heb? Ik lees het van zijn gezicht. Ik steek mijn hoofd door het raampje en roep triomfantelijk: “Gewoon, met nuchter verstand, vanuit eigen ervaring en met een beetje Leffe !!!” De journalist valt stijl achterover. Drie uitroeptekens is too much.


Stembrand / Gein & ongein / 13-05-2013

Verbijsterend hoeveel oude mannetjes door mijn bos joggen. Er zitten heel bijzondere exemplaren tussen. Brittzl … djeu. Niet de minste. Een hele dikke spant de kroon. Hij bulkt en boldert met verheven stem. Met een vuurrood hoofd scheldt hij hel en verdoemenis om zich heen. Voor wie het horen wil. De meesten negeren het dikke mannetje. Logisch. Als je dagelijks door het bos stiefelt, dan is er haast geen ontkomen aan. Negeren is dan de enige oplossing. Snel doorlopen als een olifant met dikke huid. Liefst als een Oost-Indische vanzelfsprekend. Die zijn immers … juist ja … Oost-Indisch doof.

Ik heb me wel eens afgevraagd wat hem beweegt. Niet alleen zijn korte varkenspootjes, die er koddig uitzien onder zijn beugelbuik. Dat is dan weer geinig. Dat contrast. Hij lijkt dan een beetje op Billie Turf, aan een sleutelhanger, bungelend met wiebelbeentjes. Nee, wat hem beweegt om zo boosaardig te orakelen, dat is wat mij boeit. Velen hebben zich dat al afgevraagd in mijn bos. Je zou haast medelijden met hem krijgen.

Ik ben hem wel eens gevolgd. Makkelijk zat met mijn magere spillebenen. Na iedere bocht zag ik het dikke mannetje dan eventjes door zijn knieën gaan. Diep zuchtend. Om daarna weer stevig adem te halen, zijn rug te rechten en uit volle borst de meest vreselijke aantijgingen rond te bazuinen. Onfatsoenlijk en gênant. Gris mich nich. Maar dit kereltje lust er pap van. Hij schuurt en scheldt tegen alles wat los en vast zit. Zelfs de boomschors bibbert als ie voorbij rent. De bosvijver trekt van angst meer kringen op het water dan het gezicht van een gerimpelde zestigplusser. Vooral rond de neus van de vijver is dat goed te zien.

Ik besluit het hem toch maar eens te vragen. Waarom hij toch zo buldert. Het kost me wat moeite om hem staande te houden. Pas nadat hij amechtig een stortvloed aan scheldwoorden over mij heen heeft gespuwd kan ik mijn vraag stellen. “Meneer, meneer, neemt u mij niet kwalijk, maar wilt u zo vriendelijk zijn om mij te vertellen waarom u altijd zo verschrikkelijk buldert? Moet u nu eens kijken? Alle dieren houden hun handen voor de oren wanneer u voorbij trekt. Zo hard buldert u.”

Het dikke mannetje is verbaast en ziet hoe alle dieren aan de bosrand hevig geschrokken, maar ook wat bezorgd, hem aanstaren. Het lijkt wel een line-up uit het sprookje Sneeuwwitje en de zeven dwergen. Het dikke mannetje valt op zijn knieën en stottert woorden uit die ik niet met elkaar in verband kan en wil brengen. Totdat er een deftige volzin verklarend uit zijn benepen mondje splijt. “Dat vind ik gewoon leuk en op deze manier train ik mijn vloekklieren. Bovendien word ik al jaren geteisterd door stembranden. Die kan ik alleen blussen door ze af en toe los te laten in dit bos. Mijn oprechte excuses hiervoor. Maar ik weet niet beter. Het werkt bovendien therapeutisch.”

Tja, hier kan ik alleen maar begrip voor opbrengen. Gezondheidsklachten zijn bij mij altijd een teer onderwerp. Ik zie de konijntjes, hazen, bevers, reeën, schildpadden, eenden en ganzen allemaal gelijktijdig een zakdoek trekken. Ook zij begrijpen het. Het is goed zo. Ik klop het dikke mannetje parmantig en troostvol op zijn brede schouders en fluister hem toe. “Het komt allemaal goed. Tier en vloek zoveel u wil. Het geeft lucht!”


Actuele column rechtstreeks geschreven op de Dam / Actualiteiten / 17-05-2013

Glunderend staat hij met zijn rug naar het Paleis. Verheven boven het volk op een klein podium. Hij hoeft nauwelijks aandacht te trekken want de mensen staan in drommen om hem heen. Met het zicht op de Dam weet hij wat hij het volk vertellen gaat. Maar het is eerst nog even wachten totdat de Nieuwe Kerk leegstroomt.

Daar komen ze al aan. De hofhouding paradeert met brede glimlach over een pimpelpaarse loper. Nog net geen Can Can wordt opgevoerd. Ze zouden wel willen. De frivole dames wanen zich op de filmset. Toch wagen er twee een wulps dansje. Moet kunnen. Het was ook zo’n mooie mis die zojuist is voorgedragen. Met gotspe gospel en andere koorliederen. Een uitbundige wave wervelde door alle kerkbanken. Van achter naar voren en van links naar rechts. Iedereen deed mee. Het leek wel een groot dominospel om alle hotemetoten in strak zwart pak te zien opstijgen en neer dwarrelen. Ook de dames zweefden en zwierden op en neer. Met het handje voor de mond. Vol verbazing over het losgaan van de meute. Wat een feestje.

Glunderend staat hij nog steeds met zijn rug naar het Paleis gekeerd. Het volk dat om hem heen is verzameld begint langzaam te scanderen. Hij hoeft niet veel te doen om het volk verder aan te moedigen. Luidkeels schraapt iedereen zijn keeltje. De leuzen zijn moeilijk verstaanbaar en worden gescandeerd in Kluk Kluk taal. “Oss-ss-ss-ie--posss-sss-ie, Oss-ss-ss-ie--posss-sss-ie”, klinkt het over de Dam. Het plein staat vol denkhoofden, zoutzeemannen en andere zeepersonen. Langzaam trekt hij aan zijn veer. Die staat parmantig op zijn achterhoofd. Het publiek herkent onmiddellijk het afgesproken teken en zwijgt onmiddellijk. Perfecte timing, want op dat moment betreedt de hoofdpersoon de pimpelpaarse loper.

Aha, denkt Floepes, zo heet de man die op het kleine podium staat, tijd voor actie. Bewust van zijn macht over volk en homeland schreeuwt hij keihard door een grote mega mega megafoon richting pimpelpaarse loper. “Ja, hallo, ho,ho, ja meneer de hoofdpersoon, u bedoel ik, kunt u mij en het volk even uw identiteitskaart tonen? Er wordt wel gezegd dat u de hoofdpersoon bent, maar dat willen wij als volk graag even gestaafd zien. Komt u maar even naar ons toe, ja!”

Schoorvoetend en bewust van zijn netelige positie stapt de hoofdpersoon van de pimpelpaarse loper richting podium. Het publiek wijkt. Angstvallig kijkt hij omhoog naar de grote indiaan die op het podium staat en reikt hem zijn identiteitskaart. Floepes neemt hem met elegant en groot gebaar aan en houdt hem voor de zon. Het watermerk klopt maar … Gossie possie. Die foto. Dat is een andere man. Dat is een ander aangelaatsel. Snel pakt ie de mega mega megafoon en schreeuwt uit volle borst. “Driedubbel overgehaalde hamerhaaien, dit is ongelofelijk van de pindakazerige. Deze hoofdpersoon is geen hoofdpersoon. Nee, nee, nee, het is een randfiguur. Haal onmiddellijk de lastpostmeneertjes erbij. Deze zeekakkelobes moet linea recta naar het gevang.”

Het volk weet wat het te doen staat. Het is niet bang en ook niet van de voorzichtige. Als het randfiguur iets probeert te zeggen snauwt het volk hem onmiddellijk toe: “Klap toe de malle mond, houd u niet van de domme, wij zijn van de snelle!” Waaraan Floepes snedig toevoegt: “U hoort het randfiguur en nu rap het wiebel wagenleven in. Het feestje is voor u even afgelopen!”
Op de pimpelpaarse loper ligt de hele hofhouding in katzwijm. Kluk Kluk is hun nieuwe held. De kroon die past ons allemaal.


Vergeetmijnietjes / Gein & ongein / 20-05-2013

Het is stil en koud in mijn bos. Dat eerste vind ik niet zo erg. Dat tweede wel. Een koude lente is funest voor alle plantjes in het bos. Niet alleen in het bos. In de voor- en achtertuin levert dit ook uitgesteld geluk. En dan de moestuin. Helemaal drama. Ik zie mensen om mij heen de plantjes uit de grond kijken.

Geen navelstaarders maar navelsinaasappelstaarders. Sommigen nemen het drama mee naar huis. Fotograferen het en hangen een afdruk aan de bomen in mijn bos. Best wel droevig, een oproep aan de bomen hangen. Help mijn plantjes, ze willen maar niet groeien! Soms zie ik zelfs mensen knielen onder de afbeelding. Ik wil niet stigmatiseren, maar toch, van dit soort stigma's is mijn bos niet gediend.

Op mijn favoriete eik hing vanochtend al helemaal een vreemde oproep. Help mijn vergeetmijnietjes de lente door! Dom, dom, dom. Triestig gevalletje vergeten naar de winkel te gaan. Niets zo makkelijk dan een vergeetmijnietmachine vullen. Ik heb ze nog liggen. In mijn eiken lade. Van het dressoir dat tevens een snoeischaar bevat en een vergeetmijnietnagelnijpertje. Voor het geval dat je ze echt niet meer hebt kun je ze met behulp van een vergeetmijnietnagelnijper uit de tuin van de buren nijpen.

Wel uitkijken voor je vingers en voor de ochtendjapon van de buurvrouw. Als je gebukt op de knietjes schuin omhoog kijkt kan daar ook wel wat gesnoeid worden. De lentebos wordt met koud en nat weer wel eens vergeten. Vooral de randjes. Ik weet het nu zeker. Een van mijn lezers heeft nu rode koontjes. Alleen de gedachte al windt op. Ha, ha. Komt die snoeischaar meteen van pas. Mozes kriebel. Griss mich nich. Engelenhaar gesnoeid in de lente. Het moet niet gekker worden.


Kruipend bloed / Gein & ongein / 21-05-2013

Griss mich nich. Djeu. Ik heb ze alweer gespot. Hoe is het mogelijk. De bloedprocessierupsen. Ja, die kruipen daar waar ze eigenlijk niet kunnen gaan. Knagend, jeukend, plagend. Gelukkig heb ik er maar twee gezien. De lente komt eraan. Dat is een ding dat zeker is. Nu zie ik ze nog voorzichtig voortkruipen. Achter elkaar.

De achterste steekt zijn neus diep in de kont van zijn voorganger. Trekt z’n neus onmiddellijk terug. Bah, aambeien. En dat bij een rups. Nee, niet groen, rood. Bloedrood. Helaas, het leed is al geschied. De achterste bloedprocessierups glijdt uit. Over het aambeibloedspoor dat zijn voorganger achterlaat. Het is wat. Een bloedprocessierups die over bloed uitglijdt. Pislink haalt hij het bloed van de voorganger onder de teennagels vandaan. Daar is ie wel even mee bezig.

Hee maatje, kun je niet even helpen? Roept ie naar de voorganger. Ho, ho, vriend. Ik heb wel een naam hoor. O, hoe heet je dan? Ik, ik heet Never en jij? Ha, ha. Dat kan geen toeval zijn. Ik heet Enough. Van dezelfde familie zeker? Zou goed kunnen, hoe heten jouw paps en mams? Die heten Much en More. Nee, die van mij heten ook zo. Maar … maar … dan zijn we broertjes? Yep. Leuk hè?

Vrolijk huppelden de bloedprocessierupsen verder. Naast elkaar dit keer. Als bloedverwanten. Zeg, Never, je steekt niet meer jouw neus in mijn kont hoor, dat doet enorm pijn. Ik zal het nooit meer doen hoor, maar ja, je hebt ook zo’n lekker kontje, ik krijg daar nooit genoeg van Enough. Ja, maar Never, je weet het toch wel, nooit je neus in andermans zaken steken. Dat hebben Much en More ons geleerd. Ja, hallo Enough, die kunnen makkelijk praten. More heeft Much ooit van achteren genomen. En je weet wat daar van komt. Juist ja. Never Enough.

Mmm … ik zal het toch maar eens aan meneer pastoor vragen. Wat ga je vragen? Nou, of dat zo ongezond is, je neus steken in andermans zaken? Ho, ho, dat zou ik niet doen broertje. Ik denk dat meneer pastoor dan korte metten met je maakt en dan …? Korte metten en dan ..., wat bedoel je, spreek je uit? Nou dan gaat ie vast verder met de lauden en de priem. En dat laatste dat wil je echt niet, broertje. Dat is too Much, vraag maar aan mams …

Mmm … ik dacht dat meneer pastoor wel een pasklaar advies zou hebben voor zijn bloedprocessierupsen. Ik denk het niet, daar houdt hij zich echt niet mee bezig. Bovendien staat meneer pastoor momenteel in de ruststand. Na de befaamde bloedprocessie bij de zuiderburen, 9 mei jongstleden, is hij volledig ingestort. Door een teveel aan afrodisie. Het consumeren van vijf flessen Brugse triple tijdens het naspel heeft hem genekt. Hij kan geen bloedprocessierupsen meer zien.

Ach … Enough … jij kunt het weten. Ik sluit me graag bij je aan en zal de zaak en meneer pastoor laten rusten. De broertjes Never Enough volgden elkaars pad en besloten nog even bij de fruitwinkel van Much More langs te gaan. Op zoek naar zoetzure relikwieën. Bloedsinaasappelen. Mmmm.


Actuele column geschreven rechtstreeks vanuit een schilderswijk / Actualiteiten / 22-05-2013

Catherine en Joris lopen arm in arm door een schilderswijk. Hun schilderswijk. Een wijk met vele rare kwasten. Kleurrijk dat is zeker. Vroeger hebben ze er gewoond. Catherine en Joris. Ze waren bijna buren. Met veel liefde bekijken ze de buurt nog eens goed. Dit keer met wat andere ogen. Kunstenaarsogen. Joseph zei het al ooit. Jeder ist ein Kunstler.

Joseph ja. Maar welke? Een Duitse? Uit de buurt van Krefeld? Oh die. Ja, daar hebben Catherine en Joris wel ooit van gehoord. Harry had het ook vaak over Joseph. Joseph kwam graag onder het volk en had de gave om mensen te verbinden en verwonderen. Een zeldzame gave. Ook Joseph was op jonge leeftijd verliefd geworden op hun schilderswijk.

In zijn hoogtijdagen als kunstenaar had hij er vaak deelgenomen aan de Fluxusfestivals. Voor ieder wat wils was er toen te zien en te beleven. Allochtonen en autochtonen bestonden nog niet. Maar als ze bestaan hadden waren ze er zeker bij geweest. Absoluut. Joris en Catherine kunnen zich het nog goed herinneren. Als kleine broekies zaten ze gekluisterd te kijken naar de performances van deze merkwaardige man. Joseph, der Kunstler. Das war er.

Ach, kijk Joris, de Zcala is er ook nog steeds. Wat leuk. Het is toch geen stripmuseum geworden hè. Met die rare rode raket ervoor. O wacht nou zie ik het pas. Het is een trappenhuis. Met een beetje fantasie kun je er ook een minaret van maken. Catherine kijkt vol bewondering door de ramen van de Zcala. Joh, Joris, het is nog steeds een museum. Kijk. Allemaal kunst. Van allochtonen en autochtonen. Kortom alle tonen zijn aanwezig. Ha, ha. Kleurige tonen, dat moet gezegd. Was dat vroeger niet een Volksbuurtmuseum?

Joris zwijgt. In alle toonaarden. Dat gekwijl van Catherine is hij nu wel een beetje zat. Ik ben met andere dingen bezig Catherine. Volgens mij moet hier nog ergens een hoeve staan. Ooit waren het weilanden hiero. En in de hoeve ben ik geboren. Ergens voorin. Nee, niet in het opkamertje. Nee, in de voorkamer, van de hoeve. Ik kan het toch niet vinden. Ik druk mijn snor. Het is te lang geleden.
Arm in arm lopen Joris en Catherine verder door hun schilderswijk. Uiteraard kijken ze uit dat ze onder geen enkele schildertrap doorlopen. Beiden zijn ze goed- en bijgelovig. Als twee blije guppen sjouwen ze door hun oude buurtje. Hun landelijke en lokale bekendheid komt goed van pas. Regelmatig worden ze aangesproken.

Gelukkig kunnen Joris en Catherine de mensen uit de schilderswijk nog steeds goed verstaan. Het klinkt vertrouwd, dat koeterwaals. Best wel een gezellig buurtje. Toll, alles toll, dat zou Joseph zeggen. Kijk, kijk, Joris, loopt daar niet Soumia Abalhaya? Dat is pas een tof wijf. Joris kijkt wat verbaast. Welke Soemi loopt daar, een worstelaar? Nee, joh, sufferd, ken je haar niet? Ben jij nou een Hagenees? Soumia van het thaiboksen. Actie reactie man. TMF. Ze wordt ook wel het sterkste meisje van de wereld genoemd.

Met 18 jaar wereldkampioene thaiboksen, dan heb je ballen. Haagse ballen. Dag Soumia! Blij en zingend loopt Soumia Joris en Catherine voorbij. Ze zingt met een flinke Hollandse stem. Oh, oh, Den Haag, mooie stad achter de duinen. De Schilderswijk, Lange Poten en het Plein. Oh, oh, Den Haag, ik zou met niemand willen ruilen. Meteen gaan huilen, als ik geen Hagenees zou zijn.


Columns van Harrie, geschreven aan tafel bij Mien.
Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien sinds 2010.
Samen met Mien schreef hij vele columns op de website van ColumnX.
Tijd om Harrie's pennenvruchten (met zijn goedvinden) ook op Mien weblog vrij te geven.

Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes. Op ColumnX schreef hij onder andere in de rubrieken: Gein & Ongein, Verkeer, Actualiteit, Fictie, Reisverhalen, Algemeen, Sport, Maatschappij, Mannen & Vrouwen, Thema column, Co-column en Vervolg verhalen.

22-05-2013

Zonneslingers

De zon slingert stralen door de lucht. Van stilstand is nooit sprake. Vrolijk, maar amechtig, strooit zij zonneslingers. In een wijde boog. Zo maar van links naar rechts. Blij als een klein kind. De zon wordt nooit volwassen. Zij strooit met licht. Laat mensen stralen in verwarring. Ook al lost zij donkerte op, de zon is niet te vangen. Met geen pen te beschrijven. Laat staan te schilderen. Ik laat haar los, de zon.

Zij kietelt en brandt in alle spelonken van mijn lichaam. Onder oksels en in knieën. Daar waar nooit brandend licht wordt gezien. Bloedheet is de zon. Met een brede frons op het gezicht zoekt de zon naar god vergeten goden. In meest vreemdsoortige oorden. In zwarte spiegelgaten en achter golvende lachspiegels.

De maan neemt in de nacht de zoektocht over. Haar licht is zachter, maar komt zelden aan. Kortom, haar schijn is schijn. Zij lacht heel hard om hevig onbezonnen schaduwavonturen. Witte schaduwen werpt zij voor zich uit. Koud, zoekend naar het grote licht. Naar licht dat niet wil lopen. De maan laaft zich aan de nacht en verslikt zich bijna nooit. Hoesten doet ze dan weer wel. Grote gele zandkorrels van slaap.

De aarde legt zich er bij neer. Maar niet voor lang. Midden in de nacht droomt zij zich onrustbarend wakker. Het smaakt dan nooit naar meer. Vastgenageld aan de zwarte nacht wacht de maan geduldig op de ochtendstond. Strak en rond. Helder en vol. Met een oppervlak vol rimpels. De nacht, stokoud, kleurt langzaam grijs en lichtbruin. Met onzichtbare armen trekt hij nevels uit de grond. De maan vervaagt achter roze wolken. Donzige wolken die baden in blauw licht.

De hemel verbergt het zware lichaam van de nacht. Zweeft hoopvol door luchtkastelen, door fantasie in bovenkooien. Aardse lichamen rijzen en nemen langzaam en bedachtzaam voeding tot zich. Uitgestreken vergezichten turen door het raam. Als het vandaag maar niet gaat regenen. Hagel, sneeuw of doorzichtige verf, nat en broos. Regen die als gladde folie aan auto’s blijft plakken. Waarin de zon zich weer zal spiegelen. Zinderend, zwanger vanuit de lucht. Deftig strooiend met warme zonneslingers.

17-05-2013

Cirkeldicht

Heel vreemd. Vannacht heb ik gedroomd. Rond. Met een begin en met een einde. In letters en in woorden. In lijnen en in ritme. In muziek en kleur. In wolken. Ik ga mijn droom niet uitleggen. Moet je nooit doen. Gewoon ondergaan. De beelden. Het licht. De donkerte. De onderbuik. De kietel. De pijn. De lach. Soms tel ik hardop cirkels. Zeventig. Een en zeventig. Cirkels. Geen schapen. Maar altijd rond.



                   Cirkeldicht
             Trek Ik      Ik Trek
      Voorzichtig      Voorzichtig
   Dunne Lijnen      Lijnen Dunne
Rond Mij Heen      Heen Mij Rond
Omdat Ik Weet      Weet Ik Omdat
   Denk Ik Toch      Toch Ik Denk
    Zij Stemmen      Stemmen Zij
          Iedereen      Iedereen
             Tevree      Tevree
                   Cirkeldicht

13-05-2013

Waterdicht

Angstvallig hou ik vast
Aan alles wat niet lost

Waarom deze twee regels? Is het een begin van een gedicht? Waar staan ze voor? Ach wat. Ik laat ze gewoon los. Angstvallig. Dat wel.

Het begint heel vroeg
Maar geeft nooit antwoord

Waarom deze twee regels? Is het een raadsel? Daar lijkt het wel op. Ik hou niet van raadsels. Zeker niet van raadsels die geen antwoord in zich dragen.

Niets is waterdicht

Ja, hallo. Dat is een open deur. Maar waarvan? Van een dialoog? Een tweegesprek? Ik betwijfel het. Neem nou mijn regenlaarzen. Daar komt geen spatje water door. Hoewel. Van boven?

Het reddingsvest loopt leeg
Vol van verdronken water

Ja, dat is toch wel poëzie. Loopt leeg. Vol van. Bekt lekker, toch? Verdronken water! Wat een symboliek. Hoe heet dat taalkundig ook alweer? Personificatie, zoiets?

De aarde poreus
Semipermeabel

Aha, nu zijn we aanbeland in de scheikunde les. Of zijn we aangekomen bij het klasje tuinieren voor hobbyisten? Klinkt duur en interessant, semipermeabel. Wel een mooi woord. Toch? Net als toendra of taiga. Maar dat is dan weer hogere aardrijkskunde.

Granieten korrels
Kriebelen mijn gemoed

Geen touw aan vast te knopen. Hier kan ik helemaal niets mee. Granieten korrels voor de kat? Kattenkriebels? Allergie? Ik krijg hiervan alleen maar jeuk. Maar ja, ook dat heeft functie.

Ik proef lakmoes
Op mijn zilte tong

Kijk nou gaan we het eindelijk over een beetje inhoud hebben. De lakmoesproef is ons allen bekend. Voor het geval er nog getwijfeld wordt aan kwaliteit. Dit is absoluut van belang. Anders legt de schrijver de lakmoes niet op de tong. Zilt smaakt het in ieder geval wel wat liever. Dat is dan alvast mooi meegenomen.

Doorweekt van alle tranen
Hoest ik storm

Dat is dan weer jammer. Nu wordt de inhoud gevolgd door reclameslogans. Dit gaat ongetwijfeld over nattermannen en vissersvriendjes. Tot huilen toe.

Fier
Uit een trotse keel

Politiek quotes misstaan niet in dit verhaal met dank aan deze oneword oneliner. Maar of ik er op zal stemmen? Ik denk het niet. Mij iets te bombast.

Vanaf de bodem
Diep, diep rood

Dat zegt de kunstenaar die met lede ogen zijn potje verf roert. Hij heeft nog een lange weg te gaan. Verzonken. Dat is zeker.

Gedachteloos
Hart op

De slotsom valt altijd tegen. Hier loopt het af. Einde. In alle opzichten. Maar wel met bittere noodzaak. Aan alles komt een eind. Denk er niet te veel bij na. Lees vooral niet tussen de regels door. Laat los. Dit is niet voor niets een waterdicht.




Waterdicht

Angstvallig hou ik vast
Aan alles wat niet lost

Het begint heel vroeg
Maar geeft nooit antwoord

Niets is waterdicht

Mijn reddingsvest loopt leeg
Vol van verdronken water

De aarde poreus
Semipermeabel

Granieten korrels
Kriebelen mijn gemoed

Ik proef lakmoes
Op mijn zilte tong

Doorweekt van alle tranen
Hoest ik storm

Fier
Uit een trotse keel

Vanaf de bodem
Diep, diep rood

Gedachteloos
Hart op

07-05-2013

Deen

Aan de vooravond van de abdicatie, wordt een kleine koning geboren. Nog voor de grote koning Willem Alexander is ingehuldigd. Geen prins, geen adjudant, zoals papa Jelle, nee, nee, een echte koning. Met een stal vol paarden, een lieve mama Esmé en een lief klein broertje Clim. Wat zal je later worden? Een harten- of schoppenkoning, klaveren of ruiten? De tijd die zal dat leren.

Want lieve Deen, jouw naam spreekt boekdelen. Met veel betekenissen. Als demoniem, een naamwoord dat betrekking heeft op land en volk, ben je een inwoner van Denemarken. In het Fries, heel vleiend, is Deen een degenheld. En in de 17e eeuw ben je een Deen van een vent, een grote lompe kerel. Dat valt nu even moeilijk te rijmen, zo klein als jij nu baby bent. Een supermarkt is er ooit aan jouw naam verbonden, ergens in het noorden van het land. In het Hebreeuws kom je uit het dal. Zomaar vanuit het niets, als een ware kleine koning.

Een bijzondere dag, 20 april, de 110e dag van het jaar, de 111e in een schrikkeljaar. Een dag waarop koning Willem Alexander zijn Argentijnse koningin voor het eerst ontmoette. In Sevilla 1999, nota bene bij een stiergevecht. Puur toeval, want een dag later was jij dat ook geweest, een fiere stier. Nu staat er ram in jouw sterren geschreven. Het eerste teken uit de dierenriem, het begin van de lente. Een lente die dit jaar erg lang op zich liet wachten. Een prille zon zal dikwijls op jouw gezichtje schijnen. Op alle toppen en in alle dalen van de bergweg die je dra bewandelen zal. Vol daadkracht, energiek, vol moed en enthousiast treedt je deze weg tegemoet. Recht voor zijn raap. Maar pas wel op dat je niet te driftig wordt.

Op de wereld gericht en met veel zelfexpressie ga jij jouw pad kiezen. Velen zijn je deze dag al voorgegaan. Kunstenmakers van divers allooi, zagen op 20 april het licht. Nationaal en internationaal. In verschillende disciplines. Odilon Redon, Pieter Jelle Troelstra, Adolf Hitler, Harold Lloyd, Joan Miró, Martinus Nijhoff, Kees Verwey, Henk Elsink, Jan Cremer, John Eliot Gardiner, Frits Bom, Fedor den Hertog, Jessica Lange, Eddy Terstall, Raymond van Barneveld, Jan van Halst, Froukje de Both, Waylon, Jaqueline Govaert, Yuri van Gelder, Miranda Kerr, om er zo maar een paar te noemen.

Lieve Deen, jouw geboortedag is tevens een geboortedag van bijzondere gebeurtenissen in een ver en nabij verleden. Amsterdam wordt onder Lodewijk Napoleon verkozen tot hoofdstad van Nederland (1808), Louis Pasteur en Claude Bernard vinden het pasteuriseren uit (1862), de eerste vrouwelijke advocaat wordt in Nederland beëdigd (1903), Shirley Temple debuteert (1934), de eerste aflevering van Swiebertje vindt plaats (1955), koning Juan Carlos opent de wereldtentoonstelling in Sevilla (1992) en Bettine Vriesekoop wordt Europese kampioene tafeltennis (1992).

Ook in het heden wordt jouw geboortedag op speciale wijze gevierd. 4/20 is in Noord-Amerika een begrip en verwijst naar het nuttigen van cannabis en de cannabiscultuur. 20 april is verworden tot een feestdag van de tegencultuur. Jaarlijks wordt het bestaan van cannabis publiekelijk gevierd. En nu we het toch over Amerika hebben. In de Nederlandse Top 40 stoot het nummer Blurred lines van Robin Thicke (featuring T.I., Pharrell) door van plaats twee naar de toppositie. De veelbesproken videoclip is dan in Amerika al lang van YouTube gehaald. Om redenen waar jij als baby en wellicht ook later pap van lust.

Lieve Deen, je ziet het, je bent geboren in een wereld van beroering en hopelijk met het einde van een westerse economische crisis in zicht. Een veelbewogen, lang en gelukkig leven, in goede gezondheid en vol liefde, wens ik jou toe. Als ram, als Chinese draak, maar bovenal als kleine koning. Intelligent en alert, maar ook een beetje ongeduldig. Wie weet wordt je in de toekomst een mediaberoemdheid, een jurist of filosoof, een computeranalist, een visagist of misschien een uitvinder. Voeg zo nu en dan een ‘i’ en een ‘e’ met puntjes toe aan je naam. Dat geeft mooie iDEEëN. In groen, zwart en goud wordt jouw leven een groot en kleurrijk feest.

Liefs van oom Mien