28-02-2014

Columns van Harrie (Februari 2014)


Beeldspiegel / Gein & Ongein / 05-02-2014

Over een paar weken staan de bossen in het zuiden in de fik. Figuurlijk dan. Het wordt dan een toevluchtsoord van mensen die niet bestand zijn tegen Carnavalsgeweld. Carnaval dat gekke feest voor zuiderlingen. Ook mijn bos ligt in het zuiden, in het zuidwesten om precies te zijn. En ook mijn bos moet het ontgelden. Ik heb nog overwogen om entree te vragen maar dat vind ik cru. Het leven is al zo duur. Vorig jaar was het voor mij nog net te behappen, de grote drukte, maar dit jaar verwacht ik een nog grotere instroom. De meeste carnavalsvluchtelingen zoeken het liefst troost bij het watertje midden in het bos.

Het is de slaapplek van Raakhout. Hopelijk maken ze hem niet wakker. Dat is vorig jaar wel gebeurd. Het heeft me toen een paar dagen gekost om hem weer onder de grond te krijgen. Het watertje is geliefd omdat het rust biedt. Bovendien biedt het gelegenheid om gedachten te spiegelen in het water. Helaas zijn er altijd een paar mensen die te laat de vluchtweg kiezen en enigszins verward, in beschonken toestand, hun spiegelbeeld betichten van borrelpraat. Ze horen het spiegelbeeld dan letterlijk praten. Allemaal gezichts-, -taal en gedachtenbedrog natuurlijk. Maar ik laat ze altijd even in de waan. Totdat ze beginnen vloeken en tieren. Dat moet ik niet hebben in mijn bos. Carnaval geeft al kabaal genoeg en ik wil niet dat ze het rustfeest voor de andere vluchtelingen bederven.

Het is aandoenlijk om te zien hoe sommige vluchtelingen helemaal opgaan in zichzelf en volledig tot rust komen bij de aanschouwing van hun spiegelbeeld. Voor hun geen polonaise. Niet in het lijf en niet in hun hoofd. Het werkt behoorlijk verslavend. Ik zie dan ook ieder jaar veel dezelfde vluchtelingen terugkeren. Rust en spiegelbeelden opzuigend verkeren ze dan al gauw in hogere sferen. Ik trakteer de diehards, die soms tot laat in de middag blijven, meestal op snert. Het kan behoorlijk koud zijn in het bos. Brizl djeu. Gelukkig weten ze het te waarderen. Ik gun ieder zo zijn eigen feestje.


Sloopstijl / Sport / 08-02-2014

De jongste discipline die aan de winterspelen is toegevoegd heet met een mooi woord ‘Sloopstijl’. Het maakt onderdeel uit van het onderdeel sneeuwborden. Hoe werkt het? Van sneeuw is een mooi parcours geboetseerd met steile hellingen waarop gevaarlijke stunts worden uitgehaald. Met de voeten vastgeketend aan een sneeuwbord en verkleed als een hip michelinmannetje met zwarte helm en grote slibril, glijden de jonge atleten omlaag. Onderwijl voeren ze kunstjes uit. In twee manches wordt door een deskundige jury beoordeeld wie de mooiste kunstjes het beste heeft uitgevoerd.

De kunsten die uitgevoerd worden op de steile hellingen zijn spectaculair. Zo ook de namen van de stunts. Zoals de ‘Taxi achterwaartse kurk 1260′ en de ‘Achterwaartse 1620 japanse lucht’. Of de ‘Driedubbele kurk achterwaarts veertien veertig’ of de ‘Dubbele zestig twintig voorwaarts’. Enfin, de gouden winnaar, de Amerikaan Sage Kotsenburg had voor de gelegenheid zelfs een nieuwe truc verzonnen, de ‘Heilige kraal’. Bij deze stunt pakt hij hoog in de lucht zijn sneeuwbord met twee handen beet en maakt dan vier en een halve draai, ondersteboven, met zijn sneeuwbord tegen zijn rug. Wauw!!! Ik moet bij het bekijken van de truc alleen al bijna overgeven. Pinda’s, aldus Sage.

Voor extra creativiteit en afwisseling mag de sloper zelf zijn parcours kiezen. Het springen over een grote Matroesjkais de favoriet. Sommige slopers aaien haar hoofd in de lucht, lichtjes met hun sneeuwbord. Een lichtvoetige aubade. Vla die Mier is er blij mee. Het is bovenal een hippe en relaxte sport dat slopen. Getuige de Finse coach die aan de start naast zijn discipelen staat te breien. Een grapje zogezegd. Finse humor. Een sjaal voor het WK voetbal in Brazilië.

De slopers zijn de eerste atleten die een Olympische medaille mogen ontvangen. Een jong podium want alle winnaars zijn amper twintig. De namen zijn net zo mooi en hip als de kleding die ze dragen. Staale Sandberg, de Noorse zilveren medaillewinnaar draagt een hanenkam. Eentje waar je zowaar, bijna van af kunt springen. Het lijkt me een leuke sport dat slopen. Maar dan alleen om te kijken. Als plattelander blijf ik liever met de voetjes op de grond.


Gouden zweep / Sport / 10-02-2014

Vier jaar achter elkaar keihard werken. Acht jaar achter elkaar keihard werken. Vanaf je vierde of vanaf je achtste. Op tijd erbij zijn. Daar gaat het om. Dat staat allemaal garant voor succes op Olympisch ijs. Met je neus de lucht in, je vasthouden aan pegels. Nee, niet aan geldpegels. Aan ijspegels. Snuiven, proeven, proesten en stampen. Doorwinteren op gladde ijzers. Doorzomeren op fiets en skates. Sportscholen doorlopen. Overnachten in fitnesscentra. Het hoort er allemaal bij. Met af en toe de zweep erover. Rug reg en afbeulen die handel.

En dan, dan langzaam de voorbereidingen. Op het grote toernooi. Met op het netvlies maar één doel. Als eerste de eindstreep halen. Dromen van je helden. Wakker liggen van geroezemoes. Slaaplucht horen suizen. Doen mijn spieren het morgen wel? Houd ik het ontbijt binnen? Zekerheden aan een dunne waslijn. Terug de overtuiging vinden. Op een oranje fiets. Met een rugzak vol ervaring op de rug dichtgeknoopt. Het materiaal goed in de was. Pyjama aan, pyjama uit. Fiets op slot. Het mogen dan geen Duitsers zijn, het schuurt er soms wel dicht tegenaan. En dan die grote vertrekhal in. Verrekhal met misschien wel foute windstromen. Het mag en zal mij niet overkomen. Dan maar desnoods nog een extra tandje erbij.

Vier jaar achter elkaar keihard werken. Met z’n allen. Op weg naar goud met familie, vrienden, voorgangers, coaches en collega’s. Samen met een gemeenschappelijk doel. Laat het schot maar komen. Ik bijt me in het ijs. Ik pomp mijn hart tot grote hoogte en laat het zuurstof stromen. Naar spieren en hersencellen. Op de automatische piloot. De techniek zit in mijn genen. Het talent zorgvuldig gekneed. Tot grote hoogte. Nu gaat het gebeuren. Laat de zweep maar lustig knallen. Door heel mijn hele lijf. Dopamine en adrenaline stromen door de aderen. Dat is waar ik van hou.

De finish haalt me over. Het is geen eindstreep, maar een nieuwe start. Een start naar welverdiende rust. Een eerste stap naar zoete honing. Het smaakt naar meer. Glijdend het besef. Ik heb hier een Olympische medaille gewonnen. Samen met mijn maatjes. Drie keer op een rij. Samen Golden sweep in Sochi. En dat tot tweemaal toe. Ik kus de zweep. De gouden zweep die ik zelf heb leren koesteren. De doorzetzweep.


Miauuuuwwwww … / Sport / 12-02-2014

Katachtig sluipt de poes naar het bordes. De staart tussen de benen. Maar het is schijn, valse schijn. Zo brengt ze haar belagers op een dwaalspoor. Sluw als deze kleine catwoman is, in haar strakke rode latexpak. Ze zet een klein kattenhelmpje op, voor de zekerheid en strekt haar ranke lijf. De spieren zijn gebundeld en staan op de juist spanning. Concentratie is nu belangrijk.

Ze fantaseert een vluchtig moment over haar prooi en de lange gladde weg er naartoe. Nog even diep zuurstof snuiven, de snorharen plooien en dan patat. Zo moet het gaan. Ze wringt zich in haar kleine katmobiel die ze vanochtend extra heeft opgepoetst met hete wax. Met haar kleine klauwtjes pakt ze de beugels vast, die schuin voor haar naast haar katmobiel op 50 centimer hoogte hangen. De adrenaline voelt ze nu rijzen vanuit het stuitje tot haar hoofd. De golven energie laat ze uit haar klauwen stromen en met een soepele beweging wiegt ze twee tot drie keer op en neer over het gladde blauwe ijs.

Met een oerkreet laat ze de beugels los en buigt haar borsten diep voorover. Met scherpgeslepen klauwen haakt ze zich vast in het ijs en peddelt als een zwarte zwaan, die krachtig uit het water probeert op te vliegen, van het bordes af. Een vliegensvlugge start, op jacht naar de finish, haar ultieme prooi. Nu is het zaak om goed te sturen. Met haar stuit stuurt ze haar katmobiel door de bochten. Angstig trekken de toeschouwers hun hoofden terug als ze hoog door de bocht de juiste lijn van het parcours zoekt.

Poesje Poetinka speelt een thuiswedstrijd en dolt nog even met haar publiek als ware het een bange muis. Maar de afloop is allang bekend. De doodstrijd van het publiek beloond ze met een klinkende overwinning, dat is een ding wat zeker is. Kijk ze eens vliegen door de bocht. Miauuuuwwwww …. Poesje Poetinka gaat voor goud. Maar, maar, maar … ho, ho, ho, … waar zit nu de rem? Miauuuuwwwww …


Betuiterd / Sport / 14-02-2014

Het wordt tijd dat er een andere meting komt in de sport. Want laten we eerlijk zijn. Een tijdrekening in seconden volstaat niet meer. En al helemaal niet in duizendsten. Duizend doden kun je daarbij sterven. Hoewel, een drieduizendste seconde kan ook een geschenk uit de hemel zijn.

Een drieduizendste seconde kan het verschil maken tussen een poolpositie en een tweede plek. Een drieduizendste seconde op een afstand van 1500 meter. Waar gaat het dan nog over? Laten we er eens wat theorie op los laten. Theorie is sowieso veel leuker dan de praktijk. De praktijk drukt de sporter met de neus op de feiten. De theorie laat nog wat ruimte over. Voor beschouwing. Niet onbelangrijk op een afstand van 1500 meter.

Een drieduizendste seconde is het verschil tussen een start in de binnen- of buitenbaan. Want in de buitenbaan hoor je het startpistool een drieduizendste van een seconde later. Toch? Maar wat als je op het moment suprême een scheet laat. In de buitenbaan. Afhankelijk van wat je van te voren gegeten hebt kan dat mogelijk een volle seconde winst opleveren. Boerenkool met worst misschien zelfs twee seconden. Als je dan ook nog een pak hebt zonder open rug, mocht je het tegen een Amerikaan opnemen, dan mag je er minimaal een halve seconde van aftrekken. Als de redactie daar nu eens een som van maakt dan hebben we toch gewoon goud. Goud op de 1500 meter. Ja, toch? Ach, de Pool heeft goud in handen en benen, en wij, wij hebben goud in de nek.

Maar ehhh, om nog even terug te komen op een alternatief voor een tijdrekening in seconden. Ik stel voor om voortaan niet meer te rekenen in seconden, maar in verweijen of in tuiterts. Hij kwam een tuitert te kort. Of het scheelde een verweijtje. Dat bekt in ieder geval veel beter. We zeggen dan vol trots. Wij hebben goud, zilver en brons gewonnen, niet op het nippertje, niet door een seconde verschil, niet door een drieduizendste seconde, maar door een tuitert of een verweij verschil. Op de keper beschouwd dan. Maar hoe dan ook, Mark en Koen blijven mannen uit duizenden.


Ministerie van Olympisch Wintergoud / Sport / 16-02-2014

‘Zeventien medailles al. En er komen er nog meer bij.’ Zo kopte onze krant op 17-02-2014. Maar we zijn er nog lang niet hoor. De lat moet veel hoger. We rusten niet voordat we als klein kikkerland de grote mogendheden en ons grote buurland structureel voorbij streven op de medaillespiegel. Hoe we dat gaan doen? Door goud te winnen bij alle sportonderdelen en alle disciplines. Heel eenvoudig, op eigen kracht.

Voordat het zover is moeten we wel eerst goede voorwaarden scheppen. Te beginnen met het oprichten van een nieuw ministerie. Het Ministerie van Olympisch Wintergoud. We gaan dan eerst op zoek naar een geschikte minister. We plakken daar voor het gemak nog een staatssecretaris aan vast. Die moet zorgdragen voor een vlekkeloze organisatie van het ministerie en tevens zorgen voor een goede cashflow, oftewel een zichzelf bedruipend pegelsysteem.

Wie komen er dan in aanmerking voor deze minister- en secretarisposten. Moet het iemand met medaille-ervaring zijn, iemand die van de hoed en de rand weet? Die boven alle partijen staat? Iemand die zich durft uit te spreken? Klare taal spreekt? Iemand die meerdere talen spreekt? Die internationaal melk in de pap te brokkelen heeft? Wie o wie, voldoet aan dat profiel? De ijswereld vraagt om iemand die ongenadig kan zijn.

Meteen schieten mij een aantal namen binnen. Met voorop Johan Cruijff, als minister uiteraard. Johan Derksen zou dan een goede staatssecretaris zijn. Een sterk Johan team. Genadig ongenadig. Ze zijn er geknipt voor samen. Bij Johan Derksen valt misschien nog wat bij te knippen, bij Johan Cruijff zit het kapsel goed. Zowel het kapsel tussen de oren, als het kapsel achter de ellebogen, als het kapsel onder de knie. Nederland zit gebeiteld met zo’n slim en solide team. Ze gaan vooral voor goud. Cruijff haat het om tweede te worden. Dus dat komt wel goed.

Maar eehhh … Johan Cruijff en Johan Derksen … dat zijn toch meesters in het voetbalspel? Wat hebben die te zoeken bij een Ministerie van Olympisch Wintergoud? Nou heel simpel. Voetbal is oorlog. En de oorlog willen we winnen hoe dan ook. Oké, het is maar een spelletje, die Olympische spelen, maar toch, we willen het wel winnen. En niet alleen met schaatsen en boarden. De beiden Johan’s zijn prima in staat om ervaringsdeskundigen op het gebied van sneeuw- en ijssport rondom zich heen te verzamelen en hun krachten te bundelen. Uitstekende managers zijn het met een strenge, nuchtere uitstraling. Niks geen inspraak dulden en niks geen modderige poldermodellen hanteren, gewoon handen uit de mouwen en patat.

De lat ligt hoog. Voor het onderdeel biatlon halen we uiteraard Willy van der Kuijlen erbij. ‘Skieten Willie’, keihard. Het zegt genoeg. Met deze scherpschietmeester als trainer laten we de Finnen, Russen, Noren en al die andere landen met koude oren, ver achter ons. Voor het figuurschaatsen en ijsdansen huren we Jaakko Toivonen, Euvgenia Parakhina en Dan Karaty in. Dat geeft het ministerie meteen wat internationale allure. Eentje van hen kan meteen de rol van ambassadeur op zich nemen. Er moet uiteraard ook lepe PR gevoerd worden. Daarnaast passen ze prima in het plaatje van de emancipatie van de homo sapiens emancipatie.

Voor het ijshockey schakelen we Yoghurt Kelder en Geer Joling in. Yoghurt voor lepe tactiek, en Geer voor de techniek. ‘Maar die hebben toch geen body?’, zult u tegenwerpen als lezer. Goedemorgen lezer, u moet toch beter weten? De body hebben ze misschien niet, maar wel de check. Dat is veel belangrijker en die weten beiden goed over te brengen. En ja, hun expertise reikt op een ander gebied ook tot grote hoogte. Hun financiële kennis is een aangename verrijking en levert een check, check, dubbelcheck op de financiële huishouding van het ministerie. Beiden zijn een voorbeeld voor de ijshockeysport. Ze beschikken al jaren over een tok. Niet voor hun ballen, maar in hun keel.

Bij dit ministerie missen we nog één persoon. Iemand die een steuntje in de rug geeft, voor het geval het een beetje tegenzit. Die voorkomt dat we ergens achter het net vissen. Dat we verdrinken tussen de grote mogendheden. Iemand die ervoor zorgt dat we ons hoofd boven water houden. Een zwemster met ballen. Erika? Ja Erika natuurlijk. Hoe kunnen we die nou vergeten? Als voormalig staatssecretaris Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voormalig voorzitter van het NOC*NSF de juiste chef-kok om het ministerie te versterken. Sowieso ook handig om in voorbereiding op Pyeongchang 2018 alvast wat kilo’s boeddhist in huis te hebben. Ik zeg gaan met die banaan. In Pyeongchang gaan we voor alle medailles. En niet alleen de gouden. We gaan voor alles dat blinkt. Goud, zilver én brons.


Blauw, rood en wit / Sport / 17-02-2014

Mijn televisie spuwt alleen nog maar blauw, rood en wit op het scherm. Het geeft wel een rustig en vertrouwd beeld. Het zijn de kleuren van de winterspelen. Blauwe routemarkering, rode vlaggen om te passeren, en witte vloeren om op te schaatsen, te dansen, skiën, boarden of sleeën.

Wat opvalt is dat de vlaggen van veel medaillewinnende landen twee of zelfs drie van de kleuren blauw, rood of wit bevatten. Rusland, Verenigde Staten, Noorwegen, Finland, Polen, Canada, Australië, Zwitserland, Oostenrijk, Nederland, Slovenië, Slowakije, Denemarken, Engeland, Japan, Frankrijk, Tsjechië, Zuid-Korea, Letland. Ik vergeet er vast nog een paar. Het zijn ook uitgesproken kleuren. IJzig blauw, bloedrood, sneeuwwit. Zo zijn ook de blikken van de deelnemers en de toeschouwers die opgaan in het spel, de meesten in euforie en anderen weer in teleurstelling.

Mijn televisie vindt het allemaal best. Al de andere kleuren rusten even uit. Groen, geel, paars, bruin, en zwart ze liggen lui te wachten op de lente en de zomer. Dan komen zij weer meer in beeld. Ze wachten met geduld op Carnaval en het WK voetbal in Brazilië. Het kille koude Sochi blauw, rood en wit wordt dan ingewisseld voor een sprankelend Rio de Janeiro regenboogpakket. Dan mag er ook weer volop gedanst en gesalsaat worden. Op straat, en publique, door iedereen, onder een hete zon in volle kleurenpracht, hetero en homo, allemaal onder eenzelfde vlag. De regenboogvlag.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.

17-02-2014

Maskerade

Gekleurde plastic maskers hangen aan een grijze muur. Twee clowns, een hond, een poes en een mannetje met bolhoed. Ze staren leeg voor zich uit en dragen een zure glimlach rondom hun mond. Een gladde bevroren glimlach die eventjes oplicht, zodra een waterig winterzonnetje erop schijnt. Het is feest voor de maskers. Carnaval. Al drie dagen lang.

In de mond houden ze een feesttoeter geklemd. De oranje franjes van de toeters steken flets af tegen de grijze muur. Geen enkel masker heeft haar. Is ook nergens voor nodig. Slingers in vijf bonte kleuren, zorgvuldig vastgeklemd tussen het masker en de muur, zorgen voor een kleurrijk spaghetti-toupet. Uit de muziekboxen klinken aanhoudend vrolijke deuntjes in dialect. 'Mien, wao is mien fiësneus, Mien wao is mien neus? Wao is mien fiësneus geblaeve!'

De ballonnen die aan een koperen kroonluchter hangen lijken hun laatste adem uit te blazen. Ze hangen er magertjes bij. De fut is eruit. Net als bij Kees. Kees weet dat als hij nu de ballonnen doorprikt, ze niet eens meer zullen knallen. Kees zit op de bank en draagt een comboypak. Een beetje treurig stopt ie zijn laatste knallers in zijn pistool en hoort de discussie in de woonkamer aan. Carnaval loopt op zijn laatste benen.

De zwarte snor die zijn vader hem iedere dag aanmeet loopt door. Net als zijn bakkebaarden. Het is ook zo warm binnen. De geruite zakdoek om zijn nek kriebelt. Dat doet ie al een paar dagen. Maar zonder zakdoek voelt Kees zich geen cowboy. Het luciferdoosje waarmee de zakdoek aan elkaar is geknoopt, zit strak onder zijn strottenhoofd. Het is afzien voor een kleine cowboy, maar so what. Alles liever dan verschut staan als dansmarietje of als domme indiaan.

'Ik pas vanavond niet op Kees, niet weer hoor, vanavond ga ik uit. Jullie kunnen op je kop gaan staan!' De zus van Kees, schattig verkleed als een blauw matroosje met twee vlechten, heeft haar punt gemaakt. 'Ik pas ook niet op, ik heb al afgesproken met vrienden, ik word zo opgehaald'. Kees' broer blijft ook niet thuis. Verkleed als hippie in een wit overhemd, bestift met hippiespreuken en rode hartjes, mag dit jaar voor het eerst uit. De oudste broer ziet de bui al hangen. Maar ook hij laat verstek gaan. 'Sorry jongens, maar vanavond is mijn schaakavond.' Hij houdt niet van Carnaval. Net zo min als zijn schaakvrienden dat doen.

Pa heeft vanuit de keuken alles aangehoord en loopt de woonkamer binnen. 'Dan hebben jullie nu een probleem. Drie dagen hebben jullie kunnen feesten en vanavond is het mijn beurt.' Langzaam lopen de gemoederen hoog op. Niemand wil zich opofferen. Het is een zwaar jaar geweest en iedereen heeft zich verheugd op deze Carnaval. Ma is amper acht maanden geleden gestorven en het liefst wil iedereen dat heel eventjes vergeten. Ook Kees.

Maar Kees voelt zich schuldig. Hij is weer eens de grote lastpost. Stomme Carnaval. Hij zou ook wel uit willen, maar is nog te jong. Dit gaat geen leuke avond worden. Alweer niet. Treurig kijkt Kees in de richting van het clownsmasker dat voor hem aan de muur hangt. Langzaam schiet ie vol. Dikke tranen rollen langs zijn neus, via snor over de kin op het tegeltapijt. En de clown, de clown tegenover hem huilt stilletjes mee.

08-02-2014

Malversaties

Hallo.
Ja, hallo.
Met wie?
Ja, met wie.
Met wie!
Met wie, ja.
Hallo!
Hallo, ja.
Hoe is het met wie?
Met wie gaat alles goed.
En hoe gaat het met hallo?
Het gaat.
Het gaat?
Ja, het gaat.
Waar gaat het naar toe?
Weg.
Ver weg?
Het gaat.
Lang?
Heel lang.
En nu?
Niks.
Hallo, niks?
Niks, nakkes, nada.
Nou, doeg dan maar.
Doeg maar weer.

Hallo.
Hallo.
Hallo, met wie?
Met wie ja.
Alles goed met wie?
Alles goed met wie.
Hallo nog gesproken?
Ja, zojuist.
Hij gaat weg hè?
Yep.
Ver?
Het gaat.
Lang?
Heel lang.
Alleen?
Nee.
Met wie?
Nee, ik ga niet mee.
O, met houdou dan?
Nee, met prettige avond.
O, verrassend.
Nou, dag dan maar.
Houdou.

01-02-2014

Liefde in het bijzonder

Als het hart harder klopt, bloed sneller stroomt, haartjes op de armen rijzen en de huid bobbeltjes toont, dan is er sprake van iets bijzonders. Zodra muziek in je oren klinkt, de zon zich in je nestelt en honger smaakt naar chocola, dan is dat de opmaak van iets bijzonders. Als de maan je wakker houdt en zoete dromen overdag onrust stoken, dan kondigt zich iets bijzonders aan.

Wat is nu precies die bijzonderheid die zorgt dat ik zo lyrisch metafoor, wentel en keer in zoete woorden? Is het een ontmoeting ergens tussen nu en later, die prikkelt en nieuwsgierig maakt, zeurt en kriebelt? Een ontmoeting die bij gedachte aan, mijn maag tot tango polka dwingt en vlinders in beweging zet?

Het zou zo maar kunnen, een ontmoeting in verschiet, bijzonder spannend voor alle partijen. In iedere ontmoeting zijn nieuwe wegen te ontdekken. Afgetakte wegen die vaak oorsprong vinden in een ver verleden. Onverdeeld bedeeld. Samenkomend in een smachtend universum, van hoop, verlangen en moed.

Voor de zekerheid schrijf ik ze maar op. Alle verschijningsvormen van bijzonder. Voor je het weet waaien ze weg, trekken ze aan je voorbij. Onopmerkzaam. Dat zou zonde zijn. Niets liever beklijf ik in bijzonderheden. Ontmoetingen zorgvuldig gedestilleerd uit grote wanordes van gedachten.

Geschreven als Vaste Columnist van ColumnX (01-09-2013 tot en met 31-08-2014)