09-08-2016

Apenstreken op Ibiza

Ik heb wahaanzinnig genoten met wat harige soortgenoten van een dagje languit liggen op het gouden strand in Ibiza. De zon scheen zoals ie nog nooit geschenen had en de zandvlooien hadden gelukkig een rustdag. Helaas stonken de half vergane kwallen in de branding wel een uur in de wind. Het deed ons besluiten om het maar weer eens wat hogerop te gaan zoeken, zeker ook omdat Thomas zijn broek vol had van paprikachips. Zijn buik klotste terwijl hij onderweg een aanloop nam voor een flinke sprong op het drillende vlees van een afgedwaalde rottende kwal.

Wat Thomas niet wist was dat de kwal nog leefde, rottend weliswaar, maar bij leven en vreselijk stinkend uit zijn bek. De kwal zette zijn stekel al verontwaardigd klaar. Waarom moest zo’n jong hem op een delicaat moment bespringen? Net op tijd zag Thomas kwal’s gevaarlijke vlaggenmast en draaide snel zijn harige rug richting stekel om zich eens goed te laten krabben. De overdadig behaarde rug verdiende een goede kambeurt. Wat beter dan de stekelige stekel van een kwal te gebruiken?
Dylan en ik wisten genoeg, dit ging lang duren, dus besloten we van de gelegenheid gebruik te maken; ook wij waren wel toe aan een flinke vlooibeurt. Al die harige ruggen, het werd de arme kwal jammer genoeg wat te veel. Hij spatte dan ook met een gigantische knal uit elkaar.

‘Thomas, Dylan, tijd om te gaan, waar gaan we naartoe, hebben jullie een idee, ik wil wel naar het casino!?’

‘Jaah, goed plan. Maar hoe komen we aan geld? Het statiegeld op de flessen levert vast niet voldoende op,’ sprak Thomas bezorgd.

‘We gaan wel naar een bank, overvalletje doen, verkleden hoeft niet zo, ha, ha!’ Ik lachte om mijn eigen ingeving.

Dylan bonkte met zijn beide knuisten op zijn stoere borst. Het testosterongehalte steeg met de minuut. Misschien kwamen we nog een hitsige chick tegen. Thomas, met de langste haren, zou het woord voeren, in dichtvorm, want dat maakte indruk en had grote impact op de ontvanger, de bankemployee in dit geval. En ik zou op de uitkijk wachten, met onder elke oksel een overrijpe banaan.

‘Dag meneer Bank, graag de kassa! Nee, geen dank! Biljetten hier in de tassa ja!’ De bankemployee viel bijna van zijn stoel.

‘Grote stapels man, schiet op pennenlikker, komt er nog wat van?’

Dylan tikte Thomas op de schouder: ‘Dat rijmt niet man, dat komt niet binnen!’

‘Ik ben niet zo’n beste pikker, een beetje hangen in de mat vind ik mans zat.’

Thomas was duidelijk de kluts kwijt, het rijmen ging hem niet meer zo goed af, waardoor Dylan maar een ding kon doen, bankbiljetten en biezen pakken en wegwezen, richting casino. Hop, hop, hop. We vluchtten in een Vespacar en slipten de bocht om. Het casino was gelukkig dicht in de buurt.

‘Of de heren zich kunnen legitimeren?’, vroeg een droogkloot van een portier aan de deur. Hij wierp een afkeurende blik op de harige poten van het zootje ongeregeld dat voor hem stond.

‘Natuurlijk!’, riepen we in koor en duwden gedrieën tegelijk onze buiknavel naar voren, ‘van ons mam!’

De buiken waren rond en ook was er flinke borstvorming zichtbaar bij Dylan, de stevigste van ons drie.

‘Vooruit dan maar, het is dat jullie zo aandringen, ik zie de legitimatie voor deze ene keer door de vingers!’ sprak de portier nasaal, zijn neus stevig dichtgeknepen.

Als drie dolle kokosnoten stortten Dylan, Thomas en ik ons in het feestgedruis, waarbij we eerst ons geluk beproefden op de blackjacktafel. Thomas sprong meteen op tafel, hij liet zich dit mooie podium niet ontgaan, ging helemaal los op het groene vilt en zong uit volle borst:
‘And throw your hands up in the air!’

Alle kaarten en munten vlogen in het rond, de croupier trok wanhopig aan een harig been. Onze Thomas beschouwde het blijkbaar als een uitnodiging en slingerde het meisje in uniform, midden op de tafel, voor een aardig stukje breakdance. Ik was behoorlijk onder de indruk van zijn moves.

Het beduusde meiske wankelde wat op de hoge tafel terwijl Thomas haar stevig tegen zich aantrok. De rechterhak van haar muiltje brak af en ze verloor het evenwicht. Het sprookje was onmiddellijk over, de casinobaas gooide ons naar buiten, wat een afknapper.

Wat nu te doen, wij aapjes werden niet snel moe. Daar reed een ons zeer bekende kar, we moesten vluchten voordat ze ons zouden snappen. Getsie, het was Glutus Zanikhaar, de oppasser, met een … met een … (‘rennen … rennen jongens’, riep ik nog tevergeefs) … vlijmscherpe antislappelachslaapspeer, en een ding wisten we zeker, die Glutus die ging schieten, zeker weten, drie keer.

Maar ja, mijn broertjes aap, eigenwijs als altijd, lieten zich door mij niets vertellen, en dat was het einde van onze strooptocht. Een waar genoegen.

Apiloog:
Aldus eindigden Bob, Dylan en Thomas na een mooie dag in Zoo ‘El Mono Alegre’ in het kleine dorpje Santa Gertrudis de Fruitera te Ibiza; daar waar ze nooit vandaan kwamen. Ze hoorden, keken en zwegen nog lang en gelukkig.

Co-column geschreven door NicoleS en Mien