08-10-2011

De Walburg

Haastig stap ik uit de auto. Boterham op zak. Een boterham waarvan ik nu al weet dat ik hem straks vergeet te eten. Waarom is dan de vraag? Omdat ik op het punt sta de wondere wereld van de Walburg in te stappen. Een wonderschone tuin vol muzen. Een tuin die mij vangt in haar luister en haar mijmer. Een baken van rust. Een tuin die honger en verlangen doet stillen. Een voedingsbodem voor droom en inspiratie. Maar ook een plek van feest.

Ieder jaargetijde is het feest. Een prikkeling van zinnen. Talrijke kleuren en geuren stromen mij tegemoet. Ze vullen mijn kleurpalet, met amber, roze en ultramarijn. Met sepia, turkoois en titaanwit. Bloemen, struiken, bladeren, ze smeken om mijn aandacht. Ze trekken mij de bosjes in en hebben dolle pret. Ik snuif hun sporen op. Mijn ogen gaan op zoek naar vorm en lijn. Fantastisch is het kleurenspel dat voor mijn ogen dartelt. Bedwelmd raak ik, door iedere schakering en verdrink in vorm en kleur.

Driftig zoek ik naar een fijn penseel, om vloeiend alles vast te leggen, in water en in verf. Het aquarel lijkt vroegtijdig met me weg te willen lopen. Is dat nou sjans? Laat ik me vangen? Daar ben ik nog niet aan toe. Snel verstop ik mij achter de Sorbus Thibeticus John Mitchell, mijn favoriete boom. Mijn ogen draaien nu op volle toeren. Ze speuren langs wortel, stam en kruin. Alle ogenblikken teken ik op. Vanuit mijn hoofd en ogen schieten ze via mijn armen en vingers, linea recta op het papier. Om te beklijven voor de eeuwigheid.

Ze zijn zo mooi, de lijnen der natuur. Ze hechten snel aan het papier. Ze kijken me voortdurend aan. Sommigen doen dat ietwat vaag. Anderen weer moddervet. Ze zuigen mij hongerig naar binnen. Volledig ga ik op in hun lijnenspel. Als ik de lijnen goed beluister, dan hoor ik ze zelfs roepen. “Hé, geef mij nog eens een krul” of “Joh, geef mij nog eens wat schaduw”. De lijnen weten heel goed wat ze willen. En dat niet alleen slechts voor de vorm. Zie ze maar eens blinken en lonken, het zijn soms ware ijdeltuiten.

Jaar in jaar uit volgt de natuur haar eigen ritme. De cyclus der seizoenen zorgt telkens opnieuw voor bedwelming van de zinnen. Elk seizoen doet dat met haar eigen klank, kleur en geur. Voor wie het wil horen, zien en ruiken, opent zich al snel een boeket van muzen. Madeliefjes zorgen voor de lentemuziek. Zonnebloemen dansen er zomers op los. Rode rozen en rijm zijn ingrediënten voor een prachtig herfstgedicht. De kikker en de pad kruipen ieder jaar in een diepe winterslaap, dicht tegen elkaar. Versteend, gebeeldhouwd in het frisse Walburgs vijverwater. Ze wachten op een nieuwe lente.

Ik mijmer wat voor me uit. De poes springt spontaan bij mij op schoot. Ze spint bij wat ze ziet en voelt. En ik, ik vergeet mijn boterham te eten. Ik zit weer eens vol met muzen. Het wit papier op mijn triplex plank schiet langzaam vol. Darwin is aan mijn voeten komen liggen. Hij vindt het allemaal wel best. De Walburg opgetekend met zijn borders, borders boordevol met muzen.

Mien