Een generatiekloof wordt zelden gedicht, niet met naald en garen, noch met prikkeldraad. Kinderoorlogen zijn grenzeloos, ze halen slechts de knieën open. De gapende wonden doen de kleine reusjes pijn. Ongenadig is de kwelling van het kinderleed maar het duurt slechts even. In hun beleving lijkt de wereld stil te staan. Veel liever liggen zij in het gras en tellen ruggelings de wolken. In alle varianten wit, roze en blauw glijden ze voorbij. De tijd vliet en heeft geen vat op minimensjes. Zij dolen fris en fruitig door de gekste sprookjesboeken en generen zich niet als dwerg. Feeëriek en theatraal zo kan hun verschijning soms zijn. ‘To be or not to be’ staat met guitige letters geschreven op hun gekleurde muts. Ook bij de meisjes, die zijn niet dom. Dat zijn alleen blondines, met wiebelende paardenstaartjes. Die bungelen achter het harige gat van de kont van het paard. Daar zouden dwergenmeisjes zich nooit aan wagen.
Mien Woordzin