17-06-2017

Dichtwerk voor een optionele debutantenbundel

Laken en deken

Ik laak sprak de deken
Het laken zweeg

Ik deek sprak het laken
De deken wist zich geen raad
Het bed rilde heel even
Het wist wat komen zou

Ik leek sprak nu het dak
Laken en deken zwegen
Ik daak sprak nu de vloer
Het dak stortte in

Het laken keek de deken aan
Wegwezen onmiddellijk

Gedaan
Wat daglicht niet verdragen kon


Beladen ballades

De ezel heeft het niet meer. Vlak voor de val knielt hij buigzaam neer. Omlaag met de buik op de grond. Basaal balkt hij gort. Pap lust hij ervan. Nu smaakt niets naar alles. Niets laat hem in de steek.

Hoe verder? Twee keer malen heeft geen zin. De molensteen om zijn nek hangt door. Remi is in geen wegen of velden te bekennen. Van overgave kan geen sprake zijn.

Dan nog liever is hij niet. Nergens in het onbewuste. Poelen putten. Hengelen vanuit hel naar hemel. Het blijft bij dubben en dobberen. In een ondoorgrondelijk moeras van waanzin. Ezelgekte, balkenbrij.

Een stok slaat zijn rug. Ritmisch. Dit heeft hij niet verdiend. Geld spuit uit zijn endeldarm. Eftelingmunten! Hoe bederfelijk! Waar blijft Remi? Zijn enige echte troubadour, zanger van troostvol prachtige ballades.


Bellen blazen

Ginds aan de einder staat een deerne. Ze blaast bellen, als luchtballonnen zo groot. Met haar logge longen laat ze water stollen, garen in het eigen sop. De bellen zweven met blij gemoed de horizon tegemoet en stralen duizend kleuren. Magenta, rood, groen en blauw, kleine twinkels geel. De lucht blijft binnenwaters op de juiste spanning. Tot een ontmoeting, een onvermijdelijk elkaar strelen de band breekt.

Vrijgekomen lucht zwerft naar verre einders en slaat uiteindelijk neer als bleu water in een indigo zee. Zware gele zon brandt langzaam stukjes zee weg. Op haar buik prijkt het silhouet van de deerne die onophoudelijk bellen blaast. Tot aan het einde van de dag. De zon zakt langzaam in de zee en neemt de deerne mee. Morgenvroeg mag zij weer bellen blazen.


Duinenrijen

Nog nooit gezien. Dat duinen rijen. Hele duinenrijen rijen. Zinderend in zon. Zandfanfares spuiten zand. Prikkeling in ogen. Duinenrijen rijen hard. Waaien woelend weg. Het zand knettert. Tegen glad papier. Vliegers storten neer. Zo ook tranen.

Duinenrijen rijen hard. Bang voor water. Zee komt aan. Met gebakken water. Houd alsjeblieft stand. Wij willen leven. De zon stoomt. Smelt ijs plat. De zeespiegel stijgt. Duinenrijen houd moed. Loop niet weg. Omsingel het water. Heb geen angst.

Het helmgras huilt. Wortels trillen los. Zand waait weg. Geen houden aan. Duinenrijen leggen lood. Een broertje dood. Helm waait weg. Duinenrijen storten in. Huizendaken doemen op. Sirenes luiden noodklok. Alarmfase één aangebroken.


Hamer en beitel

Ik hak en klief
Met hamer en beitel
In alle muren om me heen

Gewapend beton
Met scherpe kanten
Onverwoestbaar sterk

Een kasteel, een veste
Hart en ziel geharnast
Beschermend tegen pest

Ik ontmasker
Voel, huil en lach
Inhaleer een nieuwe vrede

Zuiver zand en water spoelen aan
Ze stranden rustig
En ik, ik bouw niet langer burchten, lucht- en zandkastelen

Hamer beitel
Ze verdwijnen in mijn juwelenkist
Waardig, eeuwig, onschatbaar


Mien

Helmond, 9 juni 2017