20-08-2024

Onomkeerbaar

De draad weer opgepakt. Woorden alleen, schieten tekort. Plaats geven lukt amper. Het is te vers. Staccato lukt een beetje. Dat moet dan maar. Vrienden begrijpen het gelukkig. Mijn collega’s nog niet. Ze houden wat afstand. Zien mij soms worstelen. Weten niet te handelen. Ik snap dat wel. Het gebeurde, te heftig. Onmacht bevriest hun aandacht. Dat dit is aangedaan?

‘Wat is er gebeurd?’ Ik val in armen. Ze bieden mij troost. ‘Kopje thee dan maar!’ Thee helpt bij verdriet. Meer nog dan koffie. ‘Ik ... ben ... gruwelijk ... toegetakeld.’ Zeg ik stotterend, snotterend. ‘Dat zien we, ja!’ Een stoel wordt aangeschoven. Ik zet me neer. ‘Midden in de nacht!’ Vrienden schrikken van verhaal. ‘Ik zoek nu rust.’ Ik mag blijven slapen. Durf niet naar bed. Het angstzweet breekt uit. Zij zien de paniek. ‘Je bent hier veilig!’ Dat besef ik wel. Maar mijn gevoel niet.

Collecte in de tram. Ik geef twee euro. Voor slachtoffers in nood. We zijn het allemaal. De collectant is blij. De tram stuitert verder. Het voelt niet senang. Mijn lijf doet pijn. Herstellend van het trauma. Maar ik moet verder. Zoek troost bij vrienden. Familie heb ik niet. Gelukkig zijn ze thuis.

Ik lig in bed. De ruimte is wit. Geroezemoes op de gang. Een verpleegster komt binnen. ‘Aha, meneer is wakker’. Ik zie toeters, bellen. Bedrading rondom mijn bed. ‘Waar ben ik zuster?’ Zuster zit naast me. ‘In het ziekenhuis meneer.’ Flitsen in mijn hoofd. Bitjes geheugen reframen langzaam. ‘Wat is er gebeurd?’ Zuster reikt water aan. ‘Drink eerst even wat?’ Zuinig sappel ik water. ‘U lag op straat.’

Ik hoor de ambulance. Voel me zwak, misselijk. Broeders tillen me op. Ik wil dit niet. Onrust in mijn lijf. Opstandig worstel ik los. De broeders knijpen hard. Ik rol ambulance in. Spreken lukt me niet. Een waas voor ogen. En ik val uit. Overgelaten aan mijn lot. Herinneringen wijzen de deur. Wat moet ik nu?

Klap op mijn gezicht. De deur uit getrokken. Geschopt, geslagen en gebeten. Hart bonkt in keel. Adrenaline spat uit aders. Woede, twijfel, angst overvallen. Ik zoek bescherming op. Houd vast aan agressor. Wachtend op een doodschop. Ik wil luid schreeuwen. Maar mijn stem zwijgt. Ik hoor iemand praten. ‘Je verdiende loon, hond.’ Dit is een misverstand.

Luid gebonk op deur. Irritant getik op raam. Gerammel aan het rolluik. Wie staat in brand? Slaapdronken veer ik op. Toch niet mijn ex? Niet weer dat gedoe? Ik kijk uit raam. Een vreemde gast beneden. Zij kijkt me aan. Is het een zij? Wie is die gast? Zal ik open doen? Een verward persoon mogelijk. Was ik dat ooit? Jazeker was ik dat. Medelijden overwint in mij. Doe de deur open.

----------------------------------------------

Wekelijkse schrijfopdracht Schrijven Online #520 - Aan de deur (20 augustus 2024) - Johanna Müller
Het is al laat. Je bent bijna klaar om naar bed te gaan (of je ligt er al in) en er staat plots een onbekende aan de deur. Die belt niet aan maar klopt als een wilde op je deur, op je raam, rammelt met de rolluiken.
De opdracht van deze week is: wat gebeurt er vanaf het moment dat je dat hoort, wie staat er aan de deur (als je die al opent) wie is het en wat gebeurt er vervolgens? Heb je spijt dat je de deur opende of net niet?
Je kan een verhaal maken van 500 woorden. Maak er een geloofwaardig verhaal van, en neem de lezer zeker mee in de verschillende emoties die je doormaakt als hoofdpersonage.

[Inspiratiebron voor mij was de film Irréversible. Een heftige film. Door de enscenering lijkt het kijken meer behapbaar, aan het eind edoch verontrustend. https://nl.wikipedia.org/wiki/Irr%C3%A9versible]