64) Dronkenschap met oud op nieuw (10-12-2024)
Oudjaarsavond en we verzamelen bij Marcel thuis. Dubbelfeest en gratis drinken. Het gaat een topavond worden, zeker weten. Langzaam stroomt iedereen binnen, op zijn paasbest gekleed, maar dan wel met dikke kleren. Het belooft een koude nieuwjaarsnacht te worden. We beginnen met biertjes. Altijd voorzichtig starten is het devies. Thuis heb ik al melk gedronken. Een vette bodem helpt een kater te voorkomen. Het liefst zou ik willen starten met een Brand Up. Dit zuivere bier zorgt ervoor dat je daarna alle biertjes door elkaar kunt drinken. Zelfs Stella Artois en Leeuwbier, bocht der bieren. Wel zo handig bij een kroegentocht die aanstonds is.
Het is vijf voor twaalf. We zijn inmiddels een paar biertjes en wat borrelhappen verder. Zo meteen gaan we luidkeels zingen en scharen ons alvast richting de pa van Marcel, het ultieme feestvarken voor vanavond. De kurken kunnen bijna los. Een ‘Lang zal hij leven’ en ‘Gelukkig nieuwjaar’ vallen samen. En dan ook nog eens vijftig worden. Een dikke proficiat dus voor pa. Daar moet op gedronken worden. Voor deze speciale keer mogen we aan de sterke drank. Maar wat moeten we kiezen? Sterke drank dat kennen we nog niet. Gin Fish en Cola Tic zijn wel vertrouwde en populaire drankjes, maar aan rum, whisky, cognac en jonge klare hebben we ons nog nooit gewaagd. Van het verdomde bier moet ik alweer plassen. Of is het van de zenuwen?
Terug van het toilet staat een groot glas troebele vloeistof op me te wachten. Mijn vrienden kijken me verwachtingsvol aan. Ik laat me niet kennen en drink het glas in een paar slokken leeg. Een smaaksensatie die zijn gelijke niet kent. Ik heb nog nooit iets anders dan bier gedronken. Het smaakt vies en smerig en er gebeurt iets met mijn hoofd. Het wordt ineens heel licht. Het lijkt zelfs heel even te zweven. Mijn vrienden applaudisseren. Sommige kijken wat verschrikt. Toch wel stoer die Mien.
Ik red het de rest van de nacht niet meer. Vanuit mijn maag komt ineens zuur opzetten. Een stroom van blubber borrelt hikkend en stotend door mijn slokdarm omhoog en valt niet meer te remmen. Ik houd mijn hand voor de mond. Tevergeefs. Een fontein van bruine modder proest uit mijn mond tussen de vingers door. Mijn vrienden wijken en lachen smalend. Het laatste drankje is toch verkeerd gevallen en ik ook. Twee vrienden vangen me net op tijd op en ik bungel in hun armen. Gevoelens van onmacht, schaamte en onzekerheid. Wat nu te doen? Ik kan helaas niet meer verder. Er blijft niet veel meer over van stoere Mien.
Met veel moeite achterhalen mijn vrienden waar ik eventueel naartoe gebracht kan worden. Ik weet dat mijn vader en vriendin bij familie van zijn vriendin op bezoek zijn. Maar waar wonen die ook alweer? Een paar straten verder weet ik te vertellen, maar waar precies. Uiteindelijk vinden we het juiste adres. Dronken word ik afgeleverd. Mijn vader ongerust en boos. Ik wankel naar het toilet en doe de deur op slot. Versuft val ik in slaap. Slaapdronken dronken word ik eventjes later wakker van gestommel en gebonk op de deur. Het lukt me niet goed om de deur open te krijgen. Draai de knop de verkeerde kant uit. Uiteindelijk valt de deur open en ik van de pot.
65) Dronkenschap in krantenwijk (23-12-2024)
Het leven voor een puber is duur. Zeker als hij bier en liefde ontdekt. Het kan nooit genoeg zijn. Wat dan helpt is een krantenwijk. Maar eerst natuurlijk de voorwaarden lezen. Mijn eerdere mièmere-avontuur, het tot in den treure plukken van rode bosbessen bij een onbeholpen boer die niet alleen de mièmere uitkneep maar ook mijzelf; door slechts een dubbeltje te betalen per grote krat, waarover ik bijna twee uur deed, noodzaakte tot goede voorlichting in de toekomst. Mijn vader sprong nog op de bres en bovenop de boer en vertelde hem wat voor een gierige krent hij was. Nee, dan liever kranten rondbrengen. Veel betere voorwaarden.
De tijden zijn ruim en makkelijk te behappen, maar veel te vroeg. De wijk is eenvoudig te belopen en het ophaalpunt is op fietsafstand. De reclamefolders, zelf te vouwen, leveren een welkome aanvulling op het karig loon. De eerste weken gaat het goed. Behalve op maandag. Sowieso een klote dag voor werklieden. Het weekend is immers voorbij. Maar niet voor deze jongen. Het weekend achtervolgt mij altijd en laat zelden los. Daarvoor is het veel te leuk en het wil ook nooit ophouden. Tot zondagavond laat wil het weekend altijd uitgelaten in de kroeg blijven hangen. Als het even kan ook nog over de bezem springen. De laatste drankjes vinden plaats achter gesloten gordijnen. En hoe?
En ja, dan loopt het soms uit de hand. Zijn de biertjes zo lekker dat ze als vanzelf naar binnen glijden. Eindeloos. Totdat de waard het echt genoeg vindt. Dan gaan we snel nog even naar de bakker. Die bakt al heerlijke warme broodjes en is altijd in voor stoere kroegverhalen. Het is dan vier uur in de ochtend. Nog even slapen en dan de kranten rondbrengen. De mensen wachten ook op het nieuws. Met twee uur slaap achter de kiezen is het dan een zware bevalling. En er zijn maandagen bij waarop het echt niet lukt. Maar dan sleurt pa mij uit bed. Ik zal en moet de kranten rondbrengen, hoe beroerd ik me ook voel. Het arbeidsethos is me met de paplepel ingegoten en zal nooit meer verdwijnen. De opstand ook niet. Die ligt nog in verse herinnering.
Met opkomend gal in mijn slokdarm sla ik het ontbijt over en haal de kranten op. Gelukkig is er niemand bij de uitgiftepost. De kranten liggen buiten. Het is goed weer. Het kost me heel veel moeite om de fietstassen te vullen. En het idee, nog een keer terug te moeten voor een tweede ronde, maakt me nog misselijker. Hoe ga ik dit in vredesnaam redden? Ik zwalk met mijn volgeladen fiets door de eerste straten van de wijk. Het lijkt allemaal eeuwen te duren. Ik zie de brievenbussen soms niet eens goed zitten. Ze zijn toch niet verplaatst? Ik ben gewoon nog dronken. En dat is niet van de slaap. Ik zie op de route iemand vanuit zijn huis naar me toe lopen. Heel lief vraagt de meneer of het wel goed met me gaat? Of ik niet een kopje koffie wil? De gedachte alleen al maakt dat ik kokhals. Ik weet het goed te verbergen en zeg vriendelijk nee. Het gaat wel weer. Ik voel in mijn rug dat ik bezorgd word nagekeken. Is het dan echt zo erg met mij?
Twee straten voor de flat waar ik woon houd ik het niet meer. En ik ben nog maar op een derde van mijn route. Dit red ik nooit. Ik voel weer gal opkomen en buikkrampen. Zo snel als mijn fysiek het toestaat, laat ik mijn fiets vallen en spring uit het zicht. Ik kruip achter wat struiken onder een balkon van de flat waar ik zojuist de kranten in de bus wil duwen en laat me vallen. Het gal brandt op mijn tong en in de keel. Ik walg van mezelf en weet geen blijf. Wat heb ik toch gedaan? Doodmoe word ik overvallen door slaap. Ik stop het gevecht en geef me over aan een diepe slaap, op de koude grond, onder het balkon.
Iemand tikt me op de schouder. Ik schrik wakker. Waar ben ik? Wie ben jij? Het is de krantenman. Shit. Bij reageert boos en terecht. Hij heeft diverse belletjes gehad dat de krant niet op tijd bezorgd is en is mijn route na gefietst. Het is ook al 10 uur. Zonder vragen te stellen helpt hij me overeind en maant mij de overige kranten zo snel mogelijk te bezorgen. Met het schaamrood op de kaken voldoe ik aan de opdracht. Kotsmisselijk, maar het lukt uiteindelijk. Ik heb ook nog eens vette mazzel. Ik word namelijk niet ontslagen, wat mij een dubbel gevoel geeft. De nood aan krantenbezorgers blijkt te hoog. Wel krijg ik een vriendelijk doch dringend verzoek om voortaan niet meer zoveel op zondag te drinken. Om 12 uur kruip ik lijkbleek weer in mijn mandje. Gelukkig is het vakantie.