Het
bos is sneeuwwit en toch voelt het grijs aan. Het begint al donker te
worden en ik ben volledig de weg kwijt. Bomen kijken me droevig aan.
Alsof ze vermoeden wat me te wachten staat. Zij hebben makkelijk praten.
Ze staan altijd op dezelfde plek. Dwalingen kennen zij niet of amper.
Hooguit in hun kruin. Het begint keihard te sneeuwen. Ik zing
kerstliedjes om mezelf wat moed in te spreken. Het geeft warmte en lucht
en brengt me terug in herinnering. Marshmallows plakken aan mijn
gehemelte, knapperend vuur ruikt zoet. Het smaakt naar thuis en vrede.
Al dagenlang dwaal ik door dit verrekte grote bos. Nog nooit ervaren, zo’n oneindig groot oerwoud wit. En ik doe dit werk al lang, eeuwenlang. Ik vrees nu echt dat ik te laat ga komen. Mijn rendieren hebben er ook behoorlijk last van. Voor het eerst kerststress, daar voelt niet vertrouwd. Ik ben ook geen Sinterklaas, deadlines zijn mij onbekend. Ik spoor Rudolf nog maar eens aan.
Het is pikkedonker geworden. Alleen de sneeuw geeft nog wat licht. Ik heb er geen goed gevoel bij. De sneeuw blijft vallen en hoopt langzaam op. Heel even loop ik naast Rudolf mee. Het lijkt of ik met mijn rode laarzen op watten loop. Plots begint de grond onder mijn voeten te zweven. Ik zie de rendieren ook wankelen. We worden opgetild, met grond en al, en zweven met een rotgang door het bos. Takken zwiepen hard in mijn gezicht. Doodeng. Ze proberen mij van de zwevende grond te slaan. Enkele rendieren verliezen het evenwicht en vallen. Wolven met hun bek vol tanden en tong vol schuim wachten beneden. Ik zie hoe ze verscheurd worden. Poten, staarten, vliegen door de lucht. Groot is hun honger en woede.
Wolven? Maar waar zijn we dan in hemelsnaam? We vliegen zo verschrikkelijk hard. Siberië, Canada? In ieder geval het hoge Noorden. Het bos wisselt in rotsstranden en zee. In de verte doemen een paar reusachtige bomen op ... en het vreemde is ... ze hebben allemaal vier takken. Nog nooit zulke hoge bomen gezien. De takken draaien rond en maken een vreemd zoemend, zuigend geluid. In mijn beleving worden ze ook steeds groter, de takken en de bomen. Vooraan op de grond ontstaat paniek. De takken slaan als bezetenen wild in het rond … en ... nee ... nee ... de rest van mijn rendieren wordt compleet weggemaaid, doormidden gehakt.
Het bloed spat om mijn oren en in mijn ogen. Ik zie niets meer. Voel ook een klap van de molen. In kleine stukken vlieg ik door de wind. Met de handen, die gelukkig nog aan mijn armen zitten, vang ik mezelf in de lucht bij elkaar en grijp naar mijn tube Bison Kit. Die draag ik voor noodgevallen altijd bij me en komt nu goed van pas. Ik lijm alle lichaamsdelen vliegensvlug aan elkaar. Mijn hoofd houd ik enkele minuten stevig vast, want die droogt het langst.
Ik kan nog maar aan een ding denken. Hoe kom ik thuis? Bij mezelf en bij de mensen. Gelukkig is de redding nabij. Een grote adelaar grijpt me in de nek, vliegt met flinke slagen richting Nederland en dropt me in de eerste de beste schoorsteen. Net op tijd. Ik voel me weer thuis. Eerst maar even douchen en tot zinnen komen. Het bloed druipt nog van mijn lijf. De Bison Kit is uitgehard. Daarna ga ik snel op pad met alle cadeaus, helaas zonder mijn gevolg. De nacht blijkt veel te kort.
Al dagenlang dwaal ik door dit verrekte grote bos. Nog nooit ervaren, zo’n oneindig groot oerwoud wit. En ik doe dit werk al lang, eeuwenlang. Ik vrees nu echt dat ik te laat ga komen. Mijn rendieren hebben er ook behoorlijk last van. Voor het eerst kerststress, daar voelt niet vertrouwd. Ik ben ook geen Sinterklaas, deadlines zijn mij onbekend. Ik spoor Rudolf nog maar eens aan.
Het is pikkedonker geworden. Alleen de sneeuw geeft nog wat licht. Ik heb er geen goed gevoel bij. De sneeuw blijft vallen en hoopt langzaam op. Heel even loop ik naast Rudolf mee. Het lijkt of ik met mijn rode laarzen op watten loop. Plots begint de grond onder mijn voeten te zweven. Ik zie de rendieren ook wankelen. We worden opgetild, met grond en al, en zweven met een rotgang door het bos. Takken zwiepen hard in mijn gezicht. Doodeng. Ze proberen mij van de zwevende grond te slaan. Enkele rendieren verliezen het evenwicht en vallen. Wolven met hun bek vol tanden en tong vol schuim wachten beneden. Ik zie hoe ze verscheurd worden. Poten, staarten, vliegen door de lucht. Groot is hun honger en woede.
Wolven? Maar waar zijn we dan in hemelsnaam? We vliegen zo verschrikkelijk hard. Siberië, Canada? In ieder geval het hoge Noorden. Het bos wisselt in rotsstranden en zee. In de verte doemen een paar reusachtige bomen op ... en het vreemde is ... ze hebben allemaal vier takken. Nog nooit zulke hoge bomen gezien. De takken draaien rond en maken een vreemd zoemend, zuigend geluid. In mijn beleving worden ze ook steeds groter, de takken en de bomen. Vooraan op de grond ontstaat paniek. De takken slaan als bezetenen wild in het rond … en ... nee ... nee ... de rest van mijn rendieren wordt compleet weggemaaid, doormidden gehakt.
Het bloed spat om mijn oren en in mijn ogen. Ik zie niets meer. Voel ook een klap van de molen. In kleine stukken vlieg ik door de wind. Met de handen, die gelukkig nog aan mijn armen zitten, vang ik mezelf in de lucht bij elkaar en grijp naar mijn tube Bison Kit. Die draag ik voor noodgevallen altijd bij me en komt nu goed van pas. Ik lijm alle lichaamsdelen vliegensvlug aan elkaar. Mijn hoofd houd ik enkele minuten stevig vast, want die droogt het langst.
Ik kan nog maar aan een ding denken. Hoe kom ik thuis? Bij mezelf en bij de mensen. Gelukkig is de redding nabij. Een grote adelaar grijpt me in de nek, vliegt met flinke slagen richting Nederland en dropt me in de eerste de beste schoorsteen. Net op tijd. Ik voel me weer thuis. Eerst maar even douchen en tot zinnen komen. Het bloed druipt nog van mijn lijf. De Bison Kit is uitgehard. Daarna ga ik snel op pad met alle cadeaus, helaas zonder mijn gevolg. De nacht blijkt veel te kort.
Gepubliceerd op Schrijven Online op 20 december 2024 (schrijfopdracht: Aan de haard)