Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice
16. Telefoontje van een oude bekende
Met verbijstering hoor ik het verhaal aan. Niet een echt consistent verhaal. Ik kan er geen touw aan vastknopen. Wat opvalt zijn de associaties. Ik betrap mezelf op het zoeken naar een rode draad. Totdat ik erachter kom deze er wellicht niet is. Maar het geraaskal komt me zo bekend voor dat mijn nieuwsgierigheid het wint van de vermoeidheid van het luisteren. Er zitten ook wel zinnen tussen die mij verbazen en mij terugvoeren naar een ver verleden. Nog steeds opent het geen deuren in mijn brein. Maar ik geef niet op. Een klein fragment dan maar. Voor zover ik me herinner.
Weet je wel die ene keer daar bel ik voor. Met Carnaval de benen buiten gestoken en daarna stomdronken op de piano gespeeld op het lege plein. Wat ik je vragen wil klopt dat dan niet helemaal. Dorien lang niet meer gezien weet jij waar ze is? Ja, die met dat mantelpakje die bij de slager oude kaas bestelde. En toen kwam die rare zwarte Piet voorbij. Ja, serieus. Hartje zomer. We zijn toen met zijn allen naar de bioscoop gegaan. Ik zal het nooit meer vergeten. Wil je iets voor mij doen. Heb ik Dorien gisteren ook gevraagd. Weet je echt niet waar ze is? Ben nog met je vader op zoek gegaan naar het vinden van het lot. Dat jullie toen kwijt waren. Heb me altijd al verbaast dat je vader altijd hetzelfde eindcijfer nam. Maar om nu een heel lotnummer van buiten te kennen en dan bij hoog en laag beweren dat de jackpot gevallen is op dat nummer en dat de loterij toegeeft dat dat klopt maar helaas niet kan uitkeren omdat het lot na lang nadenken in de broek van pa zat en de 40 graden bontwas niet overleefde. Dat doet pijn. Zelfs een bloemetje ging er niet af ...
De oude bekende ratelde maar door. Frustrerend dat ik niet meer op zijn naam kon komen. Het was iets met Piet, heel lang geleden. Maar wederom kwam ik er niet tussen. Uiteindelijk de verbinding maar verbroken. Leek mij wel wijs.
17. Alles was kakkerlakbruin
We sliepen in een tent. Dat hadden we dus nooit moeten doen. Niet in die jungle. Maar we hadden weinig keus. Ik waande me heel even op een onbewoond eiland. In een aflevering Expeditie Robinson. Alleen dan zonder wedstrijd en daarmee zonder strijd. Al dagen waren we de weg kwijt. Het was dan ook best wel een groot eiland. Het grootste in het Noorden. Op een zaterdag was de bom gevallen. Hij vaagde alles weg. Behalve ons. Vijf vrienden die heel eventjes schuilden voor het weer. De woeste wind en de felle regen. Ik verbaas me nog steeds dat de toren is blijven staan. En ook het licht dat draaide nog. Verbazingwekkend. Het wierp wel vreemde kleuren over het landschap. Alles zag bruin. Kakkerlakbruin. Vies. Smerig zag het eruit. Het maakte ook dat we geen enkele honger hadden. Dagen lang beten we op een houtje. Maar dat liever dan een hap nemen uit kakkerlakbruin. Nu was het tijd de tent af te breken en verder te gaan. Met een beetje mazzel konden we het eiland nu in een keer nemen. Het bood het meeste perspectief op redding. Tenzij de redding niet nabij was. Maar daar hadden wij natuurlijk niets over te zeggen. De envelop zouden wij nooit openmaken. Ammenooitniet.
18. Jojo
De zinnen kwamen al snel teruggerold. De woorden hechtten aan het touwtje. Gelijk een jojo. Maar dan in omgekeerde volgorde. Volgorde omgekeerde in dan maar. Jojo een gelijk. Touwtje het aan hechtten woorden de. Teruggerold snel al kwamen zinnen de.
Ik knipte de zinnen in het midden snel door midden. En herhaalde de oefening. Het jojo-effect kwam daarmee extra tot zijn recht. Hoe krom ook. Ik husselde de stukjes door elkaar en bouwde een nieuw verhaal. Maar wel met een vast concept. Aan herhaling had ik een gruwelijke hekel. Eigenlijk hield ik helemaal niet van gejojo. Maar een beetje structuur kon geen kwaad.
De zinnen. De woorden. Kwamen al snel teruggerold. Hechtten aan het touwtje. Gelijk. Maar dan in. Een jojo omgekeerde volgorde. Volgorde omgekeerde jojo een. In dan maar. Gelijk. Touwtje aan het hechtten. Teruggerold snel al kwamen. Woorden de. Zinnen de.
19. Wie geboekt heeft, moet verschijnen
De schrijver had eindelijk geboekt. Niet een boek. Nee, drie maar liefst. Het was hem uitstekend bevallen het boeken. Tegen het eerste boek had hij enorm opgezien. Maar het tweede rolde zowaar in honderd stukjes uit zijn pen. In het derde groef de schrijver zich autobio. Trots had hij de boeken voorzien van een mooie voor- en achterkant. Met naald en draad had ie alles aan elkaar gebonden. In zij. Euforie alle boeken aan elkaar. Dat was niet slim. Hij schaarde zijn boeken zachtjes van elkaar en begon opnieuw te naaien. Hij zorgde ervoor dat de boeken niet meer bij elkaar lagen. Het was wel een beetje lastig dat de bladzijden nu al gaatjes hadden. Het papier dat de schrijver had gebruikt was van lage kwaliteit en dus kwetsbaar. Met grote zorgvuldig- en voorzichtigheid moesten naald en draad door de bestaande gaatjes geregen worden. Een monnikenwerk. Maar het loonde de moeite. Iedere dag zorgde de schrijver voor een nieuwe oplage van drie. De drie-eenheid was heilig voor hem. Zo bracht de schrijver zijn boeken dagelijks naar drie boekenwinkels. Hij hoopte dan tevens dat er op de toonbank geen boeken meer van hem lagen. Dat was dan een goed teken. Die waren dan verkocht. Kassa. Of hij even mocht vangen. De schrijver was trouw aan zijn boeken en zijn boekenwinkels. Hij verscheen iedere dag.
20. Daar zou ik nooit over schrijven
Alle onderwerpen waren op. Wat nu? Hoe kon de schrijver in hemelsnaam verder met zijn vak. Waar moest hij over schrijven, zonder onderwerp. Taalkundig kon het al helemaal niet. Probeer maar eens een verhaal te schrijven zonder onderwerp. Dat gaat nergens over. En ergens moet het toch wel over gaan. Wie leest anders zij. Werk? Niemand toch? En schrijven doet de schrijver nooit voor niemand. Een schrijver schrijft aan od voor iemand. Altijd. Desnoods aan of voor zichzelf. Aan of voor anderen schrijven is natuurlijk honderd, wat zeg ik, duizend keer leuker. Maar dan moet het wel ergens over gaan toch? Lang, heel lang dacht de schrijver na. Hij pijnigde zijn hersens en kroop door alle holen en keek achter iedere deur in zijn hersenpan. Had hij daadwerkelijk over alles al geschreven? Dat was niet mogelijk. Op herhaling wilde hij niet. Een nieuw sausje over een oud verhaal ook niet. Dat was hem zijn eer te na. Maar wacht eens even. Wacht. Nee, dat ligt toch veel te simpel voor de hand? Het is niet waar? Maar natuurlijk. Ik moet nog schrijven over Daar. Helemaal vergeten. Het meisje dat laatst loos was, Daar.
21. De draak van de rouw
Hij brulde het uit van pijn. Wat een verdriet. Drakenverdriet. Nog nooit was de draak zo verliefd geweest. En nog nooit was de draak zo in de steek gelaten. Eigenlijk was zijn geliefde een draak van een draak. Maar hee, liefde maakt blind, toch? De draak stak zijn verdriet niet onder stoelen of banken, dat mag duidelijk zijn. Niet alleen kwamen er meterslange vlammen uit zijn neus, nee, ook zijn drakenstekels stonden loodrecht omhoog. Hoed u dan voor de draak, mesdames et messieurs, als drakenstekels op ontploffen staan dan zijn hemel en aarde te klein. Ik noem maar wat. U begrijpt wel wat ik wil uitdrukken, duidelijk wil maken. Zaak is het nu om de pijn weg te nemen van onze draak. Maar hoe? Het drakenmeisje waar hij zo verliefd op was was allang met de Noorderzon vertrokken. De maan scheen halfslachtig wat de stemming er niet bepaald beter op maakte. Intussen had de sluiswachter de sluis al botenwijd opengezet. Niet voor de boten maar voor de tranen die uit de drakenogen biggelden. Een overstroming kon het drakendorp op dit moment niet goed gebruiken. Het dorp maakte zich namelijk op voor het grote drakenfeest dat zevenjaarlijks gehouden werd. De stortvloed aan tranen zou het decor in gevaar kunnen brengen. En om in no time een nieuw kasteel te bouwen dat zagen de drakenbewoners niet zitten. Het drakenmeisje moest niet zo moeilijk doen en zich opofferen voor het feest. Acuut werd de snelste draak verzocht een brief af te leveren bij de Noorderzon. Het was nu wachten op een teken van berouw. Berouw van een drakenvrouw voor een drakenman in rouw.
22. Wie zou je bellen als je de loterij won?
Met de baas van Ziggo natuurlijk. Afhankelijk van het bedrag dat ik zou winnen uiteraard. Een miljard is tegenwoordig al haalbaar. Dan kom ik dicht in de buurt van overname. Uitkopen zou ik de baas en de hele Ziggo handel. En deze zou ik dan weer doorverkopen aan XS4all. Nadat ik eerst alle autoriteiten en waakhonden die mogelijk dwars kunnen liggen bij aankoop omgekocht had. Met oogverblindend geld en exclusieve biefstuk, van de haas desnoods.
Waarom? Gewoon omdat het kan. Hoe vaak ze mij niet hebben lastig gevallen. Die Ziggomonsters. Ik betaal ze. Met gelijke munt terug. Nou nee, niet met gelijke munt. Met veel minder munt. Ik krijg nog heel wat munten van hen terug. Voor al die momenten dat ik niet online kon gaan en geen verbinding kreeg. Ontmantelen die business en onderbrengen bij hun concurrent. En liefst meteen de beste. XS4all. Mee eens? Prima.
23. Ik schrijf niet omdat ...
Ik schrijf niet omdat. Dat zou veel te makkelijk zijn. Ik schrijf. Punt. Less is more. Waarom zou ik omdat moeten schrijven? Of nog erger niet omdat. Veel liever schrijf ik intrinsiek. Vanuit het schrijven zelf. Ik ben de gedachte. Ik ben het tooltje. Ik ben het middel. Ik ben de pijn, de liefde en de troost. Ik schrijf dus ik ben. Niet omdat. Nee. Gewoon. Ik schrijf. Punt. Waarom? Nee. Ook daar trap ik niet in. Net zo goed niet als in het niet waarom? En nee, een dubbele ontkenning is geen bekentenis. Een gat een holte in bekennen. Wie bekent loopt leeg. Wie ontkent houdt vast. Aan niets. Aan ont. Laten we het daar maar even op houden. Ophouden te bekennen. Ik schrijf niet omdat. Ik ben niet gek. Het waarom mag voor mij in mysterie blijven hangen. Intrinsiek. Onverklaard.
24. Aan de hemelpoort
Hé Pé, laat me eens binnen!
Oh ... en wie ben jij dan wel?
Was ... ik ben toch dood?
Dat klopt.
Wat klopt?
Laat maar zitten. Mag ik even je ID?
Heb ik niet bij me, is dat nodig dan?
Nou, je bent hier wel bij de hemel.
So what?
Zonder ID kom je hier niet binnen.
Maar Pé, it's me, your buddy.
Sorry hoor, er gaat bij mij geen belletje rinkelen.
We hebben samen nog op school gezeten?
Oh ... en waar dan?
In Methusalem.
Methusalem?
Ja, op de ambachtsschool.
Wacht nu gaat er een belletje rinkelen.
Had u iets besteld Peter?
Nu even niet Tender, ik ben even in gesprek.
We zaten samen in de klas met Jozef, ken je die niet meer?
Met Jozef, ja, maar dat is lang geleden.
Dat klopt.
Onder welke steen heb jij geleefd?
Ha, ha, eentje uit de oudheid. Hoe heet zo'n ding ook alweer? Een menhir. Ik heb er later nog een obelisk uit gehouwen. Weet je wel?
We hebben het gezien ja hiero. We lagen dubbel. Wat een lelijk ding. Maar kom binnen jongen. Ben alleen even je naam kwijt.
Judas is de naam. Maar zeg maar liever Juul. Weet je, er is nog ooit een sport naar mij vernoemd. Naar het schijnt wordt ie binnenkort op aarde opgenomen als Olympische sport. Daar ben ik best fier op.
Dat mag. Maar kom, we gaan nu eerst een borrel vatten. Dat is lang geleden. Juul, wie had dat gedacht.
Je bent niets veranderd Pé, en nog steeds portier. Je ziet er goed uit.
Dank je.
25. Wat betekent spiritualiteit?
In het bezit zijn van een dubbele spirit. Dat is spiritualiteit. Alleen zijn ze de 'd' vergeten. De 'd' van dubbel. Erg slorig. Kijk, vrijwel iedereen is in meer of mindere mate in het bezit van spirit. Een drijfveer die ons beweegt. Een vat energie dat klaar ligt om aangeboord te worden. Alleen het wordt niet altijd gedaan dat aanboren. Waarom niet? Omdat sommige mensen het vat niet vinden en omdat sommige mensen die het wel vinden niet beschikken over de juiste tool om het vat te openen en te laten bruisen. Is dat niet dubbel? Wel vinden maar er niets mee doen? Zonde. Een dikke ton spirit die op springen staat niet aanboren? Wat houdt sommigen dan tegen? Ruwe diamanten onder het stof die maar geen plumeau weten te vinden. Rijkdom in armoede. Armoedig rijk. Hoe dubbel is de spirit. Hoe duaal. Duaal? Ja, je hebt er namelijk altijd anderen voor nodig om duaal te kunnen zijn. Want die anderen die kunnen duiden op een andere kant. Andere kant? Ja, andere kant. Alles heeft meerdere kanten. Of in ieder geval een andere kant. Welke kant je ook kiest, je hebt er ook kennis van de andere kant voor nodig. Niet volledig. Want dat zou te makkelijk zijn. In ieder geval heb je wel spirit nodig om het überhaupt te kunnen onderzoeken. Wellicht wordt het nu allemaal wat zweverig. Geen paniek. Ook dat hoort bij spiritualiteit. Het is een bijwerking. Voor sommigen aangenaam voor anderen onaangenaam. Zolang je maar met beide voeten op de grond de spiritualiteit aangaat en met beide handen aangrijpt kunnen er mooie dingen gebeuren. Sommige begrijpelijk. Andere onbegrijpelijk. Het vatten zonder te vatten. Dat is toch mooi? Het verrijkt de geest en bevrijdt geesten uit de fles. Wat ergens op de bodem borrelt bruist langzaam naar boven. Trigger spirit.
26. Hoogzomer
Hoogzomer, je zult het zijn. Ergens hoog in de bergen. Top. Wel hopen dat er iemand in de buurt is. Je wil het hoogzomer zijn immers graag delen. Het kan behoorlijk pijn doen. De euforie. Dan denk je terug aan het momentum dat vooraf ging. Dat bepalend was voor jouw toestand. Want een toestand is het. Of beter gezegd kan het zijn. Niet iedereen heeft er last van. Van hoogzomer zijn. Trek in haring, last van pollen. Dramatisch gedrag. Depressieve neigingen. Ongeloof. Het kan zo maar komen aanwaaien. Over de berg, door diepe dalen. Dan is het fijn om een hand te voelen. Op je schouders, op je buik. Zeker als de hoogzomer voeten krijgt. Vat op jouw. Je langzaam leeg vreet. Explodeert. Op het hoogtepunt van de hoogzomer komt het tot een uitbarsting. Gouden regen valt uit de hemel, de sluizen gaan open. Brugwachters staan aan de kant en steken duimen op. Wie wenst wie nu succes? De pijn is haast ondraaglijk, maar je perst de lippen op elkaar. Puft hufters is het gezicht. Hoogzomer zijn is niet fijn. Koorts kruipt op je voorhoofd. Zweet spat in de ruimte. Welke idioot had deze zomerwens? Je verlangt heel even terug naar de winter. Zou het liefst weer voor de kachel willen kruipen, op een berevel, samen met de liefde van je leven. Om samen weer opnieuw hoogzomer te worden.
27. (On)afhankelijkheid
Het kind zit op de vloer en speelt (on)handig met zijn speelgoed. Moeders houdt het in de gaten. De telefoon gaat. (On)doordacht neemt ze op. Ah, ben jij het. Ja, ik ben het. (On)willekeurig gaan haar gedachten over naar de zwoele nacht die zij gisteren had. Het was fijn. Ja, het was fijn. Wil je nog een keer afspreken? Ja graag. Wanneer? Het liefst (on)middellijk. Dat kan. Waar? Bij jou of bij mij? Kom maar naar hier? Zal ik wat te eten meenemen? (On)belangrijk, ik heb alles in huis. Tot zo. Tot zo. (On)dankbaar kijkt ze naar de kleine op de vloer. Waar moet ik dat joch nu laten? (On)mogelijk op zijn kamertje, het moet maar even. De bel gaat. Daar is ie al. Dat is vlug. (On)wijs snel dropt ze de kleine op de kamer en opent de deur. Vol (on)behagen vliegt ze hem om de nek en kust hem (on)behoorlijk van top tot teen. Heerlijk voelt het om zo (on)verwacht genomen te worden, midden op de dag. (On)wijs werkt ze hem af, de (on)gelikte beer. Haar huis staat van binnen compleet ondersteboven. Haar hoogtepunt dat moet nog komen. Luttele seconden voelt ze (on)wel. Van top tot teen (on)klaar. Haast (on)gelovelijk. (On)afhankelijk geluk.
28. Waar smaakt je favoriete muziek naar?
Mijn favoriete muziek smaakt naar meer. Ik lust er wel pap van. Of soep. Met lettervermicelli. In alfabetische volgorde: Anouk, Bach, CCR, Dylan, ELO, Focus, Glitter, Hozier, Iggy, Jett, Koop, Lennon, Monk, Novastar, Otis, Prince, Quincy, Randy, Satie, Tindersticks, Ultravox, Vicky, Winehouse, XTC, Yes, ZZ Top. Zoveel smaken, zoveel soorten. Van into the mood tot rock and roll. Van klassiek tot camp. Van jazz tot hiphop. Van Strauss tot Stones.
29. De zon ging prachtig onder
De zon zien ondergaan dat is een van de mooiste ondergangen die ik ken. Soms hangt de maan dan ook in de buurt. Maar die kan natuurlijk niet tippen aan de zon. Bescheiden hangt deze dan ook meestal in nevel gehuld of achter een roze wolk. Waar je ook staat in de wijde wereld het is en blijft een mooi schouwspel. Aan zee of in de bergen geeft natuurlijk een extra meerwaarde. Of wat te denken van de woestijn. Oeps, waar is ie nou zo snel gebleven? Voordat he het zand uit de ogen hebt gewreven staan de maan en de sterren al te pronken. Een ruimtelijk metamorfose in speedtime.
Onderwater de zon zien ondergaan is ook best bijzonder. Of op de Noordpool. Wie goed luistert hoort de zon dan sissen, zodra deze de waterhorizon aanraakt. Als een spiegelei glijdt ie dan de zee in. Met tranen in de ogen word ik het gewaar. De gele zinder die met mijn pupillen stoeit. Mij plagerig in de ogen schijnt. Het enige dat je daarna blieft is een groot glas bier of witte zoete wijn. Een sangria is natuurlijk ook niet verkeerd. Daarnaast is het verkeren in goed gezelschap ook niet verkeerd. Niets mooiers dan de zon te delen met je lief.
30. Wat miste je als kind?
Mijn handschoenen natuurlijk. Altijd zaten die rotdingen ergens opgestroopt verstopt in mijn mouwen. Aan zo'n klerentouw dat dwars door je jas was getrokken. Vergeet de muts niet. Hoorde je nog iemand roepen. Ga toch weg. Ik wil naar buiten. De sneeuw in met mijn sleetje. Sneeuw? Waar is die sneeuw dan? Maakt niet uit. Hoop doet leven. Desnoods schuif ik door het natte gras. Ergens achter mijn ellebogen voel ik de wollen wanten prikken. Mijn jas zou ik uit kunnen doen. Een idee. Maar ik kijk wel uit. Veel te koud. Veel liever blaas ik af en toe op mijn handen. Die handschoenen zijn ook altijd veel te groot. Daar kun je een slee niet goed mee vastpakken. Laat staan aansturen.
De sneeuw voelt wel koud aan. Zo met blote vingers. Net als het gras. Ik schat zo in dat ze over een paar minuten gaan gloeien. Rood worden ze dan. Vuurrood. En als ik dan niet snel naar huis ga, blauw. Roodblauw. Een keer heb ik dat laten gebeuren. Daarna nooit meer. Voor mij geen vingers meer op de verwarming. Ik moet er niet aan denken. Ik mis de winter en de koude vingers. Nog steeds. De wanten nooit. Volgens mij zitten ze nog steeds in mijn jas. Verstikt in veel te smalle mouwen.
31. Jaren die vragen stellen en jaren die antwoord geven
Het jaar is weer voorbij. Een van de velen. Ik laat het achter me. Laat een nieuw maar komen. Het voorgaande jaar stelde me weinig vragen. Het waren er zo weinig dat ze makkelijk te beantwoorden waren. Ben dan ook benieuwd of het komend jaar me voor meer vragen zal stellen. Het wordt weer eens tijd dat de balans de andere kant doorslaat. Meer vragen dan antwoorden. Dat zou fijn zijn. Dat houdt je bezig. Anders is het wanneer de jaren vol met antwoord zitten. Indien antwoorden de vragen overstelpen dan wordt het een zooitje. Zoek dan maar eens een passend antwoord. Sommige jaren verlopen wat dat betreft als een verkapt multiple choice. En dan niet een multiple choice met vier, maar met zes antwoorden. Vermoeiend. Wegstrepen lukt dan niet goed. Nee, geef mij maar zes vragen zonder antwoord. Een jaar vol cryptogram. Waar na veel gepuzzel bevredigende oplossingen worden gevonden. Onbetwistbaar en eenduidig. Al is het er maar een. Er moet ook wat te raden blijven. Anders is het leven maar saai.