05-04-2017

De barbier van Bedosniwrat

Hij slijpt zijn mes. De kunst van ultieme gladheid zit in de scherpte.
De eerste zonnestralen vallen gefilterd door het doffe glas de ruimte binnen, geven een gouden gloed aan de kleurloze sfeer.
Zorgvuldig klapt hij het mes in, legt het netjes op de plank, in het verlengde van de kam. De scheerkwast staat fier rechtop naast de kom met net aangemaakte zeep, naar authentiek recept. Geen moderne fratsen hier.
Hij vouwt de mantel netjes op en legt deze klaar over de leuning van de stoel. Even strijkt hij met zijn hand over het versleten leer, dat als een strakke huid de stoel bekleedt.
Een bekend silhouet schuift langs het raam. De schaduw loopt richting deur.
De deurbel rinkelt.
Zijn eerste klant.

“Kom binnen Greorge. Je bent vroeg vandaag.”
Met Greorge komt ook de koude binnen. Het is hartje winter in Bedosniwrat. De sneeuw ligt veertig centimeter hoog en de sneeuwschuivers hebben moeite met het harde wit. Het schuurt onder het roest van metaal, de machines zijn oud. Te oud om nog te werken. Maar het moet. Het kan niet anders. En iedereen weet en beseft dat in het oude mijnwerkersdorp. Getroffen in oorlogstijd. Hoe wreed.
“Ga zitten Greorge, hetzelfde recept als anders?”
“Ja, doe maar, waarom ook niet? We moeten immers verder, nietwaar?”
Wrisky Stauwerz klopt de zeep nog eens goed door. Het wit maakt een slurpend geluid. De kwast is er klaar voor. Bedachtzaam ingezeept door Wrisky. Altijd maar in gedachten. Een harde knal klinkt. Glas breekt.

Stoïcijns grijpt Wrisky naar het mes. De barst in de enige spiegel die de winkel rijk is, voegt zich bij alle andere.
Het is schering en inslag in het mijnstadje. Geen nieuws.
Greorge haalt een wenkbrauw op, en schikt de witte slab over zijn jasje. Het schuim wil wel eens spatten.
“Wanneer laten ze die oude mijn nou eens onderlopen?” mompelt hij. Het schuim op zijn kin wiebelt mee.
“Beetje lastig nu, met die kou. Misschien in het voorjaar,” antwoordt de barbier.
Het puntje van zijn tong steekt naar buiten terwijl hij met een gerichte haal een streep maakt in het schuim.
Het rinkeltje van de bel klinkt. Hijgend stapt een man de barbershop binnen.
“Jullie moeten komen helpen!” schreeuwt hij.

Het is Pjotr Brinsky, een forse kerel, type ruwe bolster blanke pit, kale kop met een verwilderde oranje baard. Hij stinkt drie uur in de wind. Verzetsstrijder van het eerste uur binnen de ondergrondse van Bedosniwrat. Zowel Wrisky als Greorge kennen hem. ze beseffen onmiddellijk dat het hommeles is.
“Gaat het dan eindelijk gebeuren!” moppert Greorge en trekt meteen de witte schort van zijn nek.
“Ja mannen, het Apostolisch Genootschap van de Manke Ridders heeft de ondergrondse zojuist ingefluisterd dat de vijand de stadsmuren verlaten heeft voor een dropping in het veld. Als we snel handelen kunnen we de munitie nu aanbrengen.”
Doodse stilte in de barbershop.

Wrisky zucht.
“Kun je ook in gewone taal spreken?” zegt hij quasi boos. De twinkel in zijn ogen die zijn gegroefde hangwangen de uitstraling van een olijke hamster geven, verraden hem.
“Je bedoelt dat we nu onze illegale handel kunnen distribueren toch … al die mierenneukers zitten zeker in de kerk van de Heilige anti-alcohol Graal?”
Greorge, Pjotr en Wrisky bulderen van het lachen.
“Even serieus, dit is het moment. We hebben geen minuut te verliezen,” zegt Pjotr nog naschuddend.
“We komen eraan, zie je in de loods,” roept Wrisky terwijl hij met een doek de mousse van Greorges gezicht veegt. Terwijl Pjotr een voorsprong neemt trekken zij hun met bont gevoerde jassen aan. Gewapend met twee steekkarren die in de bijkeuken van de barbershop achter een gordijn stonden te wachten op deze gelegenheid, begeven ze zich door het winterse landschap richting loods, waar hun illegale wodkastokerij aardige verdiensten oplevert.

“Het gaat niet goed met onze PTSS-er Pjotr Wrisky, wat jij?”
“Ja, de oorlog blijft hem wel dwars zitten, het wordt de laatste tijd weer erger, maar ach, wat doe je eraan?”
“Ontnuchteren, in het heden plaatsen, aarden … en daarna heel heel veul wodka laten drinken!”
Greorge schiet in de lach. De beide mannen naderen de loods. De deur staat half open en ze horen gestommel en gevloek.
“Pjotr, ben jij dat?”
Korte stilte.
“Effe wachten. Nog niet binnenkomen. Ben nog bezig met de munitie!”
“Munitie? Waarvoor Pjotr?” roept Wrisky.
“Ja, kom maar binnen, ik ben klaar!”
Greorge en Wrisky stappen de loods in.

BENGG, BENGG, BOEM, KEDENG, KLATS, PPFFIEIEIEIE …
Aan de achterkant van de loods kruipt Pjotr op handen en voeten naar buiten. De loods staat in lichterlaaie. Targets uitgeschakeld. Het is hem toch gelukt.

Co-column van Mien en ES