30-09-2013

Columns van Harrie (September 2013)


De notenteller / Verkeer / 2-9-2013

Sommige mensen passen op hun tellen. Anderen niet. Zij passen op hun noten. En dat kunnen er diversen zijn. Maar pas op. Zodra een notenteller zijn noten kwijt is heeft hij een probleem. Noten zijn voedzaam en zorgen voor muziek. En zonder muziek vaart niemand wel.

Ik vond het dan ook niet vreemd dat ik onlangs een oproep ontving uit Flanderen een klein plaatsje verstopt in Galacticum 2013 aan de rand van een onmetelijk sterrenstelsel dat nog niet zolang geleden ontdekt is door marsman Serpentinus. U weet wel. Die schrijver die van feestjes houdt en als grootste hobby heeft het verzamelen van nepkunst en het bestuderen van de topografie van het heelal, hallal uiteraard. Maar ik begrijp dat u als lezer veel meer geïnteresseerd bent in de oproep, van wie die komt en waarover die gaat, dan in mijn achtergrondgeneuzel. Wel ik zal meteen to the point komen. Als dokter wil ik er nog wel eens omheen draaien begrijpt u, maar voor deze keer maak ik een uitzondering.

Wel de beste vrouw kwam uit Flanderen, ja, het was een vrouw, ook al vermoedt u hier een heerschap, en die beste mevrouw had heel wat noten op haar zang. Ze had ook vleugels. Maar dat terzijde. Ze had de vleugels jaren geleden lam geslagen, zo vertelde ze mij toen ik er naar vroeg. Deze mevrouw, ben even haar naam kwijt, wilde graag muziek maken van een hogere soort. Geen nepmuziek, geen goedkope muziek, geen fakemuziek, geen hoempapa en geen poeskas, gewoon, mooie hogere muziek. Ik vroeg haar meteen to the point, wat ze nu eigenlijk precies onder hogere muziek verstond.

Muziek die uit de hemel kwam, muziek die hoog uit de keel gestoten wordt, vocaal uiteraard, of muziek met een hoge toon? Ik had geen idee, namelijk. Zij ook niet. Zo bleek. Ze kon er gewoon niet bij. Dat maakte het voor mij wel lastig. Waar kon ze niet bij? Nou bij die hoge noten op haar zang. Het strookte niet met haar inborst, zo vertelde ze. “Weet u wel dat ik een nazaat ben van Mach en Bozart en dat ik ooit nog gezongen heb op muziek van Geethoven en Brieg.” Atonaal, tonaal het kwam allemaal voorbij. Toen de Flanderse dame haar keeltje wilde openen, greep ik in. Ze wilde mij duidelijk de muziekles lezen, maar daar had ik even geen zin in. “Mevrouw u heeft een oproep gedaan om advies, dan gaat u mij hier geen zang- en muziekles verkopen. Bent u nou helemaal betubaat? U hoeft hier geen eerste mandoline met mij te spelen, Daar houd ik helemaal niet van. Dan banjoot u maar liever op.”

De vrouw uit Flanderen, verdikkie hoe heet ze nu toch weer, probeerde het nog met een schorre aria van Strahler en Mauss. Maar het mocht niet baten. Ik wees haar vriendelijk de deur van mijn TARDIS. Het werd veel te benauwd in mijn telefooncel. Ik had even lucht nodig, zij ook. Toen ze de TARDIS verliet rolde de noten over de grond. Ze weerklonken keihard op de blauwe tegels waarop ik mijn TARDIS voor de bijzondere gelegenheid gestald had. Ik moest lachen want het melodietje dat van de blauwe stoep spatte leek op een kruising tussen twee volkse melodieën, waarvan me de namen gelukkig meteen te binnen schoten. The Lonely Goatherd en How can love survive?

De mix van deze twee songs werkte aanstekelijk. Mevrouw ‘hoe heet ze ook alweer’ begon er spontaan van te dansen, ze kreeg er het heen en weer van. “Dat bedoel ik nou Who”, riep ze me olijk toe. “Het is het toeval dat de herder met de liefde verbindt.” Ik was verheugd. Ik had weer een schaap gered. Mijn taak zat erop. Dat dacht ik tenminste. “Ik heb ze weer gevonden Who, dankjewel, dankjewel … maar hoe krijg ik ze nu ook alweer in de juiste volgorde, het zijn er zo veel en ze zijn zo verschillend?” De paniek was op haar gezicht af te lezen. Hier moest nog behoorlijk wat werk verzet worden. “De notenteller mevrouw, u moet dringend op consult bij de notenteller.” Dat was mijn advies. Maar daar kwam ik niet mee weg. “Waar zit ie ergens Who? En kom nu niet met een flauw interspacesmoesje. Ik ken u langer!”

“Mevrouwtje, mevrouwtje voor u uw geduld verliest en ik het mijne, doe eens effe rustig. Zonder muziek vaart niemand wel. Dat heeft u mij nu wel duidelijk gemaakt. De notenteller die ik u aanraadt is op vakantie. Hij zwerft tijdens zijn vakanties altijd rond op een of andere intergalactische website, dat is wat ik weet. Alleen, het internet is zo onmetelijk groot en omvat zo veel informatie dat ik u niet kan garanderen dat ik hem meteen kan opsporen. Heb geduld. Ik kijk even of ik mijn 5G kan launchen op mijn S-tablet en dan komt alles goed.” “Een S-tablet? Heeft u nog een S-tablet? Dat bestaat niet, daar kunt u absoluut geen 5G op launchen hoor?” Aha, het mevrouwtje had er verstand van, ze wist van wanten. “Oké, oké, ik zoek het op via mijn David David!” Al gauw zie ik waar de notenteller zich zou kunnen bevinden en gelukkig geeft mijn S-tablet ook een standby telefoonnummer aan op websitelocatie. Ik bel onmiddellijk.

“Hallo, ja, met Who, kun jij me even doorverbinden met Tom Bowie.” Ik leg de hand op mijn Galaxy en fluister stilletjes richting mevrouw ‘hoe heet ze ook alweer’, dat mevrouw zich zo dadelijk kenbaar moet maken. “Hallo, spreek ik met Tom, Tom Tom Bowie. Ja, kijk ik heb hier een mevrouw naast me staan met gigantisch veel noten op haar zang. Alleen ze is een beetje de ordening kwijt. Kun jij haar helpen met tellen? Ja, ja, Mooi, ik geef haar even.” Ik overhandig de Galaxy aan mevrouw. En onmiddellijk schiet me te binnen hoe ze weer heet. “Hallo, u spreekt hier met Nel Telnet-Telkwijt, kunt u mij misschien helpen …?” “Geen probleem mevrouw”, antwoordt Tom Tom Bowie, “gooit u al uw noten maar even op het net en dan bak ik er een mooi notenbroodje van, met knapperige korstjes. Kunt u daarna weer lekker zingen en fluiten.” Ik leen Nel mijn S-tablet en uiteindelijk komt alles goed.


Edit: 23-06-2024
Dit verhaal van Harrie is opgenomen in de verhalenbundel 'De Blues - 32 verhalen over wat muziek met je doet' van uitgeverij Tobi Vroegh. 
Deze uitgeverij ondersteunt mensen met een psychiatrische achtergrond.
Deze bijzondere verhalenbundel is te leen in de bibliotheek of te koop bij de uitgever.


Boer Zwasie / Verkeer / 05-09-2013

Langzaam zweeft de TARDIS door de lucht. Totdat ie in een kleine aardse tornado terecht komt. Een tornado ontstaan door proefboringen naar schadegas. Boer vindt het maar niks. Vol argwaan volgt ie vanuit zijn camper wat er in de lucht gebeurd. Sinds de aankondiging van de proefboringen heeft ie voor de zekerheid zijn camper uit het stof gehaald. Mobiel zijn in onzekere tijden kan nooit kwaad.

De TARDIS spint rondjes. Vliegensvlug midden in het hart van de tornado. Boer krijgt er kippenvel van. Je zult er maar in zitten in zo’n maffe vliegende telefooncel. Nog nooit heeft boer een dergelijk tafereel boven zijn landgoed meegemaakt. Als de deurbel van de camper gaat veert Zwasie rechtop uit zijn stoel. Een schorre bouvier blaft de tong uit zijn lijf. Zo klinkt de deurbel. Het bordje 'Pas op! Hier waakt mijn baas!’ heeft blijkbaar geen indruk gemaakt op de belgast. Zwasie maakt open. Voor hem staat een wezen dat nog het meest lijkt op een Michelinmannetje, maar dan zonder ribbels en een veel te grote helm. Het wezen klept de helm open en vraagt: “Meneer Zwasie I presume?”

“Yep, meneer Zwasie you presume.” Boer Zwasie is bepaald niet ongeletterd en spreekt een woordje over de grens. De Engelse grens. Van de Duitse woont ie gelukkig ver genoeg af. Om over de Franse maar niet te spreken. Gelukkig ligt zijn geliefde Vlaanderenland er nog tussen. “What do you want en who are you?” Het Michelinmannetje schiet in de lach. “Praat maar gewoon Nederlands hoor, I presume was maar een joke.” “Oh”, antwoord Zwasie, “wat wilt u en wie bent u?”

“Ik ben meneer Fritsen van firma Schadegas Brabantica. Ik kom u even uitleg geven over de proefboringen op uw land. Ik zie namelijk dat ze al begonnen zijn. U wil vast wel hierover vast wel wat uitleg.” “Eh, ja graag, komt u binnen, en let op het opstapje!” Op het moment dat Michelinman Fritsen een halve meter de lucht in wil stappen (een kleine stap voor hem, maar voor de mensheid een hele grote) land de TARDIS met een enorme knal in de achtertuin van boer Zwasie. Fritsen valt van schrik achterover op zijn helm die in tweeën splijt. Boer Zwasie is naar de andere kant van zijn camper gesprongen en kijkt in de achtertuin. De TARDIS staat op zijn kop in de modder.

“Help, help!”, klinkt een benepen stemmetje onderaan de camper. Michelinman Fritsen heeft bij zijn val vergeten zijn tong naar achter te trekken en bloedt nu verschrikkelijk uit zijn mond. Het bloed sijpelt langzaam door de breuk van zijn gebroken helm. Boer Zwasie kijkt toe en moet meteen denken aan een afbeelding die vanochtend in de Brabantse Gazet stond. Een situatietekening van toekomstige proefboringen in zijn geliefde Brabant. Een bloedrode kartellijn markeert de gebiedszone van het terrein waar de proefboringen gepland zijn. Kijk en nou ligt die afbeelding in vol ornaat en spierwit op de drempel voor de deur van zijn camper. Heel vreemd. Weird.

Intussen klinkt er gestommel in de achtertuin. Een man met een fel gekleurde sjaal klimt uit de omgekeerde telefooncel. Een maf gezicht. Bij boer Zwasie vindt kort kortsluiting plaats tussen ogen en hersenen. Hij kan de verbinding niet goed leggen tussen wat ie ziet en wat ie denkt te zien. Totdat ie erachter komt dat dat hetzelfde is. Iemand klimt ondersteboven uit een omgekiepte telefooncel. Maar wat doet dat ding in zijn tuin? Er gebeurt nooit wat op zijn landgoed en nu plotsklaps twee vreemde heren op bezoek. De man met de gekleurde sjaal loopt nu op de camper af en boer Zwasie neemt polshoogte bij het Michelinmannetje.

Met de pols is niets mis. Met de tong wel. Helaas kan meneer Fritsen geen toelichting meer geven op zijn bezoek. Alle redding moet nu komen van de man met de gekleurde sjaal. Althans dat hoopt Zwasie. Zelf weet ie namelijk geen raad met de situatie. Hij laat de oplossing over aan het toeval dat net is geschied. Twee situaties die gelijktijdig botsen. Dat voorspelt niet veel goeds. Maar de man met de sjaal, aka dr. Who, weet gelukkig altijd raad in vreemde situaties. Alleen, dat weet boer Zwasie nog niet. “Ah, u heeft bezoek gekregen van een vertegenwoordiger van de firma Schadegas Brabantica”, valt dr. Who meteen met de camperdeur in huis. “Dat komt goed uit, want die moet ik ook nodig spreken. Die lulhannes heeft vergeten de buurt te informeren over proefboringen. En nu zit ik met een gebroken en omgekieperde TARDIS. Verdorie!”

Michelinman Fritsen verschrompelt langzaam onder de ogen van dr. Who en boer Zwasie. “Weet je wat, boer Zwasie, weet je wat we met die stoethaspel van een vertegenwoordiger gaan doen?” “Nee”, antwoordt Zwasie. “We pompen hem weer op, en wel zo hard dat ie zelf kan terugvliegen naar zijn baas en basis, maar niet voordat ik deze alarmbrief aan zijn kont heb vastgenaaid! Heeft u draad en naald mijn vriend?” Boer Zwasie heeft altijd naald en draad. In zijn EHBO-koffertje. Voor noodgevallen. En dit is er duidelijk een. Samen naaien ze de brief aan de kont van meneer Fritsen, pompen hem op, geven hem nog een doekje voor het bloeden mee en drinken gezamenlijk een kopje koffie, terwijl boer Fritsen rustig naar zijn baas en basis zweeft.


Openbaring / Verkeer / 09-09-2013
Van de week had ik een gezellige avond. Wat zeg ik, één gezellige avond? Niet één, niet twee maar liefst vijf gezellige avonden. Bijna de hele week had ik gezellige avonden. Behalve het weekend. Want dat was me toch saai. Dat komt omdat ik dan niet werk. Dan staat mijn TARDIS uit te rusten in mijn tuin.

Vijf dagen vliegen door tijd en heelal vraagt veel van mijn telefooncel. In het weekend rust ik dan ook uit. Zoals u waarschijnlijk al begrijpt, ben ik dol op werken. Het werken beperkt zich bij mij tot dromen, reizen en verhalen schrijven. Vooral liefdesverhalen schrijven vind ik heerlijk. Ik laat me dan verleiden door de spannende liefdesverhalen die plaatsvinden in de vreemdste uithoeken in het heelal.

En dat zijn bepaald geen doorsnee verhalen. Voor een clichématig liefdesverhaal raadpleeg ik wel de bibliotheken op moedertje Aarde. Als een goede monnik, van de bovenste plank. Met uiteraard de handjes boven de dekens en de pij. Ik pas dan wel op mijn tellen. Stel je voor dat ik te ver zou gaan. Dan word ik onmiddellijk op mijn vingers getikt door pastoor Pistorius en dat wil ik niet. Pastoor Pistorius achtervolgt mij altijd zodra ik geland ben met mijn TARDIS. Ik kijk wel uit. Ik pas wel op mijn tellen. Als een goede monnik.

Maar dat laat niet onverlet dat ik ook wel eens de fout in ga. Ik ben ook maar een mens, naast dokter. Ik let dan ook altijd op dat ik geen tekens achter laat. Een geil littekentje zou me zo maar kunnen verraden. En dat mag absoluut niet gebeuren. Ik maak me dan ook nooit bekend als ik in den lande ben. Ik laat dan iedereen lekker raden waar en wie ik ben. Op de Aarde in goede aarde landen is sowieso al knap lastig. Veel liever zweef ik een beetje rond in de ruimte. Op zoek naar verhalen. Liefdesverhalen. Over de natuur, de bijtjes en de bloemetjes en al diegenen die zich daarin kunnen vinden. O wat zou ik graag hemel en aarde bewegen om dat ook in het weekend te kunnen. Maar helaas. Dan houd ik rust. Samen met mijn TARDIS. Om effe bij te tanken, tussen de regels door.


Kermis in het heelal / Verkeer / 12-09-2013

Er bestaat niets mooiers dan kermis in het heelal. Ik hop dan ook regelmatig in mijn TARDIS, van sterretje naar sterretje, om de jaarlijkse kerkmissen niet te missen. Kerkmissen? Ja, kerkmissen, want dat zijn het eigenlijk. In het openbaar gehouden op een grote markt.

Er zweven duizenden kerken in ons heelal. Heilige kerken op heilige planeten. En die worden jaarlijks ingezegend met een kerkmis. De kerkmissen zijn openbaar, en ja, zelfs toegankelijk voor niet gelovigen. Ze worden vrijwel altijd gehouden op grote pleinen, marktpleinen vlakbij bij de kerk. Niks mis mee zou u denken. Ze zijn alleen zo vreselijk groot, die kerken. Overdreven groot.

Zo ook de toren en de klok die er meestal aan vast plakken. Binnen is het steenkoud en je wordt altijd een beetje misselijk en licht in het hoofd van een blauwgrijze muffe geur die in de lucht hangt. Ik denk altijd dat ik stiekem een beetje gedrogeerd word door die lucht. Meestal houd ik dan ook een zakdoek voor mijn mond. Heel soms is de geur vermengd met zeep. Appeltjeszeep of groene zeep. Dat maakt het eigenlijk alleen nog maar erger. Die lucht.

Je bent er altijd welkom, in die kerk. Althans dat laten de borden weten. Vreemd, want meestal is het er muisstil. Net als in het heelal. Het welkom gaat meestal gepaard met een verstild nietszeggend knikje van een meneer in pak of pij die rond een grote tafel op en neer drentelt in fluisterend licht. Het nietszeggend knikje is eigenlijk alleszeggend.

Zo ook het geluid dat boven de kermis hangt op de grote markt. “Hop, hop, hop, hop, we gaan nog een rondje … hop, hop, hop, hop!” Oorverdovend is het eigenlijk. Het kermisgeluid. En overal hetzelfde. Het kermisgeluid kermt je tegemoet. Het doet een appel op je gemoed. Het liefst zou je dat appel willen negeren. Zeker in tijden van economische crisis. Populair gezegd zou je ‘m dan het liefst willen peren. Hard weglopen voor het appel. Maar dat gaat niet.

Zeker niet met een paar kleintjes bij de hand. U kent ze wel. Van die euforische dwingelandjes met pretoogjes. Wel schattig hoor, dat lonken. Maar na verloop van tijd werkt het toch echt wel op je zenuwen. En op je portemonnee. En dan heb je kermisstress. De poppetjes aan het dansen. Voor je ogen. In combinatie met laserlight, blacklight, ledlight en tig decibel kan dat leiden tot een acute kleur- en geluidsstoornis, ergens tussen je kermis- en kerkmiskwab. Links of rechts dat maakt dan niet meer uit.

Je wil dan het liefst verdwijnen. Weg uit alles. Weg uit het heelal. Het heelal tolt dan immers. Recht voor je neus. Wijnballen en kaneelstokken helpen dan niet meer. De suikerspin en de paling lachen je vierkant uit. Net als de gebrande pinda’s. Je denkt nog even terug waar het ook alweer precies begon, dat botsen?

Was dat niet in zo’n klein kleurig autootje met zo’n lelijke vishengel achter op zijn motorkap? Zo’n blits, flikkerend autootje met veel te klein gaspedaal. Een gaspedaal waarop je voet maar niet wilde passen? Of was het toch in die groene rups? Ja, ja, dat maffe beest dat je maag compleet uitholde en je slokdarm peristaltisch omhoog duwde. Waarin je moest uitkijken dat de spullenbaas geen glitterbal tegen je hoofd butste, voor een free ride.

En dan maar zeggen dat het heelal gevaarlijk is. Het is niet waar. Kermis in het heelal is warm. Het is geen koude kermis. “Komt dat zien, komt dat zien.” De draaimolens op Venus. De Capriolo’s op Mars. Beproef het ultieme geluk met de Lucky Ducks op Urbanus. Snuif lijntjes en trek touwen op de sterren van Upsilon. Tart de spookhuizen en de wetten op de planeten van Kepler. Het kan verkeren in alle kermissen van het heelal. Zoek er eens een mooie uit. Fly away in stiel.


De avond van Damocles in een bed van steen / Verkeer / 17-09-2013

‘Zweverig intellectueel’, ‘Narren met beide voeten op de grond’, ‘Een wereld ondersteboven’. Zomaar wat willekeurige kreten die ik opving tijdens het Hierogrievenfestival dat onlangs plaatsvond in Galacticum 2013. In een zeer luxe feestgelegenheid, druk bezocht door de happy lot, die met stenen beitels en bamboestokken, onder luid kabaal, jambes, verzen en ander literair gereutel de lucht in timmerden. Schrijfgeile reuen en teven, ze zweefden al snuivend en gekleed volgens de laatste mode door de grote zaal. Wit poeder en bier vloog door de lucht. Het was een ongekend bacchanaal.

Ook de pers was ruim vertegenwoordigd. De tongen verpakt in pressepapier en in de slipstream gevolgd door een harem die er zijn mocht. Met eunuchen en sixpackbodies verpakt in ontblote glimmende bovenlijven en graatmagere botermeisjes met vraagtekentailles. Letterfreaks van de bovenste orde bevochten elkaar in literaire kooien om de aandacht van het publiek. Ze strooiden met leuzen en slogans die varieerden van Max T. tot Willem S. Plat en belezen.

Gretig hakten de aanwezige gasten de verzen en slogans naar binnen en spuwden ze vervolgens geheel naar eigen bewerking weer uit. ‘Thou shall not kill your darlings’. Onder de levende doden bevonden zich veel net niet nobelen. Vissers achter het net. Harry, Gerard, Willy, Stijn, noem ze maar op. Ze beten zich vast in dood aas, maar het mocht niet baten. In hun maatkostuums en chanellekes gaven de hoofden een rode giftige gloed. Postuum voerden ze nog steeds tevergeefs persoonlijke oorlogjes. Alleen werd er niet meer zoals vroeger, bot en vinnig, gediscussieerd.

Nee, nee, er werd nu letterlijk met botten en vinnen naar elkaar gesmeten. Met tong, bot en foute palingverzen. Er werd gegriefd tot op het bot. En nee, weer kwamen ze niet tot elkaar. Ook het artistiek journaille kwam er niet uit. Hoe zeer ze ook hun best deden. Er werden geen nieuwe hoofdstukken aan het grote schrijversboek toegevoegd. Er werd niet geredigeerd en al helemaal werd er voor geen meter iets in ander perspectief geplaatst. De genodigden hingen sowieso allemaal de ik-vorm aan. Daar moest niemand zich mee bemoeien. Dat gaf alleen maar conflict en ruzie.

Maar zonder conflict en ruzie geen geslaagd Hierogrievenfestival. De ik-vorm werd op de hak genomen met een wel heel amusante hik-vorm, geïntroduceerd door enkele zuiderburen van de belegen kwelgasten. Met name Felix T. en Hugo C. wisten er wel raad mee. Zij hakten en hikten de betogen van de grote drie noorderburen vakkundig en sterkundig in de pan. Felix en Hugo zochten de verbinding. In tijden van economische en financiële crisis op moedertje Aarde, een slimme zet. Een gat in de markt van Galacticum 2013. Felix en Hugo versmolten de altaarwerken van de ruziënde drie eenheid in een nieuwe literaire bundel, spotgoedkoop, luisterende naar de prachtige titel: ‘De avond van Damocles in een bed van steen’. Waar eens te meer weer uit bleek dat ‘less is more’.

Dat laatste had Gerard reeds in de titel van zijn oorspronkelijk werk vertaald. Maar ja, die was sowieso al zuinig bij leven. Hij kon met het hakken van twee letters uit de oorspronkelijke titel goed uit de voeten. Bovendien stond hij vooraan in de nieuwe titel. Geen rede tot klagen dusverre. Maar Harry en Willy dachten daar anders over. Hun ego's barstten bijna uit elkaar toen hun Vlaamse vrienden Felix en Hugo de nieuwe titel aan hun voordroegen. "Het moet donkerder, veel donkerder", schreeuwde Willy. En Harry voegde er nog aan toe. "Ik mis een bruidje in de titel, dit is een gebroddel van heb ik jou daar."

Het feit dat Harry bij zijn commentaar op platvloers taalgebruik terugviel zegt genoeg. De heren waren boos. Heel boos. "Jongens, jongens!", kwam Hugo te hulp geschoten, "denk aan jullie second life, jullie gaan hier toch niet verdrietig worden, ja! Er is al genoeg verdriet op Aarde. En ik kan het weten!" Felix, die zich steeds afzijdig had gehouden in de discussie moest lachen. "Je hebt helemaal gelijk Hugo, al dat geruzie slaat als een tang op een varken. De beste heren hebben waarschijnlijk nog nooit gezien waar de sinaasappels bloeiden!" Vanachter een lange tafel achter in de zaal klonk ineens een instemmend geluid. "Si, si, si ... e vero!" In koor stemden Luigi P., Sibilla A., Nicollò M. en Dante A. in met de nieuwe titel. "Va bene!"

Met een beetje mazzel ligt de nieuwe bundel met kerstmis in de rekken. Het adagium van Galacticum 2013 is niet voor niets: 'Wat in de hemel gebrouwen wordt, moet op Aarde genuttigd worden'. Het Hierogrievenfestival eindigde zoals gewoonlijk met veel nieuwe roddels en veel blauwe literaire plekken. Onooglijk. Wat er daadwerkelijk achter de deuren plaatsvond zal voor altijd in het schrijversgilde en verzwegen blijven. Totdat er weer een nieuw boek verschijnt. Postuum.


Verkeren in hemel, vagevuur en hel / Verkeer / 23-09-2013

Het is me wat. Het kan verkeren. In hemel, vagevuur en hel. Ja, ja, drie woorden die duiden op drie oorden, die vaak rondzingen als ik met mijn TARDIS in de buurt van moedertje Aarde vlieg. Het schijnt iets met geloof te maken te hebben. En ja, ik heb er natuurlijk onderzoek naar gedaan. In mijn galactipeidia. Ik heb dan ook onmiddellijk een verkorte weergave van het grote boek dat er over vertelt tot mij genomen. Eigenlijk zijn het er twee, maar wie maalt er nu over. En ja, het heeft me gegrepen. En hoe. Nu verkeer ik er dus ook. In hemel, vagevuur en hel.

Ik twijfel alleen nog op welke plek ik mezelf nu het beste voel. In de vage zweverige bewolkte hemel, in het ondoorgrondelijke maar gloeiendhete vagevuur, of in de aardse ondergrondse zwarte koude kille hel? Er is voor alle drie wat te zeggen. In alle drie de oorden kan ik namelijk verkeren. Verkeren in de betekenis van samengaan. En daar waar ik samen ga consumeer ik natuurlijk ook meteen de liefde. Ik bedrijf de liefde zo u wil. Voor de leut en meer gezelschap haal ik er ook altijd meteen god en alleman bij.

Dat drukt de pret in geen geval. Het maffe alleen is dat de liefde in alle drie die oorden anders ervaren wordt. Liefde, in dit geval niet te verwarren met seks. Want dat is een ander verhaal. Het schept verwachtingen. Maar allez, het schept, hoe dan ook. Nee, nee, seks wordt dan al gauw gezien als een uitwas van liefde. Niks mis mee. Want wie schept er nou geen genoegen in uitwassen van liefde? Seks uit liefde is dan weer heel anders dan seks uit voortplanting. Dat is zo droog. Daar lusten de konijnen geen brood van.

Maar even terug naar het onderwerp. Er is dus verschil in het bedrijven van de liefde in hemel, vagevuur en hel. Ik ben er geweest. Met mijn TARDIS. Proefondervindelijk. In alle drie de oorden en ja, ik kan er nu over meepraten. Ik ga geen voorkeur uitspreken voor een van de drie oorden. Maar ik kan wel zeggen dat het onderzoek me veel plezier heeft gedaan. Een soort spuiten en slikken maar dan anders. Ik heb het niet voor u vastgelegd in moderne vormen van media. U zult dus ouderwets uit moeten gaan van wat ik u toe vertrouw. Een overlevering. Een overlevering van mij aan u als lezer. Een overlevering van mij aan u als schrijver. Niet meer en niet minder. Doe er u voordeel mee.

Heeft u zelf wel eens de liefde bedreven op een vage zweverige wolk? Nee? Nou ik kan u vertellen dat het verdomd moeilijk is. Je hebt geen enkele houvast en het wiebelt van alle kanten. Je moet heel voorzichtig blijven liggen, bij voorkeur in één stand. U raadt al welke. Inderdaad de missionaris in de mist. Niet te verwarren met gorilla's in de mist. U mag van geluk spreken als de zon niet schijnt. Want mocht dat zo zijn dan is de lol er snel af. De zon lost de wolken op, nietwaar. En dan rest dus alleen een vluggertje.

Heeft u wel eens de liefde bedreven voor een ondoorgrondelijk heet vuur? Nee? Nou ik kan u vertellen dat het verslindend is. Vooral in aanvang. En ja, uiteindelijk slokken de vlammen u volledig op. Het wordt heet in u hoofd en hele lijf en u kunt niet meer helder denken. Laat staan beleven. Ondoorgrondelijk is dit soort verkering. U weet vooraf niet waar u de vingers aan brandt. Maar een ding is zeker. U staat in vuur en vlam. Maar waar is nu de koude douche? Die is er niet. U blijft branden. Brandende liefde. Ondoorgrondelijk. Dus kijk maar uit voor deze verleiding. Hij is groot. Heel groot. Fallussen vol vuur. Blijf er niet in, tenzij … U zowel van Mars als Venus bent. Hermafrodiet. Dan maakt het allemaal niets uit.

Heeft u wel eens de liefde bedreven in een aardse koude kille hel? Nee? Nou ik kan u vertellen, dat voelt of u permanent op vakantie bent met een koelkast. An sich een lekker gevoel, het vakantiegevoel. Maar om je nu voortdurend ijskoud lekker te voelen, dat is een vreemde gewaarwording. De vrieskou kan duivelslekker zijn en kan prettige rugrillingen geven. Zeker wanneer de ijsklontjes tussen de benen smelten. Maar je moet er dan wel op gekleed zijn. Een dressing van vaseline en massageolie werkt dan het best.

U ziet het, het kan verkeren in hemel, vagevuur en hel. Aan u de keus.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.