23-05-2014

Het verhaal van Pier en Lala

Vroeg of laat worden we er allemaal mee geconfronteerd. Het sterven, het overlijden, de dood. De dood van een ander, de dood van onszelf. Confrontatie klinkt wellicht wat zwaar. Alsof je er zo maar tegenaan loopt, tegen die dood. Maar niets is minder waar. Tenzij je Pier of Lala heet. Die weten inmiddels beter. Lees hier hun verhaal.

Op een blauwe maandag leerden zij elkaar kennen. Pier en Lala. Op een kleine begraafplaats grenzend aan een crematorium. Het was een mooie dag, met de zon hoog aan de hemel, hangend in een strakblauwe lucht. Pier, een klein mager mannetje met een bruin glibberig vel, stak zijn hoofd een paar millimeter boven het maaiveld uit. Het maaiveld van zijn territorium, de begraafplaats. Gewoon om heel eventjes wat lucht te happen. Pier was het kruipen en woelen door de grond een beetje zat en zocht wat vertier.

Juist op dat moment kwam Lala aanwaaien. Een zwoele pittige tante gekleed in een sierlijk oranje gewaad dat luchtig rond haar slanke benen danste. Ze had het heet gekregen in het crematorium en was op zoek naar wat frisse lucht. Door de hitte kwam er nog wat rook van haar af. Ze streek neer vlak naast Pier die zojuist wat aarde ophoestte.

“Zo, zo, vervelend hoestje, verkouden misschien?”, opende Lala het gesprek.
“Ehhh … nee … nee hoor, gewoon wat brokken in mijn keel!” antwoordde Pier.
“Toch niet van verdriet, mag ik hopen?”
“Ehhh … nee … nee hoor, gewoon de aarde wat te snel doorgeslikt … en de rest!”

Prompt hoestte Pier een klein stukje mens op.

“Hee, hee, ho, maar wacht even, dat herken ik”, riep Lala. “Dat, dat is een stukje mens, hoe kom je daaraan?”

“Ehhh … nou … ehhh … gewoon, dat lag daar, daar een stukje verder, onder de grond, ik heb het zojuist opgepeuzeld. Best lekker, maar wel taai!”

“Nou, dat is ook toevallig. Jij eet ze op en ik brand ze af. Stukjes mens. Grappig hè, en toevallig toch? Doe jij dat beroepsmatig of gewoon voor de fun, of gewoon omdat je het lekker vindt?”

Dat waren iets te veel vragen voor Pier. Hij kende het vreemde wezen dat naast hem geland was nog maar net en dan al zo’n brute vragen stellen. Eerst maar even voorstellen.

“Mag ik eerst even weten wie jij bent en hoe jij heet? Ik heet Pier!”

“En ik Lala!”, antwoordde Lala onmiddellijk. “Aangenaam, een hand geef ik je niet, want dan smelt je.”

“Nou, zo snel smelt ik niet hoor!” antwoordde Pier. “Ik kan wel wat hebben, anders houd ik het niet vol onder de grond. En om op je vraag terug te komen, ik eet stukjes mens omdat het goed is voor mijn spijsvertering. Bovendien groei ik ervan. Wel zo handig! De een z’n dood is de ander z’n brood, ha, ha, nietwaar!”

Hier kon Lala wel om lachen. “Voor mij hebben die mensjes een hele andere betekenis. Ze houden mij warm. Ja, ze geven warmte af. Zelfs vervelende mensen doen dat. Jong en oud, maakt niet uit, ik ga er alleen maar van stralen! Samen met mijn vrienden, ik doe dat niet alleen hoor. Mensen afbranden.”

“O, ik eet ze ook niet alleen op hoor, ik ben met een flink leger onder de grond. We doen er samen maanden over, afhankelijk van het postuur van de mens die ter aarde besteld is. De eerste dagen hebben we voortdurend splinters in de mond. Maar ja, je moet er wat voor over hebben, voor je kostje, nietwaar?”

“Ja, maar Pier, dat is wel lang hoor. Wij zijn er binnen een paar minuten klaar mee hoor. Wij laven ons kortstondig. En dan hebben we het waanzinnig warm, ongekend!”

“Ja, ja, Lala, ik ken dat, maar wat jullie doen is niet bepaald milieuvriendelijk, als ik moet geloven wat ze zeggen dan stoken jullie de boel flink op en geeft dat behoorlijk wat luchtvervuiling, toch?”

“Kom op zeg, Pier, je bent toch zeker niet zo’n fanatieke groene milieuridder, zeg? Of zo’n mindnesfulle bodemonderzoeker? Wel, of niet?”

“Nee, hoor Lala, ik recycle en composteer slechts stukjes mens, niet meer en niet minder, ieder zijn heug en meug, toch?!”

“Prima plan Pier, laat mij dan maar vlammen en roken, ashes to ashes and dust to dust! Leuk je even gesproken te hebben, het ga je goed.

“Insgelijks Lala! Doeg!”

En zo eindigt een bijzondere ontmoeting van Pier en Lala op een zonnige doordeweekse dag ergens op een begraafplaats naast het crematorium. Een verhaal over eten en gegeten worden. Maar over de doden niets dan goeds.


Verhaal geschreven voor de expositie Opgegraven verhalen. De expositie maakt deel uit van het project Opgegraven verhalen dat bedacht en uitgevoerd is door Joyce Klumpers (communicatiebureau KomOn) in samenwerking met Stichting Beeld en Bibliotheek Helmond-Peel.