Met een droevige blik zet hij zijn bierglas neer. Petmans heeft de afgelopen drie uur de omgeving goed in zich opgenomen. Het kleine terras, genesteld onder populieren, doet hem denken aan vroegere tijden. Toen alles beter zou zijn geweest. Tenminste als hij de oude mensen, die aan het tafeltje naast hem zitten moet geloven. Geloven doet Petmans eigenlijk nergens meer in. Na drie uur schouwen kan hij maar een ding concluderen. De oudjes hebben gelijk. Vroeger was alles beter.
“Wat zit je toch te mopperen mens, geniet een beetje van het leven, het is veel te kort”.
Petmans kijkt verbaasd om zich heen. De oude mensen naast hem turen het weiland in en houden hun mond stijf dicht. De lippen staan bevroren in hun gerimpelde gezichten. Een stralende zon probeert ze tevergeefs te ontdooien. Maar waar komt die stem dan toch vandaan?
“Ja hier, koekenbakker, hallo, ben ik in beeld?”
Petmans valt bijna van zijn stoel. Het geluid komt onder zijn bierglas vandaan. Hij tilt het bierglas op en kijkt met grote ogen naar het portret dat geschilderd staat op het bierviltje. Het portret geeft een vette knipoog. Wat een rare kwast, denkt Petmans.
“Rare kwast, rare kwast, hoor wie het zegt. Heb je jezelf al eens goed bekeken?”
Dat is een goede vraag. Wanneer heeft hij zichzelf ook alweer voor het laatst bekeken. Als hij het zich goed kan herinneren was dat toen hij zichzelf een oor aannaaide. In een donkere spiegel van zijn ziel. Maar dat lijkt alweer een eeuwigheid geleden.
“Nou, je hoeft niet zo vreemd te kijken hoor. Je weet verrekte goed waar ik op lijk. Zal ik het even voor je spellen? Of nee, nee wacht. Ik zal het voor je zingen?
Spiegelbeeld vertel eens even
Ben ik heus zo oud als jij
Is het waar, ben ik al zestig
Is m’n leven voorbij
‘k Ben wel jong maar ik ben toch niet zo jong meer als toen
‘k zou zo graag nog hier en daar
nog eens iets overdoen
Ennehhhh … Brings back memories?”
Petmans begrijpt er helemaal niets van. Wat wil die rare kwast toch van hem? En wat is dat voor een maf liedje dat hij daar zingt? Petmans pijnigt zijn gedachten en verbeeldingsvermogen. Vroeger, heel vroeger had hij vast een pasklaar antwoord gehad. Maar helaas. Dass war einmal.
De vertwijfeling is blijkbaar van zijn gezicht af te lezen. Want de oude mannetjes naast hem kijken Petmans meelijwekkend aan. Het hersenknarsen komt de mannetjes welbekend voor.
Een zwarte kraai komt vanaf de akker aangevlogen en gaat op de rug van de lege stoel zitten die naast Petmans staat. Met zijn linkervleugel poetst ie even zijn bolletje en kraait daarna met krasse stem: “Willeke Alberti, het is Willeke Alberti, zeker weten!”
De oude mannetjes komen nu plots in beweging en storten zich op het bierviltje van Petmans. Ze zijn met z’n drieën en bestuderen het bierviltje aandachtig. Al snel komen ze tot een gemeenschappelijke conclusie en roepen in koor: “Dat kan niet, stomme vogel, kijk maar, dat portret heeft een baard. Heb je ooit een vrouw met een baard horen zingen?”
“Ja maar, ja maar …”, sputtert de kraai tegen, “Het lied is van Willeke, niet het portret. Ze zingt over haar spiegelbeeld, stelletje ouwe dozen!”
“Ho, ho, ho …”, valt het bierviltportret bij. “Nu verklap je bijna de clou, stomme vogel. Laat Petmans alsjeblieft zelf tot conclusies komen. Ja, wil je? En luister eens Petmans. Heb je al eens goed naar mijn streken gekeken. Ja die okeroranje streken in mijn baard, herken je ze? Heb je toch jarenlang naar lopen zoeken? En wat vind je ervan. Ja, ja, man, verf en techniek hebben zich de laatste jaren flink ontwikkeld. Met dank aan de commercie?”
Het bierviltportret krijgt geen antwoord en krabt zich aan zijn baard. Petmans is vertrokken. Naar de horizon. Achter kraaimans aan. Het bierviltportret slaakt een diepe zucht. En de oudjes turen naar de einder. Met de lippen stijf op elkaar. Ze vonden Petmans best wel aardig. Hadden ze maar gezwegen.