Geschreven tussen 27-12-2014 en 28-01-2015
1) Het is een jongen (27-12-2014)
Hij werd geboren lang, lang geleden in een bakje met stro. Een levendig menneke,
nee, bepaald niet dood. Dat kon ook haast niet anders, want stro, juist ja, dat
prikt behoorlijk aan je blote kont. En dat is de waarheid. Klein maar groot.
Groot in zijn waarheid. De grote vraagt rijst nu, waar is dat levendige menneke
geboren en wie waren zijn ouders? Als ie die al überhaupt had.
Wie zal het zeggen? De schrijver? Hij weet het nog niet. Die is nog veel te veel
bezig met de delen die gaan volgen. Voorlopig eerst nog maar eens een plot
breien aan deze eerste kleine waarheid. Waar die verstopt zit? In zijn
grootheid? Alleen het menneke weet dat. Alleen, wat spijtig nu, hij kan nog niet
praten. Laat staan schrijven. Wat nu?
Gewoon de goden verzoeken. Goden met een hoofdletter. Het staat in hun Sterren
en Hoofden geschreven. Het grote Plot. Maar vooralsnog gaan we eerst maar eens
op zoek naar de kleine waarheid. De eerste kleine waarheid. In al zijn
grootheid. Het is een jongetje. Ja, ja. Met alles erop en eraan.
Spannend? Niet echt. Onderhoudend? Wie zal het zeggen? Maar … Mocht het nog niet
zo zijn … het kan nog altijd komen! Er ligt een uitdaging, de lezer te blijven
boeien. Met korte verhalen, gevat in een biografie. Uit het leven gegrepen en
kort door de bocht. Vanuit een foute auto, die de lezer zelf mag verzinnen. Die
auto. Smaken verschillen immers. Net als beelden.
Een jongen is het dus. Die Mien. De eerste kleine grote waarheid. Hij gaat het
opnieuw beleven. Zijn nog korte boeiende leven. In herbeleving, vastgelegd voor
de eeuwigheid. Een zware dobber wordt het, voor zowel de lezer als de schrijver.
Kleine grote waarheden, in minder dan driehonderd woorden. Tot het boek uit
is.
2) Devil in disguise (30-12-2014)
Een jongen is het dus. Die Mien. De eerste kleine grote waarheid. Hij gaat het
opnieuw beleven. Zijn nog korte boeiende leven. In herbeleving, vastgelegd voor
de eeuwigheid. Een zware dobber wordt het, voor zowel de lezer als de schrijver.
Kleine grote waarheden, in minder dan driehonderd woorden. Tot het boek uit
is.
Ik houd een oranje gesluierde foto in mijn hand. Ze staan allemaal naast het
kraambed. In grote verwondering. Ik herken ze onmiddellijk, het is familie
nietwaar, twee broers en een zus. Mama houdt me stevig vast. Papa staat er niet
op. Die staat achter de camera. Een spiksplinternieuwe Voigtländer. Veel te
groot voor de portemonnee. Maar voor deze speciale gelegenheid heeft hij diep in
de buidel getast. Op zoek naar kwaliteit. Voor zijn gezin het allerbeste.
De foto ademt een vermoeide sfeer. Weer een kleine erbij. Eigenlijk kan het
niet, maar gods water stroomt nu eenmaal over gods akkers. En kijk toch eens.
Wat is ie schattig en lief. De kleine Mien. Een trotse pap, een bezorgde mams,
een dolgelukkig zusje en twee broers staan aan zijn zijde. Mien’s leven kan
beginnen. Het enige dat nog ontbreekt zijn bomen en een hond. Maar ach, je kunt
niet alles hebben. Vooralsnog ligt het geluk veilig opgeborgen, zowel in
verleden, heden als in het verschiet.
Daar ligt ie dan. In moeders armen. Misschien wel met dank aan Reinier Paping.
Gewikkeld in muziek express. Compact opgenomen op muziekcassette. Devil in
disguise. Wat kan het leven toch mooi zijn, zelfs in stil verdriet. Wie wil er
een cowboy als man? Mia, Ria? De buren vallen over hun eigen taalgrens. Ach,
lass mein Herz nicht weinen, lass mich noch einmal in die Ferne. Ich bin kein
Berliner. I have a dream. Een Porsche 911. Marijke wordt Christina. Alleman eet
vlaflip. Zelfs kleine Mien.
3) Groeien als kool (02-01-2015)
Freddy Quinn galmt door de keuken: ‘Junge komm bald wieder’. Het maakt mijn
moeder op een vreemde manier gelukkig. Net als Toon Hermans dat doet met zijn
onemanshows. Het zal nog pakweg vijf jaar duren voordat Toon op zoek gaat naar
zijn feestneus. Nog zeven jaren voordat Twee Pinten op de keukendeur schrijven:
‘het is niet altijd rozengeur’.
Maar ik weet al waar de feestneus ligt. Ik zie hem dagelijks voor me. Boven mijn
wieg. Niet vreemd. Ik krijg het carnavalsmedicijn iedere dag met de paplepel
ingegoten. Het stroomt door mijn bloed, slagaderlijk. Eigenlijk slagvaderlijk en
slagmoederlijk. Mijn paps en mams lusten er pap van. Zij hebben geen feestneus
nodig. Ze hebben mij. Slingers hoeven ze niet meer op te hangen. Maskers huilen,
maskers lachen. Serpentines dwarrelen.
Met de rozengeur is het andere koek. Ook al ruikt rozengeur lekker, mijn
babygeurtjes overstijgen alles. Schrijf dat maar op het behang. Het is nu zaak
zo snel mogelijk te groeien. Ik eet alles wat los en vast zit en groei als kool.
Ik begin er zelfs een beetje op te lijken. Op kool. Soms groen, soms rood, soms
wit. Een mens is dat wat hij eet. Gelukkig is het eten in huize Mien
kleurrijk.
Het duurt niet lang voordat ik in de gaten krijg dat een aantal zaken niet echt
kloppen in huize Mien. Ook al besef ik ze niet ten volle met mijn nog lege
babyverstand, het klopt gewoon niet. Ook de klok, die trouw naast de kamerdeur
het huis bewaakt, maakt vreemd geluid. Hij tikt vreemde stiltes weg. Soms slaat
ie over. Overschreeuwd door moederangst. Wat moet ik daar als baby mee? Het
besef zal pas jaren laten doordringen. Een gelukkige consequentie van groei. Een
logisch gevolg van het eten van kool. Groene, witte, rooie en savooie.
4) Stuyvesant (04-01-2015)
Het duurt niet lang voordat ik in de gaten krijg dat er een aantal zaken niet
echt kloppen in huize Mien. Ook al besef ik het niet ten volle met mijn nog lege
babyhoofd, het klopt gewoon niet. Ook de klok die trouw naast de kamerdeur het
huis bewaakt maakt vreemd geluid. Hij tikt vreemde stiltes weg. Mijn moeder weet
dat.
Iedereen is naar school of naar het werk. Zus naar de meisjesschool, grote broer
naar de jongens en andere broer naar de kleuter. Pa wisselt werkdiensten in het
ziekenhuis. Hij zit in de ontvangstcommissie. Altijd keurig in uniform, met pet,
netjes en verzorgd. Hij heet alle mensen van harte welkom en maakt ze wegwijs.
Vriendelijk en plichtsgetrouw. Dag en nacht. Vandaag heeft ie vroege dienst.
Ik zit alleen met mams. En mams met mij. Een zoveelste kindje dat aandacht
vraagt. Naast dagelijkse beslommeringen en rituelen, een verzoeking. Maar ze
bieden wel structuur. Om het gezin en zichzelf op de rit te houden. Dapper houdt
ze vol. Gelukkig kan ze teren op ervaring. Ervaring en vertrouwdheid maken het
leven voor haar meer aangenaam, leef- en troostbaar.
Ergens weet en voelt ze het. Iets klopt er niet in huize Mien. Maar ze kan er
niets mee. Rust, reinheid en regelmaat houden haar op de been. En Stuyvesant,
goedkope Duitse sigaretten, in 1959 op de markt gebracht. Vernoemd naar Peter
Stuyvesant, gouverneur van Nieuw Amsterdam, die in 1645 overzees Willem Kieft
opvolgde. Alwaar hij succesvol indianen wegjoeg en het land uitbreidde.
Een pakje per dag rookt ze. Minimaal. Zie haar eens op de bank liggen? Ze heeft
het nodig. Kindje gewassen, bedjes opgemaakt, huis gestofzuigd. Pauze. Ze heeft
het verdiend. Gelukkig heeft ze haar pillen niet vergeten. Iets klopt er niet in
huize Mien. Met haar. Maar wat? Zou ze er ooit achter komen?
5) Eat, sleep, rave, repeat (05-01-2015)
Het is te lang geleden. Voor iedereen, zo blijkt, als ik er later naar vraag.
Maar wat doet het precies met mij? Wat doet het met blanco pagina’s in een leeg
babybrein. Het blijft gissen. En dat zal ook altijd zo wel blijven. Ondanks dat
ik er naar blijf zoeken. Accepteren dan maar. Moeder is een beetje ziek. Veel
ziek. Ernstig ziek. Maar we vertellen het niemand. Veel te moeilijk. Waarom
zouden we?
De gordijnen blijven vandaag dicht. Alweer. Het is hartje zomer. Bloedheet. Mams
verdraagt het felle zonlicht niet. Het houdt haar wakker. Dat wil ze niet.
Bovenal houdt het haar gedachten wakker. Die verdragen het daglicht al helemaal
niet. Ik zou ze willen vangen. Haar gedachten. Ze geselen en beknotten. Ze
opnieuw vormgeven. Verzachten en plezieren. Met liefde en warmte terugplaatsen
als een zalvend medicijn. Maar ik weet het. Net als moeder. Het kan niet. Het is
goed mis in huize Mien.
Koest houden is nu de zaak. Noodtroepen mogen niet worden ingeroepen. Het is een
kwestie van volhouden. Eat, sleep, rave, repeat. Eat, sleep, rave, repeat.
Telkens hetzelfde liedje. Ik raak er aan gewend. Net als mams. De verstilling,
de fysieke afstand. In de droomwereld van mams is weinig plek voor aarden.
Alleen dingen die moeten, ja die gebeuren. Tot daar gaat het en niet verder. Uit
alle stopcontacten lijken geluiden te komen. Het maakt mijn moeder angstig. De
angst vliegt rauw door de lucht en landt op de vreemdste plekken. Op lege
pagina’s in babybreinen. Wat nu?
Mams rust nog even uit. De kinderen komen zo van school en de vroege dienst van
paps is bijna afgelopen. Ze raapt zichzelf bij elkaar en zet haar dag
minutenlang op een rij. Nog even snel een Stuyvesant. Peter helpt haar dingen
ordenen, in de plaatsing van de dag.
6) Vrije val (08-01-2015)
Het is koud in mijn wieg. Gelukkig word ik er zo nu en dan uitgetild. Door mijn
lieve zusje. Die is keiblij met kleine broer. Het liefst gaat ze met me op pad.
Trots als een pauw toont ze me aan de hele buurt. ‘Dit is mijn kleine broertje.
Is het geen schatje?’ Ik knoop de woorden en de beantwoording goed in mijn oren.
Je weet nooit waar het goed voor is. Zo’n lieve woordenopslag. Het babybrein
slaat dit maar al te graag op. Betekenis verlenen kan later nog. Zin en onzin
laat zich vaak pas na een lang leven duiden.
En daar lig ik dan plots op de straat. Oeps. Zusje heeft de stoeprand niet
gezien. De kinderwagen is omgekukeld. Vrouwen aan het stuur? Altijd oppassen. De
degelijke kinderwagen heeft mij verhoed van ernstige kwetsuren. Mien kinderen
worden altijd vervoerd in kleine wagentjes van kwaliteit. Met verschrikte
babyogen kijk ik over het wollen dekentje waar ik stevig verpakt inhang en tuur
over de straatstenen. Ik zet nu toch maar even de sirene aan.
Gelukkig woon ik in een dorp, in een buurt waar Erens en Gezelle over mij waken.
Ik lig op een dichterlijk kruispunt. Een memorabele gebeurtenis in het nog
prille leven van Mien. De gebeurtenis zal nog jarenlang uitvoerig beschreven en
bezongen worden. De buurvrouw is toegeschoten en helpt mijn zusje de kinderwagen
rechtop te zetten. Ik word opnieuw strak ingepakt en laat kraaiend mijn
waardering horen. Daarmee pak ik de buurvrouw weer in.
Tijdens het avondeten zwijgt mijn zusje in alle talen. ‘Lekker gewandeld?’
vraagt paps tussen de soep en aardappels door. Ik denk en voel er het mijne van.
Zou het liefst plaatsvervangend willen antwoorden, maar ben daartoe nog niet in
staat. Eerst maar eens wat woordjes leren. Het blijft een lieve zus.
7) Wallie (09-01-2015)
De eerste woordjes die ik leer zijn niet ‘papa’ en ‘mama’, maar ‘stil’ en
‘rustig’. Ik heb ze snel onder de knie. Ook al passen ze niet echt binnen de
sferen waarin ik geboren ben. Huize Mien staat voortdurend op zijn kop. Ik
verstouw alle troubles in mijn babydromen. Herinneren doe ik ze niet, voelen
wel.
Al op jonge leeftijd droom ik kleine nachtmerries. Ze vinden vaak plaats in het
grote bed bij oma en opa. Net baby-af word ik daar regelmatig, samen met mijn
broer, tijdelijk ondergebracht als het weer eens stormt rondom mams. Knuffel
Wallie behoedt me dan altijd voor het kwaad. De speelgoedteckel waar ik alle
avonturen mee beleef en deel.
Hoe vaak ik Wallie onder mijn neus duw is ontelbaar. Hij ruikt ook zo lekker.
Naar mams, naar Eau de Cologne en naar een combinatie van andere wateren. Het
zijn mysterieuze wateren, uit net zo mysterieuze kleine flesjes, die ik in een
verloren moment over Wallie heb uitgegoten, voor het dressoir met klapspiegels,
in de slaapkamer van paps en mams. Met de poeierdozen op het dressoir heb ik nog
geprobeerd om Wallie te drogen. Maar het mocht niet baten. Wallie rook sindsdien
naar eeuwigheid.
De geur herinner ik mij nog goed. Een geur vol troost. Wallie bood vaak een
vluchtroute voor mijn neus. Voor de lucht van langzaam opdrogende urine die
bijna iedere nacht mijn neusvleugels prikkelde. Weeë lucht die eerst lauwwarm
aanvoelde en daarna ijskoud. Een kil gevoel dat werd versterkt door het koude
natte bruine zeiltje dat aan het linnen onderlaken vastplakte. Wakker en met
mijn hoofd links en rechts schuddend in het kussen, probeerde ik iedere avond de
slaap vatten. De benen strak gespannen om maar niet nat te liggen. Hopend op
nachtrust. Bang voor nare dromen die ongetwijfeld zouden komen.
8) Walhalla (12-01-2015)
Nog voor ik kan lopen en zelf de wereld leer ontdekken, maak ik op piepjonge
leeftijd kennis met vreemde oorden. Walhalla’s van bezinning en plezier. Twee
noem ik er in het bijzonder. Ze ruiken beiden naar rook. Het ene ruikt naar
wierook, het andere naar sigaren- en sigarettenrook. Ze ruiken ook naar drank.
Het ene walhalla ruikt naar wijn, het andere naar bier.
In beide walhalla’s wordt de bel met regelmaat geluid. Aankondigingen voor
brood, drank en gebed vinden plaats in kerk en café. Het zijn heuglijke momenten
voor walhallagangers. Mijn kinderwagen wordt bij beide gelegenheden als een
klein paardje in de gang gestald. Dicht bij het altaar of dicht bij de tap.
Dicht bij hemelse vuren. Waarbij het ene vuur wat warmer voelt dan het
andere.
Voor beide walhalla’s word ik opperbest gekleed, in zondagse kleren. Ik mag en
moet gezien worden. Met Carnaval word ik verkleed als boertje van buiten, met
geruite zakdoek, rood geschminkte wangetjes en een klein blauw petje. Als baby
word ik vroeg ingewijd, in religies van bezinning, licht en plezier. Ingewijd in
rituelen van katholieke kerk en Carnaval. Geheel volgens Limburgse traditie.
Voorlopig alleen nog met brood, vlaai en melk. Gelukkig maar.
Pa en ma geven hun geloof en de bijbehorende feesten aan heel het gezin door.
Met hoofd, hart en paplepel. Totdat mams sterft, veel te jong, achtenveertig
jaar. Niet geheel onverwacht, maar toch nog plotseling. Ze bezwijkt door ziekte,
angst en zorg. Ik ben dan negen. Geen enkel gebed, religie of feest biedt daarna
nog troost. Carnaval, Pasen, Kerst, Oud en Nieuw, ze zullen nooit meer zoals
vroeger zijn. Net als huize Mien. Diepe droevenis daalt neer. Maar niet voor
mams. Zij is op weg naar haar ultiem Walhalla, naar welverdiende rust. Weg uit
een wereld die voor haar totale chaos was.
9) Balkonscène (15-01-2015)
De zomer is dit jaar bloedheet. De avonden koelen nauwelijks af. Ik zit
vastgeplakt op het balkon en niemand ziet me. Weggescholen in een hoekje achter
de balkontralies probeer ik niet te zijn. Ik druk mijn rug stevig tegen de warme
muur. Eigenlijk moet ik in bed liggen, maar ik kan de slaap niet vatten.
Niemand, maar dan ook niemand mag weten dat ik nog een stukje avond meepik. In
gedachten ben ik samen met de rest van de familie die beneden op de plaats de
hete zomeravond stuk slaat.
Ik geniet van de merels die hun hoogste lied fluiten en van het buurtgeroezemoes
dat in de lucht hangt. Waarom moet ik toch zo vroeg naar bed? Mijn broer is toch
ook nog op? Waarom hij wel en ik niet? De jongste hè. Ik duw mijn neus
voorzichtig door de spijlen van het balkon en zie de zinken teil waarin ik de
hele middag gespeeld heb, samen met mijn broer. De geur van natte stoeptegels
dringt weer door in mijn neus. Een warme natte zomerlucht.
Wat hebben we samen fijn gespeeld. Emmertjes water vlogen door de lucht. Het
water droogde vliegensvlug op de stoep, in steeds kleiner wordende vlekjes. De
hete tegels deden ons spontaan hinkelen, met de zinken teil als koude
landingsplaats. Stilzitten was niet mogelijk. Vervelende vliegen plakten op onze
rug. Niet weg te slaan met natte handdoeken. Handdoeken die we strak om onze
bovenbenen naar boven oprolden, tot tulband. We waanden ons dan Arabier. Totdat
de handdoek op ons hoofd weer uit elkaar viel.
Het hart slaat in mijn keel. Ik ben gespot. Ik zie mijn vader beneden op de
plaats naar binnen lopen. Snel duik ik in bed en verstop me onder het laken. Ik
hoor paps onder aan de trap staan. Oogjes dicht dan maar.
10) Poppenspel (17-01-2015)
Er bestaan fasen in een mensenleven waarin kleine jongetjes net meisjes zijn en
vice versa. Verwarrend soms voor ouderen maar zeker ook voor de kleintjes zelf.
Het lijkt allemaal van te voren bepaald te zijn. Roze is roze en blauw is blauw.
Punt uit. Gelukkig bevestigen uitzonderingen de wereld.
Ik slaap mijn eerste jaren bij mijn zus op de kamer. Mijn zus vindt het gezellig
en leuk. Ik ook. Na twee broers ben ik haar gedroomde kleine zusje. Ik mag dan
ook met haar poppen spelen. Wat lief. Ik krijg van haar een zwarte pop. De
blonde houdt ze voor zichzelf.
In mijn armen ligt een schattig negerpoppinnetje. Ze kijkt me met grote bruine
pretogen aan. Ik doe eerst de draaiproef. Benen, armen en hoofd, ik draai ze
allemaal rond. Vervolgens draai ik armen en benen kruislings op haar rug en gooi
ze daarna over haar schouder. Het kost me veel moeite om haar weer in originele
positie te brengen. Dat moet. Mijn zus heeft me uitgenodigd voor een
verkleedpartij.
Helaas passen de jurkjes van haar pop mijn negerinnetje niet. Ze is een beetje
lomp en groot geschapen. Wat nu? Kammen heeft ook weinig zin. De zwarte
krulletjes laten zich met kam noch borstel plooien. Ik geef het op. Veel te snel
volgens mijn zusje. Maar hee, ik begrijp het meteen. Meisjes bepalen altijd de
keuze. Daar breng je als kleine jongen niets tegen in. Voor mij is het moeilijke
zwarte popje zonder kleren. Ik leer snel denken. In blauw.
Mijn zus is al gauw toe aan Ken en doktertje spelen en ik aan een nieuwe kamer.
Het was wel altijd gezellig op de kamer met mijn grote zussie. Totdat ik haar
spaarpot leegplunderde, met een stopnaald. Toen waren de rapen gaar en mijn pap
woest. Terecht.
11) Eerste communie (20-01-2015)
Glimlachend gooit de zon zijn stralen naar beneden. Vandaag doe ik mijn eerste
communie. Ik zie er picobello uit, om door een ringetje te halen. Korte
crèmekleurige broek, lichtblauw overhemd, kleine oranje gestreepte stropdas,
suède sandalen, brandschone witte sokken en een linnen jasje.
De rest van de familie is ook tot in de puntjes gekleed. Het heeft slechts twee
oorlogszaterdagen bij de C&A gekost. Uiteindelijk is het allemaal gelukt. We
mogen gezien worden. Voor de kerk vindt nog een kleine keuring plaats. Goh, kijk
toch eens, die van Janssen hebben niet eens de moeite genomen om zich netjes te
kleden?
De dienst duurt veel te lang. Best eng om zo helemaal voorin de kerk te moeten
zitten. Alle godsdienstlessen worden nog eens opgelepeld. Ik lispel de woorden
die er zijn ingepompt langzaam voor me uit. Tijdens de communie word ik
zenuwachtig. De pastoor legt een voor een de hosties op de tong bij mijn
voorgangers. Ik kan alleen maar denken: ‘Wat als ik hem nu per ongeluk bijt?’
Gelukkig gaat het goed.
Bij de uitgang wordt nog snel een foto gemaakt. Mijn moeder naast me is trots en
gelukkig, net als ik. Thuis is het feest. Met alles erop en eraan. Familie,
vrienden, koffie, vlaai, kaas, leverworst, zilveruitjes en augurk, bier en
moezelwijn. Op de tafels, glaasjes met sigaretten. Caballero zonder filter,
Stuyvesant met.
Het bezoek druipt binnen. Van mijn tante krijg ik een chocoladereep met vijf
guldens erop geplakt. Van oma een kinderbijbel, ‘Groot nieuws’. Maar het mooiste
kado komt van pa en ma. Eigenlijk weet ik al wat het is. Zou ie mooi zijn? Ik
word niet langer in spanning gehouden. Stiekem heeft mijn vader hem de plaats op
gereden. Een spiksplinternieuwe blauwe minifiets. Het feest gaat verder zonder
mij. Dolgelukkig fiets ik op mijn nieuwe fiets.
12) Onderste Molen (22-01-2015)
Het is zaterdag en hartje zomer. De hele familie maakt zich op voor een dagje
waterpret bij natuurbad ‘Onderste Molen’. Mams en zus zijn al vroeg in de
ochtend bezig met de voorbereidingen. Ze persen gekookte aardappels en soepvlees
door de gietijzeren draaimolen. Zilveruitjes, wortel, augurken en mayonaise
worden later toegevoegd. Onder de koude schotel komt nog wat sla.
Een grote pan koude thee wordt overgegoten in twee thermoskannen. Witte
boterhammen, dik belegd met gebakken ei, rolletjes King en Rang en een pak
Mariakoekjes verdwijnen in de tas van mams. Mijn broers hebben handdoeken,
luchtbedden en een strandbal opgeduikeld. De gele opblaaskano en voetpomp mogen
niet vergeten. Alles wordt achterop de fiets, stevig onder snelbinders
vastgebonden.
Ik mag bij mams voorop in het kinderstoeltje. Het is tien uur en al bloedheet.
Aangekomen bij het zwembad liggen we binnen vijf tellen in het water. Het is
lekker koud en ruikt naar modder. De modder plakt tussen onze tenen. We spelen
en ravotten de hele dag. Mijn grote broer en zus wisselen het spelen af met
lezen. Mams doet de catering en zucht onder de hete zon. Ze geniet onbezorgd met
volle teugen van ons kinderspel.
Rond een uur of twaalf voegt papa zich bij ons. Hij komt uit de vroege dienst.
Na een familieduik in het groene water zoekt hij onder de bomen verkoeling en
valt in een diepe slaap. Ik kruip op de buiken van dikke dames die liggen te
zonnen, op zoek naar snoepjes en wat aandacht. Ik kraai van plezier en verdwijn
twee weken later in het grote familiefotoboek, met dank aan Kodak. Bij
thuiskomst genieten we allemaal nog even na. Van het lekkere softijs van een
kwartje, hese luchtpijpen en roodverbrande ruggen. Insmeren met koude Nivea
biedt gelukkig wat verkoeling.
13) Koekkoek (24-01-2015)
Al op jonge leeftijd doe ik flink mijn best. Met alle spelletjes die maar
mogelijk zijn. Enthousiast, fanatiek en gedreven. Waar gewin is, is een wil.
Waar een wil is, is een weg.
“Eén …!” Ik spring snel naar voren en land met mijn benen in spreidstand. Mijn
linkerbeen staat naar voren en mijn rechter naar achteren. Ik wankel. Ik krijg
mijn lijf erboven met geen mogelijkheid stil gezet. Het moet. Ik heb nog twee
seconden. “Twee …!” Mijn armen helpen niet echt, ze zweven in de lucht. Mijn
lichaam zwaait op en neer en ik val bijna voorover. Met de grootst mogelijke
inspanning verbijt ik lijf en leden en sta doodstil. Net op tijd. “Drie …
Koekkoek!”
Het meisje aan de overkant van de weg ontdooit. Ze staat met de rug naar ons
toegekeerd en draait haar hoofd supersnel weg van de gekruiste armen die tegen
de muur hangen. Drie seconden lang zat haar hoofd daarin verstopt. Het tellen
leek een eeuwigheid te duren en is ineens voorbij. Op straat staan vijf bevroren
kinderen in vreemde poses. Stiekem kijk ik of mijn buurman niet beweegt. “Ja,
ja, Mien, kleine Mien, jij bewoog. Drie passen terug!” Alweer ik. Dat is niet
eerlijk.
Het touwtje springen gaat me beter af. Ik mag het touw vasthouden. Kan er ook
niets misgaan. Met al mijn kracht breng ik het touw langzaam in beweging. Het
duurt even voordat ik hetzelfde ritme draai als het jongetje aan het andere eind
van het touw. De meiden die in het touw springen kraaien van plezier en zingen
in koor: “In spring, de bocht gaat in; Uit spuit, de bocht gaat uit!” En ik … ik
denk alleen maar: ‘Wanneer mag ik nu eindelijk?’. Helaas te laat. “Jongens,
komen jullie eten!” Ja, ho eens even. En de meiden dan?
14) Wolwegen (26-01-2015)
De ruwe vloerbedekking prikt aan mijn billen. Ik geef geen kik. Mama slaapt op
de bank in de kamer. Ik mag haar niet wakker maken. Beter van niet. Mams maakt
vreemde geluiden in haar slaap. Soms, als het slapen mij te lang duurt, kruip ik
heel voorzichtig naar haar toe en ga dan op de grond zitten, vlak bij haar hoofd
met mijn rug tegen de bank. De warme adem die ze snurkend uitblaast glijdt dan
over mijn gezicht. Dat voelt fijn.
Vanmiddag is het weer zo’n saaie middag. Ik verveel me stierlijk. De autootjes
waarmee ik de tijd dood, zijn al jaren grijs gespeeld. Tot aan het aluminium is
de verf eraf gesleten. Met dank aan mijn broers, de vroegere bezitters van het
speelgoed. Voor de tiende keer leg ik een nieuw parcours aan. Nieuwe wegen
knippen gaat niet meer. Mijn wegenwol is op. Voorzichtig trek ik wat wegen los
van de vloer. Waar zal ik ze nu eens neerleggen?
Ik reik naar achteren om nog een woldraad aan de buitenkant van het parcours weg
te trekken. Die heb ik nodig voor een laatste verbinding. De draad ligt te ver
weg en ik val achterover. Van schrik slaak ik een kreet, een deel van het
parcours plakt op mijn rug.
Mams vliegt woedend van de bank en komt op me afgerend. Ze houdt een van haar
pantoffels, hooggeheven in de hand. Ik spurt rondjes rond de tafel. Het parcours
plakt nu ook aan mijn voeten. Al snel geeft mams de achtervolging op en smijt de
pantoffel naar mijn oren. “Rotjong!”, roept ze nog. Het hart klopt in mijn keel.
Wat heb ik toch misdaan? Mams kruipt terug op de bank en slaapt de middag verder
rond. Ik vermaak mezelf, totdat de rest van de familie thuiskomt. Vers
speelvolk, eindelijk.
15) Goud in de benen (27-01-2015)
Vandaag is een spannende dag. De spanning zindert boven pakweg 13.500.000
hoofden, in gans Nederland. Voor wie een auto heeft is er nog een laatste kans.
Aan de grens staan grote files. Nog zo’n twaalf uur te gaan voor late
beslissers. Elektronicawinkels doen goede zaken. De kleurentelevisies vliegen de
deur uit. Zo ook eentje richting opa en oma. Een hele grote. Een echte Grundig.
Vandaag is de grote finaledag. Wekenlang heb ik op straat met voetbalvriendjes
alle wedstrijden nagespeeld. Samen ruzie gemaakt over wie wie mocht zijn. Het is
zondag 7 juli 1974. Ik hoef mijn voetbalschoenen niet zwart te poetsen, de
strepen niet wit met Vim. Vandaag gaat familie Mien naar opa en oma. Om de
WK-finale te zien. Die gaan we winnen, zeker weten.
Opa glundert achter zijn sigaar. De dames doen de drankjes en borrelhapjes, de
mannen zitten gekluisterd aan de buis. We kennen alle namen van buiten. Arie,
Ruud, Jan en Johnny, Rob, twee Johans en vier Wimmen, op de bank Rinus en de
wissels. We kennen zelfs de Duitsers bij naam. Der Sepp und Berti, Rainer, Uli,
Wolfgang, Jürgen, Hans-Georg, der Paul und der Franz, Gert und Bernd, op de bank
Helmut und Günter.
75.000 Supporters schreeuwen hun longen uit, allen gekleurd in oranje, wit of
zwart. Taylor blaast op zijn fluit. Binnen één minuut danst onze Johan naar de
goal en wordt gevloerd. Penalty! De finale kan niet meer stuk. De Duitsers ook
niet. Der Paul und Gert schoppen onze droom in duigen. Duitsland heeft goud in
handen, de Nederlanders goud in benen.
Ik kan het niet geloven. Met tranen in de ogen glij ik met mijn neus over het
beeldscherm. Ik ben boos en verdrietig tegelijk. Het leven is niet eerlijk. Dit
hebben we niet verdiend. Een jaar geleden is onze mams overleden. Het doet nog
pijn.