Ik wist dat ze ergens in een van de laatste de coupés zaten. Snel rende ik door de smalle gang, het leek uitgestorven in de trein. Er zat bijna niemand in de andere treinstellen. Hier moest het toch ergens zijn. Ah, daar hingen bruine gordijntjes voor de coupé. Dit moest hem zijn.
Maar nu sloeg pas echt de twijfel toe. Alle heldhaftigheid waarmee ik de trein was binnengestormd verdween in luttele seconden. Wat ging ik Betsy en die vreemde man zeggen? Waarom had de man Betsy terug op haar stoel getrokken, de gordijnen dichtgedaan? Waarom zat er bijna niemand in de trein? Waarom was de trein gestopt? Waarom riep ik in hemelsnaam altijd zelf zoveel vragen op? Handelen, handelen, handelen. Een kleine stem tikte me tegen de oren. Handelen. Nu. Met een ruk trok ik de coupé open en wat ik zag ontroerde me.
Betsy zat op schoot van de vreemde man met haar hoofd tegen zijn schouder aangeleund. Het zag er heel close uit. De man streelde Betsy door het haar. En Betsy weende, weende zachte warme tranen. Althans zo voelde het voor mij. Koude tranen zijn veel te hard voor zo’n lieve meid. De man keek me een beetje guitig aan. Lachte hij me nu uit? Nee, toch? Ineens stak hij met een ondeugende blik een klein puntje van zijn tong naar me uit. Hier klopte toch iets niet. Hij hield nu ook op met het strelen van het haar van Betsy.
‘Hallo, ik ben Billy …’
Terwijl ik mijn hand uitstak, voelde ik hoe ongemakkelijk de situatie was waarin ik me bevond. Ik wist ook niet wie ik het eerste een hand moest geven. Ze keken me beiden aan. Eerst mezelf maar even netjes voorstellen, had ik in mijn onnozelheid bedacht. Mijn hand zwaaide wat verloren voor de neus van Betsy en de vreemde man. Ik kreeg geen hand terug. Snel liet ik hem zakken.
‘ … en wie zijn jullie?’
Ik nam me voor om maar een vraag tegelijk te stellen. De situatie vroeg erom.
‘Ik ben Theo en dit is Betsy, mijn zusje, wat is er toch gebeurd?’ De vreemde man keek me doordringend aan, maar pas nadat hij eerst het puntje van zijn tong weer naar binnen had gelepeld. ‘Weet jij waarom we stil staan? Ze is zo geschrokken mijn lieve kleine Betsy.’ Daar kwam het tongetje weer. Wat een idioot gedrag. Wat een rare man en wat een raar tafereel. Zo klein vond ik Betsy niet. Integendeel, ze bestreek bijna de hele schoot van deze Theo. Ze was niet klein van stuk en zeker niet klein van leeftijd. Ik schatte Betsy vierentwintig. Theo daarentegen was minstens zeventig. Hoe konden die twee nu broer en zus zijn?
‘Hallo Theo, hallo Betsy, … ik weet niet wat er precies gebeurd is, dat is de conducteur op dit moment aan het uitzoeken’.
Intussen vroeg ik mij af hoe ik nu zo tactisch mogelijk kon vragen waarom Theo de gordijntjes had dicht getrokken bij het aanzien van mijn blik. Los van de schrik die de twee ongetwijfeld even hadden toen de trein plots stil kwam te staan. Maar van schrik trek je toch niet zomaar de gordijnen dicht.
Betsy haalde haar hoofd los van de schouder van Theo en rekte zich wat uit. Daarna lachte ze mij een beetje schaapachtig verlegen toe. ‘Jij heet dus … Be … Be … Be … Billy!’ Haar ogen vingen de mijne … klaboem! … een lichtblauwe ontmoeting … een kleine verdrinking … snakken naar adem … een coup de foudre … daarna streek een compleet orkest neer in mijn oor … ik heb geen klassiek opleiding genoten … maar volgens mij streek een voltallig orkest neer en speelde alle klassieke deuntjes die ik kende gelijktijdig in mijn oor. Wat voelde dat bijzonder. Een fanfare van plezier en genot. Met Betsy deed het ook iets. Dat las ik in haar gezicht.
‘Ja, ik ben Billy … aangenaam!’ Ik nam de hand die Betsy mij ondeugend aanreikte meteen aan. Hij voelde zacht en warm. Het was de lekkerste hand die ik ooit had vastgepakt. Ik dacht heel even ook iets zoets te ruiken. Alsof Betsy’s hand geparfumeerd was. Dat zal toch niet? De tijd leek voorgoed stil te staan, totdat in de deuropening van de coupé een harde stem bromde. ‘Onmiddellijk de trein verlaten, we staan in brand!’ Het was de conducteur.