31-03-2016

Schrijfveren Maart 2016

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Een flessenrek (01-03-2016)

Met mijn ragebol stof ik het flessenrek in de slaapkamer af. Stof tot nadenken. Waarom flessen wijn en sterke drank in de slaapkamer? Hoe lang liggen ze er al? Is het nog wel te drinken? En wat moet ik in hemelsnaam met al die kruiken kruidendrank? Ik krijg ze nooit op tijd op. Er zitten een paar hele oudjes bij. De etiketten amper nog te lezen. Ik durf ze niet eens meer open te trekken. Waar komen ze vandaan? Van sommigen weet ik het nog. Die zijn me dierbaar. Ze komen uit verre oorden. Ik proef de oorden op mijn tong met de kurk nog op de fles. Waan me even terug in Toscane, Ligurië, Napels en Florence. En wat te denken van de Oriënt, het Chileense hooggebergte en niet te vergeten Dundee-Greenock, Kintyre en de Speyside. De eerlijkheid gebied te zeggen. Groningen, Leeuwarden en Den Haag vallen dan toch even in het niet. Sorry jongens, jullie blijven hier nog even liggen. Welterusten.


Thuis in de bergen (02-03-2016)

Heidi is blij. Vandaag gaat ze Peter zien. Ze plukt bloemen in de alm. De zon schijnt al hoog aan de hemel. Het dauw op de gentiaan en de klaver weerspiegelt Heidi's olijke gezicht. Een konijntje huppelt lieflijk door het gras en de koeien luiden rebels de ochtend langzaam uit. Het zal niet lang meer duren. Het mandje van Heidi raakt langzaam vol. Op een bankje tegen de hut vlecht ze een prachtige haarkrans. Ze wil Peter verrassen. Op het tafeltje spreidt Heidi een blauw geruit tafelkleed uit. Ze duikt in haar rugzak en haalt er een klein flesje wijn uit en twee plastic glazen. Een stukje kaas en een hompje vlees. Boerenham. Daar houdt Peter van. Beneden in het dal hoort Heidi de kerkklok 11:00 uur beieren. Hoogste tijd voor haar lied. Ze geeft haar borst de adem die het nodig heeft en vlecht de touwtjes van haar bloesje ietsiepietsie uit elkaar. Niet te ver. Stel dat Peter vroeger komt. Eerst maar even oefenen. Ze gaat op de tweede sport van de ladder staan en oefent de hoge tonen. De jo en de del komen er prachtig uit vandaag. Vol verlangen stiet ze tot slot de en eruit. De hoogste noot. Het is de wijn en de zon die haar keeltje smeren. Laat Peter nu maar komen.


Een fietstas waar prei uit steekt (07-03-2016)

De kleine kon de slaap niet vatten. En dat had grote gevolgen voor het hele huishouden. Daar werd node rust verlangd. Een week van strijd en knokken had het energielevel van beide ouders tot een minimum gebracht. Ze hadden zich noodgedwongen bezig moeten houden met kinderziektes en puberpraat. De pubers die vatten de slaap nog wel. De kinderen, met name de kleine, dat was een heel ander verhaal. Zij hadden de stress opgesnoven en weigerden het strijdtoneel vroeg in de avond te verlaten. Ze klampten zich vast aan moeders benen en lieten niet los. Ergens voelden zij dat ze onmisbaar waren. Voor intern geluk en de nodige rust van beide ouders. Kinderen voelen dat naadloos aan. Ook die van vier en vijf. Wat ga je die kinderen dan voorhouden? Met voorlezen maak je veel goed. Maar vindt dan maar eens een geschikt boek. Eentje dat binnen het bevattingsvermogen past.

Rekening houdend met kleine opnamecapaciteit is dan een sprookje het geschiktst. Dat zit bovendien ook nog eens boordevol met verborgen schatten en verwoord meestal, zeer analoog aan de fantasie van het jonge kind, de realiteit die schrijnend vaak verborgen blijft, een ongewenste werkelijkheid. Moeilijk te verteren. En dat doet kinderen nooit goed. Nee, een boek moet het niet zijn. Daarin is alles bij voorbaat vastgelegd en overdacht. Veel liever gebruiken we een gezond sprookje. Een sprookje dat rust biedt en slaap. Vooral veel slaap. En om dan de gedachten ook maar helemaal vrij te maken, verzinnen we het sprookje. Alledaags. Wel zo gemakkelijk. Iets over groen en gezond. Over voortbewegen, groene energie, fietsen, fietstas. Een sprookje over een fietstas waar prei uit steekt. Zoiets.


Een rijke smaak (09-03-2016)

De hofdames vermaakten zich prima aan het hof. Op zijn tijd een potje kaarten en borduren. Heel veel borduren. Uren en uren achter elkaar trokken zij de dikke naald door het bord. Hoeveel borduren ze wel niet maakten is tot aan de dag van vandaag onbekend gebleven. Maar ik kan u vertellen dames en heren, het waren veel uren. Tijdens het borduren oreerden de hofdames over van alles en nog wat. Over de koeien van freule Bertha von Lippenstein en over de pasgeboren kalveren van barones Kalbsgut von Preusen. De koeien waren wel een beetje van de leg. Ze stonden al dagen aan een stuk met hun hoeven in de modder. Ook de kalveren van Kalbsgut hadden hun probleempjes. Ze hadden veel moeite om op eigen benen te gaan staan.

Safed by the bell werden de hofdames van hun borduurtafel gerukt. Maar goed ook, want de conversatie over koeien en kalveren begon hoog op te lopen. Net als het water van de dames. De buik er goed van vol haasten ze zich een voor een naar het kleine kabinetje. Het kabinet stond al spoedig onder water. Het drukte ook de stemming. Erg lastig want er waren ook zo weinig hokjes. De hofdames hadden nog wel hevig geprotesteerd toen het tweede kamertje had besloten in te krimpen op de hokjes. Ondemocratisch vonden ze maar wel beter voor Europa.

Europa edoch begreep er niets van. Ze had haar hazewind zojuist uitgelaten en gekamd en vond dat de hofdames zich druk maakten om niets. Smakeloos had ze het gevonden dat de hofdames buiten haar weten om zo geklaagd hadden over de hokjes. Ongepast en armoedig. Het getuigde bepaald niet van een rijke smaak.


In onderwijsland (10-03-2016)

De directrice wist er geen raad meer mee. De amanuensis en de conciërge maakten nu al vijf maanden lang ruzie over de inrichting van het scheikundelokaal. De scheikundeleraar had er nota bene een burn-out aan overgehouden. Tot overmaat van ramp was ook nog eens de docent lichamelijke opvoeding uit het klimrek gevallen. Hij had geprobeerd een pubermeisje van de hoogste sport te plukken. Zij durfde niet meer naar beneden te komen. Toen de docent zijn hand op een verkeerde plek had gelegd had ze direct gereageerd. Uit boosheid, ingegeven door angst en hevige hoogtevrees, had ze met een hand het klimrek vastgehouden en met de andere de docent van zich af geslagen. Die had vervolgens kortstondig door de lucht gezweefd en was onaangenaam op zijn rug naast de mat gevallen. Dwarslaesie. De burn-out van de scheikundeleraar was er peanuts bij.

Blauw dat moest de kleur worden. Aldus de amanuensis. Groen bleef de conciërge volhouden. Daar was immers nog 25 liter van over. De kleur groen paste ook veel beter bij de filosofie, die de school een beetje zweverig droeg. Ecogroen. De directrice wist dat ze het probleem nu langzamerhand moest tackelen. Alle overlegorganen hadden al hun zegje gedaan. Twaalf lijvige rapporten waren er geschreven, met als slotsom, tevens eindconclusie, groenblauw. De gulden middenweg zou men denken. Mooi niet. Blauwgroen, werd nog ingebracht, maar zelfs dat was geen optie. In onderwijsland bleek alles mogelijk, maar soms ook helemaal niets.

In de gang klonk muziek. Status Quo. Down down, deeper and down.


Een parachute (14-03-2016)

Vandaag had ik hem maar heel even nodig gehad. Gewoon om door de lucht te vliegen. Bij een koude Noord-Oosten wind en tevens onder een stralende zon. Wat bijten die twee weersinvloeden elkaar. Hemeltje. Ik zou dan een windjack aan willen hebben, handschoenen, liefst lederen, een winddichte broek en zware schoenen. Dat hangt namelijk lekker uit. Wijdbeens zou ik het uitkraaien van plezier. Zeker weten. Ik zou vergenoegd naar de naderende aarde kijken. In vertraging en liefst met een hele lange bocht. Ik zou de loden schoenen dan in het gras stampen en me een paar keer voorover laten stuiteren door het lange gras. Hals over kop zou de parachute mij mummificeren om vervolgens heerlijk te cocoonen met alleen mijn gezicht en loden schoenen vrij. Mijn hakken in de grond. Mijn gezicht in de brandende zon. Ik zou dan dromen dat de blauwe lucht voor immer blauw zou blijven en dat uit het struikgewas een lieve dame zou verschijnen met in haar hand een klein dienblaadje. Een dienblad met een bakje pinda's en een blond schuimend bier. Bij voorkeur een Triple Moine of een Vieille Salme, uiteraard in bijbehorend glas. Wat zou dat een mens gelukkig maken. Het biermeisje zou me voeren en vervoeren, om vervolgens in vervoering samen met mij een prachtig lijflied te zingen. Bij voorkeur een zigeunerhymne. Wat zouden we dan samen eventjes gelukkig zijn. Daar kan geen parachute meer tegenop.


Een kist vol knikkers (16-03-2016)

Snuitje snuift zijn zakdoek eens goed vol. Zo'n grote rode boerenzakdoek. Een minuut geleden zat hij nog op zijn hoofd. Met vier knopen op iedere hoek. Een piratenmuts. Nu doet hij dienst als snotlap. Nou ja, snotlap, eerder traanlap. De sluizen van Eustachius staan nog maar kort open. In no-time is de piratenmuts vol gewaterd. Met zijn knoestige handen en dikke blauwgeaderde onderarmen draait Snuitje de geruite zakdoek stevig droog. Nog een keer huilt hij hem vol. Het is ook niet niets wat daar voor hem staat. Jarenlang is hij er naar op zoek geweest en daar gloort ie dan eindelijk in de volle zon. De schatkist. Vol met knikkers. Het zijn niet zo maar knikkers. Nee, nee, het zijn hele ouderwetse. En ze zien er nog gaaf uit. Het brengt al snel de waterlanders weer terug in Snuitje's blauwe ogen. Dat ie dat nog mag meemaken op zijn oude dag. Duizenden zijn het. Het lijken wel kattenogen. Gele, groene, blauwe, rode, alle kleuren zijn aanwezig.

Trots is Snuitje dat hij de kist eindelijk gevonden heeft. Op aanwijzing van zijn speelkameraadje Doris, nee niet Day maar Maand, heeft hij goede koers gehouden. De crew on board heeft ook goed haar best gedaan. Moe maar voldaan zagen ze na drie weken het beloofde eiland. Het was achteraf nog lastig zoeken in de archipel. Zoveel water en zoveel eilanden. Gelukkig wisten ze waar ze naar moesten zoeken. Het eiland met de grote houten knikkerbaan. Van verre hadden ze hem al snel gezien. Wat een enorme grote hoge knikkerbaan was het. De crew en Snuitje waren beide erg nieuwsgierig geworden wat voor formaat knikkers er op die baan gelanceerd konden worden. En hoe die knikkers dan naar boven kwamen. En de belangrijkste vraag. Waren ze van glas? Nee. Had de schatbewaarder geantwoord. Het is slechts poppenkast. Om de schat te camoufleren. Vele piraten hadden al hun hoofd gestoten aan de grote knikkerbaan, gemaakt van bamboe. De zon had vervolgens de rest gedaan. Afgevoerd met zonnesteek, een voor een. Gelukkig had Snuitje zijn rode zakdoek op zijn hoofd gelaten. Hij had eruit gezien als Pipo de Clown, maar what the fuck ... alles voor de kist met knikkers.


Een bestoft hoofd (21-03-2016)

Mijn enige zorg vandaag is het hoofd onbestoft houden. Zou mij dat lukken, om te beginnen vijftien minuten? Ik zit nu al vast. Grote vreze. Ik heb opgeslagen, 08:53 uur, en houdt de bovenkant van de iPad nauwlettend in de gaten. Tot dusver geen stof te bekennen. Langzaam glijdt het kleine invulscherm naar beneden en vult zich vol letters en woorden die ik razendsnel verzin. In het luchtledige, omdat het mag. Het is niet voor niets een oefening in schrijven. Stof tot nadenken denkt een van de lezers vast. Misschien zelfs allemaal.

Een Swiffer trek ik door mijn hoofd. Een kleine ragebol schudt heftig nee. Nee, ik wil geen woorden vreten. En zeker geen woorden waar het hart van vol is. Wat ik uitspuw schrijf ik neer. Onbevangen. Allemaal losse woorden in stijgers. Ze zoeken elkaar op in onlogische volgorde. Tot stof zullen letters wederkeren. Met poeder klei ik ze. Met water en rivier. Schreefloos over de schreef. Sommigen kapitaal en fier rechtop. Ik plaats de grote monumentale letters in het zand. Het zand van de rivier die niet wegspoelt. Hij bestaat uit regen. En dat heeft het lang niet gedaan. Regenen. Het zou mijn stoffig hoofd een groot plezier doen, Pluvius.

Plu en plumaux strekken zich uit naar de grijze hemel die tranen huilt en rivieren vult. Op jacht naar de zee slingert de slang zich een weg door bergen, heuvels. Een stortvloed aan woorden pikt het onderweg op en bundelt het tot verhalen, volks en vol beklag. Hier en daar ook lieve woorden. Van stelletjes in lover langs de kant. Daar waar vlinders door hoofden en buiken waaien. De eerste dag der lente breekt de liefde aan. Pover nog, pril en preuts. Bochtig stoten de woorden zich in strofes en in rijm, dichten dorstige gaten waar water niet wil komen. Het einde komt in zicht, ik heb nog twee minuten. Wat zeg ik een minuut. De tijd die zit me in mijn nek. Laat mijn haren rijzen. Stoffig. Zo ook het hoofd. Het spoelt nooit leeg.


Onteigende ochtenden (23-03-2016)

De gordijnen blijven voorlopig dicht. Ik wil de ochtend even niet zien. Bang voor wat ie niet te bieden heeft. Donkerrood staart het velours me aan en ik denk na. Over het gesprek dat ik gisteren met mezelf voerde. Voor de eerste keer sinds lange tijd was ik het niet met mezelf eens. Iets wat zelden voorkomt. Waarom de overtuiging van gelijk me juist vandaag in de steek laat is verklaarbaar. De heftigheid waarmee gisteren afliep stelt moeilijke vragen. Vragen die beklijven een nacht lang.

Ik slaak een paar diepe zuchten en doe de zonnegroet. Misschien helpt het de nieuwe dag te verwelkomen. Vannacht heb ik de volle maan welterusten gewenst. Hij liet me niet slapen. De spoken in mijn hoofd voerden oorlog. Gooiden spijkerbommen in mijn brein, verstikten, duwden kussens op mijn hoofd. Ik worstelde de hele nacht en kwam gelukkig steeds boven. Doodvermoeid. Waarom draait de wereld toch voortdurend door? Mijn wereld en de werelden die erachter liggen. De wereld van anderen. De dag van anderen. De nacht.

Op het donkerrode velours verschijnt plots een driekleur. Zwart, geel, rood. Nee. Niet ook hier. Zwart voor ogen. Geel om goed na te denken, intelligent. Rood de kleur van het hart, de liefde, geluk. Grensoverschrijdend komt de oorlog nabij. Niemand die hem tegenhoudt. Waar is het leger? Waar bivakkeert de vrijheid? Verstopt diep in de nacht, ergens achter de bosjes schuilt de vrede. Boos en verontwaardigd. Gegijzeld, onteigend door demonen in mijn heilig ochtendwaken trek ik voorzichtig de gordijnen open. Een nieuwe dag komt binnen. Grijs en triest maar ondanks alles, toch hoopvol. Gisteren drukt nog na. De tijd loopt door, neemt me bij de hand. Geen ontkomen aan in verder gaan. Stroom, stroom, stroom.


Een amulet (29-03-2016)

Ik heb er geen plaats meer voor. Dat wil ik de handelaar duidelijk maken. Maar hij luistert niet. In de ban van verkoop is hij blind voor tegenargumenten. Voorargumenten heb ik trouwens ook niet. Alhoewel. Het zou me wel goed staan natuurlijk. Maar er is eenvoudigweg geen plaats voor. Hoeft ook niet, wil de handelaar me doen geloven. Ah, hij luistert dus toch. De kracht zit hem namelijk in het dragen. Waar, hoe, al dan niet zichtbaar, is van minder belang. Ja, ja. Maar geheel belangeloos is niets. Zeker in werelden waar economische principes de boventoon voeren. Zelfs in de woestijn.

De berber kijkt me nu recht in de ogen. Ik verdrink bijna in de donkere spiegels. Het lijken wel donkere vennen. Bodemloos lijkt de inkijk. Zou ik er een steen ingooien hij zou onmiddellijk zinken. Oneindig zinken. Alleen het zuigende geluid dat zou blijven klinken. Niet doen, denk ik dan. Trap en val er niet in. In deze donkere bodemloze put die smeekt. Koop mij? Koop mij? Ik doe het niet. Ik wil het niet. Nog een keer probeer ik met voorzichtige zingeving de berber in te laten zien dat er niets aan mij wordt verkocht. Kijk het vloekt met al mijn tattoes en piercings. Er is gewoon geen plek. Ik wil ook niet dat dat ding ergens achter blijft haken. Ik ben als de dood dat ik dan gewurgd zal worden. Het staat ook nog eens in mijn laatste horoscoop geschreven. Horoscoop? Horrorscoop kan ik beter zeggen. Geen horo maar horror wordt er over mij heen geroepen. Ik moet deze week oppassen voor verstikkende situaties. Ha, ha. En dat in de Sahara?

Het moet niet gekker worden. Ik kijk wel uit. Mijn vrouw probeert me nu langzaam weg te trekken van de handelaar. Ze voorziet een ongelooflijk dispuut. Nauwelijks de moeite van het bedrijven waard. Maar ik denk daar anders over. Wat denkt die berber wel? Hij probeert nog om me in te laten zien dat ik mijn geluk vergooi indien ik niet inga op zijn nobel bod. Ik hoef niet eens te onderhandelen. Af te pingelen. Dat doet hij wel. Straks krijg ik er nog gratis een kameel bij. Nee, lieve berber. Voor mij geen amulet.