31-03-2017

Schrijfveren Maart 2017

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


De mens is een verhaal (01-03-2017)

Verzonnen, compleet verzonnen is de mens. Hij komt alleen maar voor in verhalen. Zij ook en zelfs het. Want zeg nu eens eerlijk, wie of wat is nu een mens precies? Zet de mens maar eens af tegen god of goden. Of tegen kabouters en dwergen. Reuzen, heksen. En vraag je dan eens af, wie is hier nu eigenlijk het sprookje?.

Verhalend zijn we allemaal maar kort aanwezig. In hier en nu meestal en voor enkelen ook in verleden en toekomst. Maar sprookjes gaan voorbij. Aan het eind leeft iedereen weliswaar lang en gelukkig, maar tot op heden heb ik daarvan nog nooit het bewijs gezien. Tenzij de Efteling beschikt over absolute waarheidsgarantie. Of Disneyland. Pipi Langkous land. Trollenland.

Noem ze maar allemaal op, waar ze verstopt kunnen zitten, de sprookjes, de verhalen, de dieren en de mensen. En dan gaan we ook nog eens dood. Heel vervelend. Dat geldt dan weer niet voor god en goden. Zij beschikken als enige wezens op en rond de aarde over het eeuwige leven. Niet dat ze daar blij mee zijn. Ze worden voortdurend beschimpt. Maar daar trekken ze zich niets van aan. Liever horen ze de jubel van hun volgelingen.

Een enkeling creëert zijn eigen heiligdom. Met de nadruk op dom. Het zijn half mensen en half goden. Dragen meestal een hele grote slurf. Om mee te zwaaien en regeren en om alles uit te vegen. Gelukkig komt er aan alle verhalen en sprookjes ook een end. En dan komt die slurf ineens weer van pas. Nee, de mens is geen verhaal. Hij is een woord. Hooguit. Soms hoog en soms laag. Soms schreeuwend en soms fluisterend. Maar altijd aanwezig. Wat weer wat anders is dan gezien.


Een varend eiland (03-03-2017)

Een kleine lilliputter hangt met zijn benen in het water. Zout zeewater. Af en toe peddelt ie met zijn minivoetjes. Het gaat niet hard vooruit. Hoeft ook niet. De lilliputter doolt al een eeuwigheid op het zwarte water.

Zwart? Ja de zee is inktzwart. Geen maan vannacht. Het is weer eens een van die nachten dat de lilliputter de slaap niet kan vatten. Het enige dat ie dan kan doen is zijn voeten buitenboord steken. Vanaf het ieniemienie strand. Peddelend met zijn kleine voetjes is en blijft het een groot avontuur waar hij dan uiteindelijk terecht zal komen. Over pakweg vier weken.

Hij bevindt zich nu al drie jaar op dit kleine drijvende eiland. Drijvend ja, want daar kwam ie na een verblijf van pakweg zes weken achter. De eerste zes weken op het eiland had hij tijd nodig om te acclimatiseren. Zo gaat dat met lilliputters. Ze zijn weliswaar klein van stuk maar lang van gewenning.

Sinds een paar dagen is hij erachter gekomen dat ie ook invloed kan hebben op de richting waarin het eiland drijft. Simpelweg door met zijn kleine voetjes te peddelen. Gisteren was de maan er nog. Vol. En nu is hij verdwenen, achter nevel, dikke mist. Over vier weken is het weer volle maan. Hij is super benieuwd waar zijn eiland dan zal drijven.

De sterren hebben hem gisteren alvast een goede vaart gewenst. Zij weten wel waar lilliputters op drijvende eilanden uiteindelijk terechtkomen. In een sprookjesboek. Logisch. De vraag is alleen, in welk sprookjesboek. Want dat kunnen de sterren niet voorspellen. Ze laten lilliputters ook het liefst in het ongewisse.

Een sprookjesboek wil dit sprookje wel graag inladen. Het boek vindt de lilliputter zo schattig en hij heeft ook wel lang genoeg rondgezworven op stille wateren. Stil? Was de zee dan altijd stil? Nee, integendeel, maar lilliputters laten zich niet snel kennen. Bovendien is het eiland zo klein dat de zee nauwelijks impact heeft op het eiland. Het eilanden drijven sowieso altijd door en komen ook altijd weer boven water.

Het sprookjesboek heeft al een mooie plek gereserveerd voor de lilliputter op het varend eiland. Op pagina vijfenvijftig is nog volop ruimte. Alleen nog even een leuke titel verzinnen.


Liefdeswoede (05-02-2017) (Per abuis vergist in maand)

Woedend is ze. Sandra uit IJsselstein. En terecht. Komt er een gerenommeerd auteur zijn liefde voor literatuur bij haar op school door haar strot drukken en die van haar klasgenoten; wordt ze door hem eerst te kakken gezet om daarna hetzelfde te doen met haar favoriete band Broederliefde, om vervolgens haar en de band op een voetstuk te plaatsen, een podium dat ze als ontluikende puber helemaal niet wil. Wat denkt die koekenbakker wel, of niet? Maar hij heeft wel schattige pretoogjes en een lief baardje. Hij spreekt heel zorgvuldig Nederlands, haast accentloos. Het Brabants plakt nog wel een beetje in zijn keel en ze ziet hoe hij zijn best doet omdat vooral niet te verbloemen. Knappe gast.

De auteur vraagt aan de klas of iemand bekend is met broederliefde. De hele klas steekt zowat de vinger op. De auteur schrikt ervan. Hebben ze dan allemaal een broertje. Zelf heeft de auteur een broertje dood aan zijn eigen broer. Maar allez, is het Germaanse spreekwoord niet 'das was sich neckt liebt sich'.

Sandra kijkt nog steeds boos naar de auteur die erg zijn best doet om zijn vak te verkopen. Maar de auteur heeft niet in de gaten dat hij ook wat anders verkoopt met zijn uitstraling. Hij kijkt Sandra niet meer aan. En Sandra baalt. Haar onderbuikgevoelens worden op deze manier niet beantwoord. En dat terwijl hij haar eerst op een podium plaatste, met haar zelf verzonnen woord liefdeswoede. Ja, nu is ze echt boos. Woedend.


Getuigen van haast (05-03-2017)

Herman. Alweer. Hij kan het niet laten. Hijgen in mijn nek. Heel vervelend. Maar ik laat me niet kennen. Ik hijg gewoon terug. De aanhoudende hijger wint uiteindelijk. Zeker weten. Daar staan we dan. Achter elkaar op straat. In de Kalverstraat. Niet te verwarren met de Klaverstraat. Mocht je daar staan dan zit je verkeerd. Sta je verkeerd. Op straat zitten is niet gezond. En al helemaal niet op de Kalverstraat. Je zou zowaar de gekke koeien ziekte kunnen oplopen.

Herman kan het edoch niet laten. Het hijgen in mijn nek. Voortdurend. In de Kalverstraat. Samen met Babette. Die doet ook mee. Word ik toch van twee kanten in mijn nek gehijgd. Heel vervelend. Houd het dan nooit op. Maak plaats, maak plaats, maak plaats. Iedereen heeft verschrikkelijke haast. Waarvan getuige. Druk, druk, druk, loopt het gepeupel aan ons voorbij. Met de blik op winkel. Of met de blik op strak. Met de blik op oneindig, dat kan ook. Dat zijn de ergsten. Ze zien niks of niemand staan. En ja, ook zij hijgen in de nek. Bij hun voorganger. De pastoor. Heilige bonen. Schijnheilig.

Herman geeft nu gas. Samen met Babette. Stoom komt uit hun oren. Bah. Het ruikt naar boerenkool. Het ruikt niet fris. En dat in de Kalverstraat. Maak plaats, maak plaats, maak plaats. Iedereen heeft haast. Waarvan getuige. Koyaanisqatsi klinkt nu door de boxen die hangen aan de straatkoorden. Flip Glas. Flip Glas. Glas rinkelt. Straatakkoord. We zijn het eens. Herman en ik. Eindelijk.

Getuigen van haast. Ze rennen allemaal weg. Hard. Op weg naar maaltijd. Het is bijna zes uur. Tassen en attachékoffers lijken steeds zwaarder te wegen. De weg door de Kalverstraat is niet korter. Maar dat wisten ze eigenlijk al, de haastgetuigen, tegen beter weten in. Ze schakelen een tandje harder, met de voordeur in zicht. Stalruikers zijn het. Maak plaats, maak plaats, maak plaats! Voor de getuigen die allemaal getuigen van haast.


Hoeveel glazen bier (07-03-2017)

Zes. Zes glazen bier moeten erop passen. Ieder jaar weer. Vaste prik. Afhankelijk van het onderwerp, onderwerp ik mijn geest jaarlijks aan mijn rijke fantasie. Het associëren gaat me in het algemeen prima af. Althans, het vloeibaar associëren. In vaste vorm, concreet, dat is een ander verhaal. Dat vereist tijd en vindingrijkheid, karton, (duck)tape en lijm.

Eerst maar even mijn geheugen prikkelen. Waar en wanneer is het ook alweer begonnen? Bij de Pirates of the Caribean 2008. Een stuurwiel vervaardigd uit karton en bruine plastic tape met zes lege gaten. En dan de Cooking Club Catstown 2009. Een mega kookpan van de Zweedse kok. Vervaardigd idem als het stuurwiel. En dan de Haagse Multi Culti Colour Band 2011. Cowboyhoed van Henk de Yank vervaardigd uit karton en grijze ducktape met zes lege gaten in de rand. Cats in Catstown 2012. Als Dikkie Dik, met een speciaal geprepareerde kattenbak (deksel plastic aardappelbak) met ruimte voor zes glazen. Maja's in 2013. Als Maja Jorge met giga panfluit van karton met geel papier beplakt, opgebouwd uit vijf 'fluiten'. Sheiks in 2014 met een uit karton en papieren tape vervaardigd dienblad inclusief oliekannetje. Als Borrelhapjes in 2016. Een geprepareerde mayonaisetubedophoed van karton, met rode nep leren stof beplakt.

Ik ben eruit. Dit jaar gaan we als Batman. Ik maak een merkteken van Batman in karton, zwart gestift en met boeklon beplakt. Moet lukken. Creatieve dienbladen die ons altijd goed van dienst zijn. Proost.


De vreugde van door een schaduw te fietsen (09-03-2017)

Hij had nog nooit door zijn eigen schaduw gefietst. Lucky Luke. En nu moest het er toch maar eens van komen. De Daltons en Rataplan stonden aan de zijkant tussen het publiek en moedigden Lucky met luide stem en geblaf aan. Ze wisten hoe zenuwachtig Lucky was. Hij had nog nooit gefietst, laat staan door zijn eigen schaduw. Maar ze hadden er allemaal alle vertrouwen in dat het wel zou goed komen. Behalve de kleinste Dalton. Het meest vervelende en altijd kritische opdondertje van de immer gestreepte vier. Hij zag Lucky het liefst vallen, jaloers als ie was.

Nog vijf minuten en de wedstrijd zou beginnen. Lucky had toch wel wat spijt dat ie de wedstrijd was aangegaan. Hij was toch liever levend dan dood. En dat laatste, benaderde momenteel het meest zijn momentane gevoel. Maar er was geen weg meer terug. Dus ging Lucky er voor. Nog snel even een laatste shaggie pielen en vooruit met de geit ... ehhh ... fiets.

Zijn uitdager stond allang klaar. Een oneerlijk gevecht zo op de eerste hand. De schaduw van zijn opponent was namelijk veel omvangrijker dan die van hem. Een breinaald was Lucky Luke, vergeleken bij de kolos die tegenover hem stond. Waar hadden ze die ooit gevonden? Maar Lucky kende gelukkig geen angst, niet van buiten, althans. Van binnen was een ander verhaal. Maar dat hoefde niemand te weten. En zeker zijn tegenstander niet. Lucky was maar voor een ding gekomen. Een doel, een missie. De liefde.

Titia Hortensia stond ietwat gespannen langs de kant. Ook zij hoopte dat Lucky zou winnen en als eerste dwars door zijn eigen schaduw zou fietsen. Dan was zij de zijne. Voor eeuwig. Duimen maar. Lucky kon zijn ogen niet van haar af houden. Daar stond de hoofdprijs, zijn trofee, zijn liefdesgodin. Nu nog even winnen. Concilio Gigantus Toreadorus maakte geen schijn van kans. Zeker weten.


Zuidvlucht (11-02-2017) (Per abuis vergist in maand)

We tellen 2034 en ja we leven nog. Op Madeira, bloemeneiland. Het is weliswaar overbevolkt en van bloemen is weinig meer te bekennen, maar we leven nog. Iedere dag wachten we op de boot met eten. Wat zullen we vandaag weer voorgeschoteld krijgen en belangrijker, is het voldoende? De broodkruimels van gisteren, gemarineerd in flauwe tapenade, was best te pruimen en net genoeg.

Tien jaar alweer. Tien jaar geleden maakten we de oversteek. Verdreven uit onze vertrouwde Heimat, weggejaagd door boze buitenlanders die ineens ons binnenland veroverden, de macht namen, en ons de wacht aanzegden. Terecht. Wat hadden we ze de jaren ervoor uitgeknepen en vooral niet welkom geheten. Dat ze ons lieten leven is nog een grote gift. Grote gift? Groot gif? Whatever. We leven nog.

Oké de kwaliteit van leven is behoorlijk achteruit gehold. Het enige dat ons nog doet denken aan vroeger is het hutjemutje wonen. Dat we Madeira toebedeeld kregen als eiland is een mazzeltje. Onze buren, de Duitsers en Belgen hebben het slechter getroffen. In quarantaine op Lesbos en Cyprus en maar twee keer in de week eten, we willen niet ruilen.

Het weer is wel fijn. Lekker veel zon. En heel af en toe mogen we ook even zwemmen. Alleen maar omdat we als een van de weinigen meteen hebben gecapituleerd toen de Derde Wereldoorlog uitbrak, een samenspel van burgeroorlogen in het hart en de randen van Europa. De Russen, Amerikanen en Chinezen zitten er nu weliswaar bovenop, maar het zal nog wel even duren voordat ze Europa binnen kunnen. Een muur van drie kilometer hoog staat er op de Europese grens. Vliegtuigen en raketten worden vanaf de bruggen direct omlaag geschoten. Ze maken vooralsnog geen enkele kans om Europa te kapen.

God wat zijn wij blij met de Zuidvlucht van tien jaar geleden. In grote vliegtuigen zijn we overgebracht naar Madeira. Grote dank gaat uit naar alle Buitenlanders die dit hebben mogelijk gemaakt, toegestaan. Grote harten liggen daar aan ten grondslag. Een mooi gebaar om ons in leven te laten, na alle uitbuiting die ze zelf ondervonden hebben jaren-, eeuwenlang. Dat zij ons dat vergaven. Hulde.

'Mien, Mien, kom je, we mogen weer even zwemmen?'
'Verdorie, waar heb ik nu mijn zwembroek weer gelaten?'
'Doe je voorzichtig?'
'Zeker!'


Kiemkracht (13-03-2017)

De erwten koken in de pan. Van kiemen is geen sprake meer. Ze worden gewoon vermoord. Hun protest is gesmoord. Tot voor kort hadden ze nog een grote bek. Gingen de strijd aan met spek en bonen. Ze voorzagen weeral eens een achtergestelde en ondergeschoven plek op het bord. Dit keer wilden ze niet bespot en bevlekt en bepoteld worden door bijgerechten. Zij waren immers het hoofdgerecht. En niet zomaar een hoofdgerecht. Nee, zij voorzagen een adellijke Engelse Prins Heerlijk van zijn belangrijkste gang. Nee, niet de stoelgang, maar de hoofdgang.

En hij was er klaar voor. Dat hadden ze hem vanuit de keuken in de woonkamer horen zeggen. 'Ik wil erwten!' Het had geklonken als 'Ik wil Bolletje!' En ja, dan weten erwten genoeg. Dat hoef je ze niet twee keer uit te leggen. Met alle kiemkracht die de jonge erwtjes in zich droegen hadden ze de worteltjesoorlog in de keuken al gewonnen. Worteltjes waren in hun ogen sowieso inferieur qua groente. Een hoofdgerecht voor konijnen, maar toch niet voor een prins. Nee, nee, nee, dat lag toch wel gevoelig.

Even gevoelig als zijn eigenste prinses. Die lag meestal torenhoog op stapels matrassen boos te mokken. Een gevoelige tante, echt wel. Ooit had de prins gevraagd waarom ze toch zo boos was. Wel, had ze geantwoord ik voel het gewoon in mijn rug, de lattenbodem is niet meer goed. Hoeveel matrassen ik er ook op stapel, ik voel de lattenbodem prikken. En jij, jij weigert mij maar een nieuwe aan te schaffen. Omdat ie zogezegd nog niet oud genoeg is. Pas elf jaar. En hij moet vijftien jaar meegaan. Nou mooi niet. Niet deze matrassen. Twaalf waren het er. Twaalf!

De prins besloot de som op de proef te nemen. Of eigenlijk een erwt op de poef. Hij schoof dezelfde dag een harde erwt tussen het onderste en het op een na onderste matras. Eens kijken of ze dat zou voelen. Maar niks hoor. Ze sliep na drie uur boosaardig krijsen vredig in. Die drie uur waren standaard uiteraard en gevrijwaard van de resultaten van deze toch wel belangrijke lakmoesproef. De proef van de pudding zogezegd. Nou kouwe kermis hoor. Niks geen pudding of gekleurde lakmoes werd ontdekt. En de prinses moest nog vier jaar lang slapen op de twaalf matrassen.

Maar onder ons gezegd. Het is haar een rotzorg. De dramaqueen teerde weer maandenlang op het beetje aandacht dat ze van Prins Heerlijk had gekregen. Daarmee kon ze weer vooruit.


Blij dat je er bent (15-03-2017)

Niet stoer stemmen. Ik glip de deur uit als niemand me ziet. De straat leeg is. Ik kijk naar de gordijnen die nog lang niet open gaan, maar wie weet, misschien zit er wel een Jantje te gluren, of erger nog buurman Frits. Niemand mag me zien. Gisteren bij onze hangplek in buurtpark Gulden Fonteijn hebben we een deal gesloten, bezegeld met een bloedoffer. De grote vijf. We gaan niet stemmen. Op die manier laten we zien dat we het er niet mee eens zijn. Met Mark, kornuiten, politiek, gehuichel, geslijm, beloften die niet uitkomen, gemarchandise, pluchegevechten. Het kan ons niet ver genoeg gaan.

Snel steek ik de straat over. Ik weet ook al waar ik ga stemmen. Drie buurten verder. Daar kennen ze me niet. In wijkcentrum de Googelaar. Ik mijdt de brede laan Burgemeester Strijp van Deken. Want daar wonen twee bloedbroeders, bankgenoten. En die zijn altijd vroeg op. Langs de Kruisstraat zie ik geen heilig boontjes. Oef, dat is weer een meevaller. Er zitten namelijk wat klikspanen tussen. En als die iets zien dan wordt het door de goegemeenschap voor waar aangenomen.

Daar is de stemlocatie. Een oude viswinkel die al negen jaar leeg staat. Eindelijk. Nooit gedacht er zonder kleerscheuren te komen. Even de omgeving spotten. Goh, wat stinkt het hier. De gemeentedienst is er al een tijdje niet geweest. Je weet maar nooit wie er plots verschijnselt, tegen alle afspraken in. Het stemlokaal is nog niet open. Wel zijn er al reclameposters op wankele driepoten geplaatst. Mijn partij staat er ook bij. Dat hebben de vijanden van de grote vijf gedaan, zou buurman Frits denken. Zeker weten. Ik niet. Ik ben blij dat de poster er staat. Hij knalt eruit. Met gouden randjes dit keer. Een slimme keus. Het midden is fluo-oranje. Het heeft een zuigende werking en doet je ogen openen. De andere posters slaan erbij dood. Dat is alvast de eerste winst.

De deur gaat open en ik spring als eerste naar binnen. Totdat ... Frits een hand op mijn schouder legt. Hij is me blijkbaar gevolgd. Zeg kerel, jij ook hier, stouterd, dit is niet de afspraak, bralt hij in mijn oor. Maar ik doe met je mee heur, niet verder vertellen. En samen duwen we het aangekruiste krantenpapier in de gleuf. En op wie? Die? Ja, die. Ik ook. Borreltje? Borreltje en sigaar.


Wezensvreemd (17-03-2017)

Hij zit voor zich uit te staren, in het niets. Dat geeft hem rust. Een heel klein mannetje, gifgroen, met hele magere armen en benen. Vel over been. Er heerst grote armoede in zijn lijf. Hoe lang moet hij dit nog verdragen? Zitten lukt haast niet meer. Zijn zitbotten zijn doorgesleten. Het lijkt wel of ie op schuurpapier zit. Van hele slechte kwaliteit. Het schroeit en het zeurt. Staan houdt ie sowieso niet lang vol. Zijn magere benen kunnen hem amper dragen. Liggen dat geeft nog het meeste ontspanning. Voor zover er sprake is van het kunnen en mogen ontspannen.

Waakzaam ziet hij zijn omgeving meestal tegemoet. Overal loert gevaar. Het boezemt angst in. Angst in zijn kleine borstkast. Een borstkast gevuld met bang hart en slappe ballonlongen. Piepen doen ze soms. Uren aan een stuk, zijn flutlongen. Jarenlange arbeid hebben zijn longen stukgebeten en uitgehold. En nu, nu kan hij alleen nog maar voor zich uit staren. Met moede lede ogen. Vroeger waren ze nog helblauw. De vrouwen vielen als bosjes voor zijn droeve blauwe blik en zijn volle lange wimpers. Nu hangt er geen haar meer aan en het helblauw is overdekt met grijs. Dofgrijs. Hoe moet het nu verder? Dat is wat het kleine mannetje denkt.

'Kijk mam, wat is dat voor raar mannetje?'

'Sjors, zo praat je niet tegen die meneer.'

'Waarom is ie groen, mam?'

'Sjors, Sjors! Houdt eens op met wijzen, laat die man met rust.'

'Waarom beweegt ie niet mam, kijk ik kan hem aanraken, hij doet helemaal niets.'

Sjors, en nu hier komen, onmiddellijk!'

Het kleine mannetje kijkt wezensvreemd voor zich uit. Hij is er even niet.


Alsnog gehecht (19-03-2017)

Met zijn ziel onder de arm sjouwt Joost door het bos. Zal hij het doen, vandaag? Dieper en dieper komt hij tot de kern. De bomen worden steeds dikker, het pad dunner. Hij kan maar een kant op. Maar is het eigenlijk wel de kant die hij wil? In het midden van het bos daar wil hij het doen. Een mooie open plek. Groen, met sprankjes zonlicht. Want eerlijk is eerlijk, er dwaalt nog een sprankje hoop in het nog jonge lijf van Joost.

Hoe is het toch zover kunnen komen? Alles, maar dan ook alles lijkt bij Joost op orde te zijn. Knappe vent, intelligent, warm nest, lots of friends, en iedereen werkelijk iedereen wil iets van deze adonis, de ideale schoonzoon. Ook dat nog. En juist dat beklemt Joost. Het plaatje dat af is, in de ogen van de buitenwacht. Maar voor Joost gelden hele andere normen. Hij is doorsnee beu. Hij houdt niet van geluk. Lijkt voor het ongeluk geboren. Sinds kort is hij daar achter gekomen. Een bijzondere lotsbestemming.

Het einde nadert. Van het pad in het bos en van zijn eigen weg. Daar is de open plek. Een geweldig mooi traatje. Met de perfecte boom. Een knots van een eik. Hij gooit het touw over de laagste tak die net hoog genoeg uitsteekt. Van een takkenbos maakt hij een trapje. Hij stapt op het bosje en wordt dan plots geraakt. Geraakt door een rare bestemming. De zon straalt recht in zijn gezicht en stelt de belangrijkste vraag uit Joost zijn nog korte leven. Waarom? Waarom, ja waarom? Daar heeft Joost nog geen moment over nagedacht. Tot voor kort liep alles vanzelf en op rolletjes. Waarom? Verhip. Joost alsnog gehecht. Het laat hem niet meer los. Waarom, ja waarom? Gehecht aan levensvragen. Voor altijd.


Vrees bewaarheid (23-03-2017)

Leugens om bestwil boezemen soms angst in. Zowel voor de drager als de ontvanger. Als drager van de leugen wil je de ontvanger van de leugen liefst niet opzadelen met een rotgevoel. Sterker nog, de leugen om bestwil moet dat juist voorkomen. Maar stel nu, dat de drager zelf vrees heeft voor het bekennen van waarheid. Dan heeft ie een probleem. Zijn vrees bewaarheid, dat hij zijn eigen waarheid moet inslikken en verpakken, verhullen als het ware. En voor hoelang? Niet onbelangrijk. Hoe lang moet hij als drager van de leugen de waarheid verstoppen? En weegt de vrees voor waarheid wel op tegen het ongemak van de leugen. Waarom niet meteen vertellen waar het op staat? Ik ben er klaar mee. Klaar! Nee, hoor. Stug volhouden, tegen wil en dank. Ik ga het je niet vertellen. Ik vertel jou een leugen om bestwil. En dat terwijl je verrekte goed weet dat de wil niet best is.

Veel beter zou je de bestwil inruilen tegen bestmag of beter nog bestkan, nee nog beter, bestmoet. Bestmoet doet goed. Het voelt als een verzadigd loslaten van stoelgang. Opluchting. Relief. Geen enkele vrees hoeft daarna nog bewaarheid. Loslaten. Zo fijn. Daarop reageren mensen nu juist zo bangelijk. Het loslaten? Wat heeft een mens te verliezen denk je dan? Wat houdt ie vast? Leugens om bestwil. Wat een energie dat kost. Loslaten, loslaten. Geen wrijving meer, geen energieverlies. Wat schuurt moet bevrijd. Wezen. We en zen moeten we wezen. Dat helpt. Met elkaar. Met elke aar van ons zijn. Met vriendelijk gebaar. Loslaten zeg ik. Baren. Onbevreesd. Het geeft lucht en leven. Waarheid. Laat het los. Alle waar en al het ware. Uiteindelijk gaat iedereen dood. Vrees niet langer waarheid en bewaarheid. Angst is een dooddoener. Laat los.


Autootjes (27-03-2017)

Hebben jullie er ook zoveel last van? Autootjes. Vreselijk, wat een rotdingen zijn dat. Ja, ja, ik weet het. Hier maak ik geen vrienden mee. Hoeft ook niet. De dood aan de autootjes of de gladiolen. Zeker aan doodrijdautootjes. Blinde doodrijdautootjes. Blinde doodrijdautootjes die Danny heten. Grote gruwel. Dat zijn de ergste. Rijden blind rond en kijken nergens naar. Rijden eenrichtingstraatjes in en weten dan nooit te keren. Het keert dan tegen zich. Het keert Danny tegen zich. Maar ja, het kan ook haast niet anders. Alle autootjes mankeren voort wel iets. Of ze nu Maseratje of Lamborginmettonic heten, of gewoon Fort of Oepelop. Of ze nu gekleed of gekleurd zijn in de laatste trend. Met afro-, Messi- of geen kapsel. Het doet er niet toe. Ze rijden stuk voor stuk tegen een blinde muur, die staat op pakweg negen meter afstand, wachtend voor een witte Colgate-streep. Het stijve stoplicht in strakke broek staat dan al op rood. Wat zouden we toch zijn zonder scheidsrechters in ons leven?

En nu staat zo'n autootje weer in de krant. Te koop. Wilde Bulgaar. Zo goed als nieuw. Nog geen 10.000 km op de teller. Nog nooit een grote beurt gehad. Een koopje zogezegd. Made by Sweden. Een wilde Bulgaar made by Sweden? Het moet niet gekker worden. Franse slag waarschijnlijk. Daarmee worden we nooit wereldkampioen. Meedoen is belangrijker dan winnen, zeg ik dan. Maar dan moeten we wel eerst meedoen. Of zullen we ons beter focussen op de wereldkampioenschappen schaatsen. Met harde banaan op de harde baan, ervoor gaan. Of richten we ons op het WK darten? Een van de twee. Oh Barneveld, oh Barneveld, zijn uw kippen al geteld? Als 's ochtends vroeg het haantje kraait, dan is er weer een kip ...

Nee, laat mij voorlopig maar nog even met autootjes spelen. Dinky toys.


Een geruite jurk (29-03-2017)

Brabants bont, rood en wit, dat is toch prachtig. Bloedrood, bloedmooi. Zeker in het groene Brabant. Trots kloppen de harten in borst en keel. Op het volkslied dat niet is. De provincie is er nog niet uit. Guus- en Corrymoe. Ze zoeken nieuw talent. Een ballad of een rap? Een ding is edoch zeker. De tekst moet fiere ferme platte taal bevatten. Werk aan de winkel dus. Een schrijfwedstrijd wordt uitgeschreven. Iedereen mag meedoen. Amateurs, profs, straatmuzikanten, troubadours, dj's, ongerijmd.

Vier weken later, de audities vinden plaats. Veel look-a-like Gusen en Corries. Ook een vreemde vrouw met oranje pruik, een rare min. Mannen met wanten om hun nek. Een oude opa met lange witte baard en wat ander gespuis. De meesten doen maar wat. Een meisje echter, steelt de show. Gekleed in een geruite jurk. Rood met witte vakken hoe toepasselijk. En ... heel slim. De songtekst op haar mouwen gespeld, in flinke hanenpoten, in haast alle witte vakken. In ieder vakje een couplet. Ze zingt loeihard langs haar mouwen. Wat een tekst! Wat een melodie! Een echte meezinger ook. Het gaat erin als koek. Ook bij de jury.

En dan hier het refrein.

Oh Brabant, oh Brabant, wat hou ik toch van jou
Meer moet dat niet zijn
Hier gaan we voor de liefde en de gein
Hoedou, hoedou, hoedou en debankt
Wat zing ik nau?
Houdoe, houdoe, houdoe en bedankt!



Een open einde (31-03-2017)

Daar kun je helemaal niets mee. Het kan namelijk alle kanten op. En toch, het zijn de meest intrigerende zaken. Open einden. Zeker als ze plaatsvinden op de laatste pagina van een boek of in de laatste seconden van een film. Het maakt ze over het algemeen goed. Dat geldt niet voor iedereen. En ook dat is goed. In de consumptiewereld waarin we onder andere in het Westen leven, wordt het vaak slecht verteerd. Open einden. Het vult niet. Geeft niet onmiddellijke bevrediging. Sterker nog, het laat grote leegte achter. Een creatieve veelvraat edoch smult ervan. Heerlijk of gruwelijk fantaseren over wat mogelijk komen gaat. In het hoofd een feest. Maar dat geldt niet voor leeghoofden. Die hebben eerder last van hun buik.

Het meest bijzondere open eind dat ik ooit zelf heb meegemaakt durf ik eigenlijk niet te vertellen. Het is namelijk te gruwelijk. Zeker voor mensen die mij goed kennen. Maar ook nieuwe lezers zullen vanaf nu het liefste wegkijken. Dat is ook meteen de kracht van open einden. Je moet er even doorheen. Met je hoofd. Maar niet te lang. Heel even ervaren, maar ... wel liefst op het laatste moment terugtrekken. Dat hoofd. Een gesloten eind dat wil je niet. Daar is niemand bij gebaat. De hoofdpersoon niet, zijn familie, vrienden en kennissen niet. En zelfs de lezer niet. Open einden moeten gewoon open blijven. Altijd. Het zorgt voor de beste cliffhangers ook. Het moet immers verder. Het verhaal. Jouw verhaal. Mijn verhaal. Hoe dan ook.