31-01-2013

Columns van Harrie (Januari 2013)


Hans Worst / Gein & ongein / 02-01-2013

Alle lijstjes kunnen weer worden opgeborgen. Een nieuwe start is gemaakt. Zo ook in mijn geliefde loofbos. Dat beloofd. Het afgelopen jaar is de eik met stip bovenaan geëindigd. De berk en de linde op nummer twee en drie. Ze zijn het afgelopen jaar met grote afstand verslagen. Dikke tranen berkenwater huilde die, de berk. De linde is, mede door de theecrisis in China, van plaats één omlaag gekukeld naar plaats drie. Hij zal zijn stinkende best doen om in 2013 weer bovenaan te eindigen. Nu maar hopen dat ie stand houdt, de eik. Internationaal gaat het namelijk niet best met deze grote jongen. Zeker in Amerika krijgt ie het hard te verduren. Daar wordt al zware belasting geheven op deze edele houtsoort. In Rusland is daarentegen een agressieve eiken vorm opgedoken. Luid en recalcitrant heeft ie in een kerk gepreekt. Tegen Poetin, nota bene. Gevolg. Gevangenisstraf, in afwachting van werkkampje Siberië. Daar mag ie zich straks bezighouden met het klein zagen van Russisch eiken tot duplolego. Voor de export uiteraard. Snijden in eigen vlees heet dat.
Mozes kriebel, gris mich nich. Wat een lawaai hoor ik toch in mijn bos. Zie ik dat goed? Er rennen allemaal halfnaakte mensen tussen de bomen. Met gekleurde mutsen op? Het is niet waar. Ik houd een halfnaaktloper tegen en vraag wat ie hier doet en waarom hij half gekleed is. Het is een klein mannetje. Hij draagt slechts een zwembroek in tijgerprint en een oranje soepmuts met verticale strepen in Nederlandse driekleur. Hij heet Hans. Hans Worst. Bibberend vertelt hij mij dat ie speciaal gekleed is voor de situatie. En nee, de naam Hans Worst, daar is ie niet blij mee. Hij wordt er vaak mee geplaagd. Vooral sinds hij een baantje heeft bij de klantenservice van de Hema. Uit piëteit heeft de bedrijfsleider hem beschermd tegen zichzelf en hem overgeheveld naar de telefonische Helpdesk. Het kleine mannetje had namelijk ook nog eens een hele grote neus.
Hoezo gekleed voor de situatie? Wil ik nog weten. Maar het mannetje houdt het niet meer van de kou en stuitert bibberend het ijskoude water in van de kikkerpoel een stukje verder in het bos. Na hem volgen er nog velen. Raakhout bekijkt het vanaf de kant. Boven zijn hoofd zie ik een groot vraagteken hangen. En ook ik denk. Dit slaat kant nog wal. Ik tel zes kletsnatte tijgerbroekjes en heel veel oranje bikini’s. Het is geen gezicht. Al die witte lijven, rode neuzen en blauwe bekken. Daar ga je spontaan van krijsen.


Paddologie / Gein & ongein / 07-01-2013

Raakhout doet zijn watjes uit de oren en kijkt wat suffig om zich heen. De paddensherry is hem niet echt goed bekomen. Hij braakt vliegjes zonder vleugels en het stinkt verschrikkelijk. Gelukkig is het oudjaar voorbij. Mozeskriebel wat was 2012 oud. Allemachtig. Stokoud. De honden lusten er geen brood van. Crisis overal. Flauwekul. Alleen maar in het Westen hoor. De Westerse mens heeft zichzelf in 2012 gewoon buiten westen gecrisist. Erg jammer. Beter zou de Westerse mens zich laten inspireren door de paddologie. Dan zou het lang niet zo gauw k.o. gaan. Van k.o. naar oké, is in de paddologie slechts een kleine stap. Een Kuiperstapje zo gezegd. Voor de mensheid supergroot, voor de kleine mens een kikkersprongetje. Zweverig? Gris mich nich. Met drie volle supermarktkarretjes door een eikenbos rennen, dat is pas zweverig. Of ben ik hier nu toch in de war met aards? Aardse hamsters. Spuuglelijk dat aards. Raakhout hoest nog wat kleine insectjes zonder pootjes op. In de groene drab valt nauwelijks de toekomst te voorspellen. Laat staan de voornemens voor 2013. Maar één ding is zeker. De paddologie zal in 2013 van zich doen gelden. Het zal troost bieden, rust en vrede. Het zal de mensheid tillen naar een hoger niveau. Een niveau dat zowel voor de Westerse en Oosterse mens haalbaar zal zijn. Een niveau waar Noorderlingen en Zuiderlingen ook mee uit de voeten kunnen. Daar kan geen Franse heilige boon of berg tegen op. Ook de geelzwart gestreepte cultus van de Maya’s zal er nog geen puntje aan kunnen zuigen. In de paddologie vergaat niets. Alles komt terug. Sterker nog het zal alleen maar verdubbelen. Het geluk, het evenbeeld. Het verschijnsel Weronika zal van zich doen spreken. Vele geboortemensen zullen zonder het te weten hun reservemens lanceren. In tijden van crisis zorgt dit voor extra humaan kapitaal. De look-a-likes zullen veel zorgen en werk overnemen van de geboortemensen. En het mooiste van al is dat ze het niet eens in de gaten zullen hebben. Het biedt veel bijkomende voordelen. Zo zullen de reservemensen zich presenteren op alle nieuwjaarsrecepties. Dat bespaart de geboortemens een hoop handjes schudden en herpes. Het voorkomt irritant mond- en klauwzeer. Voor het maag- en darmkanaal is het ook veel gezonder. De overdaad van het uiteinde van 2012 hoeft dan niet meer dun te worden uitgepoept. Met de reservemens is een schone start gegarandeerd. Uch, roept Raakhout en spuwt in één grote sierlijke golf wel vijftig paar vleugeltjes en pootjes uit. Raakhout de geboortepad of Raakhout de reservepad?


Sterk spul / Gein & ongein / 15-01-2013

Midden in mijn bos staat een man keihard te huilen tegen een boom. Af en toe slaat hij met zijn hoofd tegen zijn arm. Die arm is sterk en voorkomt natuurlijk dat ie met zijn hoofd tegen de boom butst. Want zo erg is zijn verdriet nou ook weer niet. Hij kijkt wel uit. De krokodil die aan de voet van de boom ligt schudt zijn krokodillenkop. De tranen van de man kletsen keihard op het krokodillenleer. Het wordt er lekker soepel van. Bijna zo soepel als een Brooks zadel. Maar ja, wie heeft dat nu nog op zijn fiets zitten? Het is tegenwoordig allemaal futuristisch en duur plastic. De krokodil knippert wat met zijn ogen om te voorkomen dat de tranen van de man in zijn ogen kletsen. De krok ligt er wat duf bij. Hij is verzadigd. Een uur geleden heeft hij zich te goed gedaan aan een dikke negerin met een afschuwelijk kapsel. Zijn tanden heeft ie bijna op haar stuk gebeten. Zo taai was dat mens. Ze stelde ook de verkeerde vragen. Aan de man die tegen de boom zijn verdriet staat uit te huilen. Een watje is het, die man. Groen en geel zag hij van de vragen die op hem afgevuurd werden. Dat verschrikkelijke mens wilde hem zwart maken. Maar daar trapte hij niet in. Hij had genoeg leugentjes op voorraad. De vrouw kankerde wat over truien en toeren. En dat ze zo’n begrip had voor zijn situatie. Situatie? Welke situatie? Wat een theater maakte die vrouw zeg. Wat een toestand? In het geheim hadden ze afgesproken. De man en de vrouw. De krokodil had hen gevolgd. Hij wist wat er zou komen. Dat hadden een paar muskieten hem in zijn krokodillenoren gefluisterd. Hij had dan ook allang bepaald wie hij het eerste zou verorberen. Met huid en haar. De croque-madam uiteraard. De zwarte haren van haar pruik staken als een weerborstel tussen zijn tanden. Best lastig. Nou moest ie wel eerst nog even zijn kostje laten zakken voordat ie aan het mannetje kon beginnen. Het was een pezig baasje, dus dat zou wel enige moeite kosten. Hij moest wel even lachen toen de zwarte vrouw aan de man vroeg waarom hij zo’n maffe trui aan had. Rood met witte stippen. Die had hij gekregen van een raar bosmannetje dat hier ergens in het bos rondliep. Ze hadden elkaar gegroet. En het bosmannetje had hem gelijk herkent. De slikkende fietser. Hij wilde wel een lans voor hem breken. Beter dan andersom, toch? Dat hijzelf zou breken, toch? Het enige dat hij hoefde te doen is te gaan zitten op een grote paddenstoel. Juist ja, die daar. Rood met witte stippen. De paddenstoel die zorgde immers voor aflaat. En ja, met de juiste aflaat ben je van alles gezuiverd. Tot op de graat. Of in zijn geval. Tot op de spaak. Maar helaas. Het had niet tot het gewenste resultaat geleid. Dat zwarte vrouwmens had namelijk toch de foute vraag gesteld en niet onbelangrijk, slecht betaald. Fifty fifty waren ze overeengekomen. Gelijk oversteken heet dat in vakjargon. De kijkcijfers waren uiteindelijk allesbepalend. Vandaar de geheime afspraak. Dat zou namelijk nog meer kijkers genereren. En generen. Maar dat zal pas achteraf blijken. In al zijn toeren had de huilende man bergen en dalen doorstaan. Slinks en sluw had hij met iedereen spelletjes gespeeld. Helaas was hij vergeten dat hij en hij alleen, het middelpunt van zijn eigen spel was. Allesbepalend en met een groot epo. Gedrogeerd en verslaafd aan resultaat. Volgevreten, maar ook ziek, zwak en misselijk, viel hij uiteindelijk ten prooi aan zijn eigen spel, aan zichzelf en aan de krokodil. Die huilde alsnog, dikke vette …


Lana Do Ree / Gein & ongein / 16-01-2013

Zucht. Gris mich nich. Raakhout is weer eens verliefd. En niet op zomaar de eerste de beste. Ik had het eigenlijk al stiekem in de gaten. Hij maakte de laatste tijd van die maffe paddensprongen en hij blies ook regelmatig zijn wangen vol. Nou doen padden dat wel vaker. De wangen volblazen. Maar dit was anders. Het leek verrekte veel op zo’n foute bouwvakker die na het verorberen van een sesambeschuitje het vrouwelijk schoon tracht aan te fluiten. De dame waarop hij verliefd was droeg geen naaldhakken en ook geen sexy panty’s. Ze droeg wel heel aparte kleren. Het waren kleren die schreeuwlelijk waren en veel, heel veel lawaai maakten. Ik ken een Noorse kunstenaar, hij rust in vrede, die daar stik jaloers op zou zijn. Op die kleren dan. Niet op het verliefd zijn. Daarvan zou hij alleen maar onrustig van zijn geworden. Edward, zo heette de kunstenaar, hield van rust. Met name Noorse rust en van hout. Noors hout. Net als die vier gasten uit die Engelse havenstad. De kevers. Ze schreven er ooit een liedje over. Raakhout houdt wel van kevers. Zeker van vetgemeste kevers. Die zitten er genoeg rondom zijn favoriete poel. De Leverpoel. Ja, die heeft hij zo genoemd omdat hij de spiegel van de poel gebruikt om er alles in te spuien wat hij op zijn lever heeft. Toevallig wordt deze poel ook gebruikt door bosgasten. Gasten die het even niet meer kunnen ophouden, laten in de bosjes aan de oever hun onaangename zaakjes vallen. Vanuit de hurken. Poepgasten zijn het. Ze poepen alsof hun leven er van afhangt. Voluit. Wat wel weer lekker is voor de mestkevers. Die badderen er maar wat graag in rond. In de mensenmest. Aan de kant van de Leverpoel zit Raakhout nu bijna dagelijks wangen- en bellen te blazen. Het is ook aan de oever van de Leverpoel waar Raakhout verliefd raakte. Vorige week had hij haar voor het eerst gezien. Het mooie paddenmeisje in de foeilelijke kleren. Ze maakte enorm veel geluid. Eigenlijk moet ik zeggen, ze maakten heel veel geluid. Maakte met een n. Want het was niet het meisje maar de kleren die het geluid veroorzaakten. De kleren schreeuwden rare lettergrepen die Raakhout nog nooit gehoord had. Dat bracht hem wel wat in vertwijfeling. Maar het paddenmeisje was zo mooi dat hij met gemak door de luidruchtige kleren heen kon kijken. Haar broek schreeuwde keihard Za. In up tempo en continu in herhaling. Za! Za! Za! De lelijke blouse die ze aan had schreeuwde nog harder dan de broek. Lan! Lan! Lan! Raakhout kon er werkelijk geen touw aan vastknopen. Van alle lelijke kledingstukken die het paddenmeisje aan had schreeuwden de schoenen nog het hardst. Do! Do! Do! Ha, ha. Do. Ja, ja, die kende Raakhout wel. Dat brave Brabantse meisje met die zwoele stem. Maar die eerste twee dames die kende Raakhout niet. Za? Hij kende wel een Zsa. Zsa Zsa uit Boedapest. Ook een mooi meisje. Van Lan had ie nog nooit gehoord. Van Lana wel. Lana Do Ree. Een mooi hertje uit New York. Het mag duidelijk zijn. De verwarring was groot voor Raakhout. Eén ding was wel zeker. Raakhout raakte volledig gebiologeerd door het vreemde luidruchtige paddenmeisje. Het liefst had hij haar onmiddellijk besprongen. Maar dat doe je niet als deftige pad. Dat is zeer onbeleefd. Het paddenmeisje had direct in de gaten hoe de vork van Raakhout in zijn steel zat. Ze wist ook dat die er het liefst uit wilde springen. Maar dat was niet haar bedoeling. Voorlopig liet ze Raakhout in de ban. Luidruchtig huppelde ze verder. Raakhout achterlatend in zijn roze roes.


Paddenpiel / Gein & ongein / 23-01-2013

Bedwelmd door zijn eigen roes volgde Raakhout zijn paddenmeisje het hele bos door. Zijn hart bonkte in zijn keel. Wat was ze mooi. En wat huppelde ze verleidelijk met haar paddenbillen. Ze moest wel in de gaten hebben dat hij haar volgde. Dat wist Raakhout bijna zeker. Zijn paddenpiel reikte al ver omhoog zo opgewonden was hij. Kon ie niks aan doen. Zo werkte dat gewoon bij het verliefd zijn van padden. Die irritante vork versperde wel voortdurend zijn weg. Hij klotste regelmatig tegen zijn paddenbuik. Hij zwiepte af en toe gevaarlijk op en neer en hij moest goed opletten dat hij er niet over struikelde. Plots had hij een geweldig idee. Aan de rozenstruik die hij zojuist voorbij liep hing een lange losse tak. Snel wrikte hij de tak los. Het was net alsof het paddenmeisje dit in de gaten had. Want ze hield wat in. Het leek ook even of ze achterom keek. Ze zwierde daarbij haar blonde lokken losjes en verleidelijk in haar nek. Zag hij dat nou goed? Knipoogde ze nou naar hem? Snel bond hij zijn paddenpiel met de rozentak vast tegen zijn buik. De tak was net lang genoeg om drie keer om zijn middel te binden zodat hij makkelijk een knoop kon leggen aan de zijkant van zijn ruggetje. Dat prikte niet zo. Zo dat liep en sprong een stuk makkelijker. Nu kon hij met gemak zijn mooie luidruchtige paddenmeisje volgen. Ze maakte nog steeds vreselijk veel herrie met haar kleren. Maar dat vond Raakhout geen enkel probleem. Het was zelfs veel makkelijker om zijn mooie meisje te volgen. Langs de weg telde Raakhout een aantal schapen. Die stonden hem een beetje bleu aan te koekeloeren. Het moet ook een maf gezicht zijn geweest. Zo’n pad met een opgebonden paddenpiel. Raakhout had verbaast in het voorbijgaan naar de schapen gekeken. Ze hadden allemaal niet vier maar vijf poten. Hij wist toch zeker dat hij niet hallucineerde. Zijn mooie meisje was in een keer verdwenen. Zo leek het toch. Totdat hij haar in een keer spotte achter het raampje van zijn favoriete boscafé de Zoute Stengel. Snel stapte hij naar binnen en liep linea recta naar de bar. Hij bestelde snel twee Schrobbelèr bij het kleine mannetje achter de bar. Die was nieuw hier. Man wat had die vent een pruillip en een valse pruik. Hij sprak ook een raar taaltje. Nog het best te omschrijven als nep Jordaans met Brabants accent. Raakhout twijfelde of de nieuwe barman nou enorm bekakt was of verschrikkelijk gay. Hij hield het bij het laatste. Snel schoof hij aan bij zijn mooie luidruchtige paddenmeisje en zette de twee Schrobbelèr op tafel. “Hoe heet jij, lieverd?” sliste Raakhout op zijn aller zwoelst. Het paddenmeisje kon niets anders doen dan gebiologeerd kijken naar de fiere paddenpiel die een klein stukje boven de tafel uitstak. Hij bloedde een beetje door de doornen die in het paddenvlees staken. “Ik heet Maria, Maria Magdalenenja, lieverd. Maar waarom heb jij in hemelsnaam jouw paddenpiel een doornenkroon opgezet? Je bent toch geen heilig boontje, wèl?” Raakhout stond even met zijn mond vol tanden. Zo ook de nieuwe barman.


Huigelen / Gein & ongein / 26-01-2013

Kwade tongen spreken van een nieuw fenomeen in mijn loofbos. Geloof me het is geen kattenpis wat er verteld wordt. Gelukkig leg ik mijn oren altijd goed te luister. Ze zijn dan wel oud die oren, maar wat er tussen zit werkt nog prima. Eén plus één is twee. Ik bedoel maar. Gelukkig spreek ik ook de taal der dieren en planten. Best wel handig als je in een bos woont. Maar eerst eventjes over die kwade tongen. Want dat zijn me toch een paar koekenbakkers. Je kent ze wel van die verschrikkelijk bekakte boshyacinten die de godganse dag gif spuwen op al wat leeft. Ze zijn zo jaloers als valse apen. Brulapen. Ja, ja, die kwade tongen beweren dat er onlangs een beestje in het bos gespot is met een tong van wel vier meter. Vuurrood. Dat is toch wel heel bijzonder. Maar het ergste moet nog komen. Die vermaledijde boshyacinten denken gezien te hebben dat het beestje met de supertong geprobeerd heeft er een heel luidruchtig paddenmeisje mee te vangen. Hoe de hyacinten dat vernomen hebben? Heel simpel. Een klein bosje hyacinten zat tegenover het boscafé de Zoute Stengel. Zoals iedereen weet, zijn hyacinten gezegend met een scherp zicht. Daar staat dan weer tegenover dat ze een ruime blik ontberen. Het zij zo. Hoewel ze het zicht dikwijls fout interpreteren is hetgeen ze zagen wel belangrijk voor het verhaal. Belangrijker nog. Er was ook overeenstemming over hetgeen ze zagen. Allen zagen en interpreteerden datgene wat ze zagen overeenstemmend. De vitrage die voor de caféraampjes hingen konden het niet verhullen. Dat gold ook voor de vrouwentongen die strak, groen, messcherp, fier en witbehaard, recht overeind stonden. Heel, heel, heel langzaam had Raakhout aangelegd met het luidruchtig mooie paddenmeisje Maria. Maria Magdalenenja was er even stil van geworden. Zo’n gladde tong had ze nog nooit meegemaakt. Er leek ook geen einde aan te komen. Raakhout rolde hem heel langzaam en uitdagend uit. Zijn tong gleed langzaam over de tafel richting Maria. Die raakt meteen erg opgewonden. Dat was te zien aan haar rode koontjes. De tong gleed langzaam om haar heen. Eerst over haar stoelleuning en vervolgens achter haar rug om langzaam richting nek. Dat kriebelde wel een beetje. Het prikkelde haar erogene zones. Gelukkig hielden die zich verdacht stil. Boshyacinten hebben overigens naast een scherpe blik ook een scherp gehoor. Maar dat terzijde. De tong van Raakhout begon nu ook wat lichtjes te zweten. Dat vond Maria niet erg want zo te zien rook het best lekker. Ze trok haar neus er niet voor ook. Het hoogtepunt was ook bijna daar. De grote rode plakkerige tong gleed losjes via Maria’s nek langzaam onder haar oor, richting wang. De tong produceerde een licht slissend geluid en dat maakte Maria botergeil. Heel even gleed de tong weg van haar gezicht en maakte een draai van 180 graden. Heel eventjes was er oogcontact. De tong verdronk bijna in de ogen Maria en ging over tot een ultieme amoureuze aanval. Met huid en haar verslond de tong Maria’s hoofd. Kirrend van plezier kroelde Maria met haar hoofd tegen de huig van de plakkerige tong. De boshyacinten zuchtten diep. Ze waren getuige van een bijzonder fenomeen. Een viermeter lange liefdesdans. Het huigelen. Nog nooit eerder vertoond.


Blonde manen man / Gein & ongein / 29-01-2013

Brittzl … djeu. Gris mich nich. Het moet niet gekker worden in mijn bos. Er loopt hier weer een huilende man rond. Hij draagt blonde manen. Een veertigplusser schat ik in. Dit keer niet een rode trui met witte bolletjes. Nee hij loopt een beetje gebukt, in een oranje tuniek. De handen op zijn rug. IJsberend. Hij mompelt wat in zichzelf. Ik kan het gemompel amper verstaan. Iets over scepter zwaaien en feestjes vieren. Appeltje, eitje. Zwart bont. Het lijkt wel of ie ijlt. Tussen de bedrijven door recht hij af en toe zijn rug en roept met krachtige stem. "Sterk blijven. Rechtop. Kin en borst vooruit. Presenteer geweer." Nerveus blikt ie om zich heen. Ziet niemand hem? Hoort niemand hem? Hij loopt nu van boom tot boom. Inspecteert bij iedere boom de stam, de takken en de bladeren. Het staat ze goed. Het vol ornaat. Met een droog kuchje hoest hij over de epauletten van zijn oranje tuniek. Met zijn mouw veegt hij er lichtjes over heen. Zo dat blinkt tenminste weer. Hij moet er onberispelijk uitzien. Dat is het minste dat van hem verlangd wordt. Lang houdt hij zijn rug niet recht. De blonde manen man vlijt zich zachtjes neer op een steen vlakbij het bosven. Om vervolgens in huilen uit te barsten. Een orkaan van tranen. Tijd voor bespiegeling gunt hij zichzelf niet. Driftig gooit hij wat takken en kleine steentjes in het water. Zijn eigen aanzien in de waterspiegel is te confronterend. Absoluut niet koninklijk. Vreemd voor een waterman in hart en nieren. Ooit vertoefde hij prinsheerlijk onder het gewone volk. In gedachten waant hij zich terug student. Achter kippetjes en pils aan. Op zoek naar licht vertier. Wetend, beseffend dat de dag ooit komen zal. Altijd die dreiging. Het monster der verantwoordelijkheid. Liever speelde hij voor eeuwig nar. Hofnar. Tot in lengte der dagen. Hij mist zijn vader. Dat was nog eens een goede clown. Langzaam richt de blonde manen man zichzelf weer op. Het huilen heeft hem goed gedaan. Misschien een laatste snik. Wie zal het zeggen. Non de djeu, brittzl mich. Daar staat waarachtig een houten prins koning te wezen. Springend over zijn eigen schaduw en over de schaduw van vrouw en kinderen. Koek en tango. Dat is zijn lot. Polderpolka’s moet hij dansen. Knarsetandend. Maar hij kan het. Hij moet.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.