Gisteren wist ik het nog. Vandaag ben ik het kwijt. Morgen begint de zoektocht opnieuw. Naar vraag en antwoord. Net als vorige week. Een week die een maand leek te duren. Met allemaal vragen en geen antwoorden. In het jaar van de halve eeuw. Ik zou toch beter moeten weten. Ik krijg geen antwoord. Wel steeds meer vragen. Waar zal ik toch eens zoeken?
Alle antwoorden waaien ergens rond, zo maar in de wind. Dat is me ooit verteld. Maar ja. In welke wind? Ik waai met alle winden mee. En ja, zo af en toe vang ik een antwoord. Een antwoord dat meteen weer nieuwe vragen oproept. Ik neem een wijs besluit. Ik stel alleen nog maar vragen. De antwoorden verzin ik zelf. Met behulp van een gemene mededeler. Mijn middelvinger.
Ik bombardeer hem tot mijn windvaan. Bij elke vraag die bovendrijft steek ik hem in de lucht en sluit mijn ogen. Ik bepaal de richting van het antwoord. Maar helaas, uit alle hoeken waait advies. Mijn windvaan raakt van de wap. Hij piept en hij fluit. Uit protest slaat hij mijn stortvloed aan vragen keihard in de wind. Opstandig houd ik hem strak omhoog. Hij is mijn boei, mijn baken. Totdat hij breekt. Verdomme. Mijn gemene mededeler laat me in de steek. Aan wie en hoe richt ik nu mijn vragen?
Ik heb geluk. Een klein antwoord blijft aan mijn vinger hangen. Een klein antwoord op een grote vraag. Het antwoord plakt en kriebelt aan mijn vinger en zucht diep. 'Waarom?' wil ik vragen, maar ik houd me net op tijd in. Het antwoord is amechtig. Hij moest eerst het noorden, oosten en het zuiden buiten westen slaan, om bij mij aan te komen. Een harde strijd en hele prestatie. Ik besef ook als geen ander hoe antwoorden vaak gebukt gaan onder de last van hun eigen inhoud. Sommigen dragen niet voor niets een kogelvrij vest. Immers, don’t shoot the messenger.
Over het algemeen hebben antwoorden een godsgruwelijke hekel aan vragen. Die zijn alleen maar lastig. Nodeloos en te pas en te onpas dringen zij zich op. Antwoorden houden graag een beetje afstand. Vraag en antwoord weten elkaar daarom vaak moeilijk te vinden. Antwoorden zijn ook lui. In plaats van zich snel te openbaren liggen zij veel liever ergens onder een boom in de schaduw lekker te broeden. Als een kip zonder kop op gouden eieren. Eigenlijk hebben ze niets op met vragen. Dat zijn maar druktemakers. Noodzakelijk kwaad. Bazige typjes. Ze roepen continu: 'Ik wil nu antwoord!' Ammehoela. Laat ze lekker kuchen.
Het kleine antwoord laat eindelijk los en glijdt langzaam van mijn vinger. Hij vertelt over de lange reis en de dingen die hij onderweg geleerd heeft. Aandachtig luister ik naar zijn verhaal. Het is veelomvattend en neemt mij helemaal in beslag. Wat een openbaring. Het kleine antwoord bundelt grote levensvragen en kleine ditjes en datjes in een helder relaas. Eindelijk tref ik een antwoord dat, hoe klein ook, groter is dan de vraag. Ik ontwaar een licht gevoel van euforie. Als vragen worden ingelost verandert onwetendheid in respect.
Uitgeroepen tot Column van de Maand bij ColumnX