Daar is ie dan de avond. Nog voor ik het goed besef staat ie voor mijn raam. Is het alweer zo laat? Ik trek de gordijnen voor zijn neus dicht. De donkerte mag niet naar binnen kijken. Laat staan ongenode gasten. Die lopen al in hun bloterik rond op mijn televisie. Zich niet bewust van de camera’s die op hen gericht zijn. Verstopt in zwarte capes kijken ze wazig in de lens.
Knap dat de schouwer daar nog een beeld uit kan opmaken. Een basstem klinkt uit de speaker van mijn tv. Het gaat hier om twee personen van middelbare leeftijd. Een donker getinte man met een kleine kwetsuur aan zijn rechter wenkbrauw. Hij spreekt met een buitenlands accent. En een kale blanke man met gedrongen postuur en een kleine tattoe in zijn hals. Draagt een gouden halsketting met hangertje waarop staat ‘I love nobody’. In de volgende beelden zie ik de mannen vanalles stelen. De beelden komen koud en direct binnen.
Zal ik de gordijnen maar weer open maken? Geen denken aan. Een glad geschoren agent schuift langzaam in beeld. Met afgemeten basstem spreekt hij mij vaderlijk toe. Herkent u een van deze personen neem dan contact op met de lokale politie? Alle informatie is welkom. Er verschijnt een telefoonnummer in beeld. U kunt ook anoniem bellen. Ik trek de gordijnen toch maar open. Er staat een schim in mijn tuin, op het pad naar de voordeur. Aan zijn nek hangt een kettinkje. Het blinkt flauwtjes in de maneschijn.
De schim loopt naar de voordeur en belt aan. Ik denk een paar seconden na en besluit open te doen. Maar niet voordat ik een honkbalknuppel uit de meterkast heb gehaald. De man aan de deur begint keihard te lachen. U zit ‘Opsporing verzocht’ te kijken zegt hij tegen mij. Heb geen nood. Ik heb ook zo’n kettinkje. Kijk maar. Ja kijk maar goed. En ziet u ook die blauwe plekken in mijn gezicht. Ik kijk hem onderzoekend aan en zie dat ie twee blauwe ogen heeft en een blauwe kaak. Uit zijn oor sijpelt een beetje bloed.
Ja kijk zegt de man aan de deur. Ik heb zojuist bij de buren aangebeld voor een donatie voor het Rode Kruis, maar ook zij keken naar ‘Opsporing verzocht’. Uw buurman heeft nogal losse handjes en heeft me even laten merken dat ik vrij ongelegen kwam. Sterker nog hij was erg geschrokken van mijn komst en sloeg mij zonder tekst en uitleg en zonder verhoor en wederhoor tegen de vlakte. Ik kon net op tijd wegkomen. Ik weet niet wat er anders gebeurd zou zijn. Ik had wel gezien dat hij naar ‘Opsporing verzocht’ keek, maar had geen idee dat ik leek op een van de daders. Dat zag ik pas toen ik bij u door het spleetje van de gordijnen keek.
Ik kijk naar de man die voor mijn voordeur op de grond ligt. Hij bloedt uit zijn oor. Aan mijn honkbalknuppel kleeft bloed. Heb ik dat gedaan? Met voorbedachte rade of in een vlaag van verstandsverbijstering? Ik twijfel. Had de man die daar ligt zojuist dat maffe verhaal verteld? Neemt het verhaal een loopje met me? Ik besluit de honkbalknuppel en mijn gedachten in onschuld te wassen en trek de man aan beide benen mijn woning binnen.
Ik sleep hem door de gang naar de woonkamer en zet hem naast me op de bank. Ik denk goed na over vervolgstappen. De ernst van de situatie en de realiteit dringen via de televisie binnen. Kent u een van deze daders of herkent u het kettinkje neem dan contact op met de lokale politie? Ik draai het anonieme nummer dat in beeld verschijnt. Ik vertel de man aan de andere kant van de telefoon dat ze de zaak als afgesloten kunnen beschouwen en geef mijn adres door. Of ik beide mannen op de bank heb zitten? Ik dacht het wel en trek de gordijnen weer dicht. De nacht viel als een baksteen. Gelukkig maar. De honkbalknuppel stond namelijk nog in de gang toen de donker getinte man met kwetsuur aan zijn rechter wenkbrauw zijn vriendje in mijn woonkamer claimde.