31-07-2013

Columns van Harrie (Juli 2013)

Klushout / Gein & Ongein / 01-07-2013

Er zijn mensen die werkelijk van alles kunnen. Ze zijn van alle markten thuis. Ze kennen de markt op hun duimpje. De bouwmarkt, de groentemarkt, de rommelmarkt, de vlooienmarkt, kaasmarkt, paardenmarkt, kerstmarkt, koning(innen)markt en niet te vergeten de zwarte markt, ook wel marktplaats.nl genoemd. Ze snuffelen zich helemaal suf. En als ze het dan niet kunnen vinden. Ja, dan bestormen ze mijn bos. Gris mich nich. Het bos dient dan als troost- of inspiratieplek.

Voor de mistroostigen biedt het groen rust. Het is niet niks als je iets niet kunt vinden of verzinnen. Het verlies nemen is dan het meest lastige van de zoektocht. De gedachte dat alle energie tot niets heeft geleid is fnuikend. Veel mistroostigen beschouwen zichzelf op zo’n moment als klushout, een hout in klussen. Krijgen de klus niet geklaard en raken als zodanig behoorlijk de kluts kwijt. Om die reden steek ik de mistroostigen in het bos altijd een hart onder de riem.

Ik laat dan meestal de natuur zelf spreken. In al haar schoon- en wijsheid. Opdat de mistroostigen ervaren en zien wat voor een prachtige filosofie ten grondslag ligt aan het leven en de dood. De weg. Want daar draait het om. Niet om de aankomst. Zoals ook een Tour de France veel meer is dan de dagprijs of een optelsom van dagprijzen. Het is bovenal een avontuur gezien vanuit een helicopterview, achter op de motor of zo maar naast de kant. Het zijn meestal de toeschouwers en verslaggevers die het best ervaren wat er daadwerkelijk gebeurd.

Zodra een mistroostige zich tot mij wendt om aan mijn schouder uit te huilen, wijs ik hem of haar altijd op de schoon- en wijsheid van de weg die zij bewandelt. Maar waarheen leidt die weg? Dat is wat ze willen weten. En ik zeg dan troostend. Tot niets. Helemaal niets. Maar dat is juist het mooie. Niets is luchtledig, een punt, geen richting. Daar wil je dus niet aankomen. Maak daar alsjeblieft geen punt van. Blijf zoeken, juist naar richting en het komt allemaal goed. Als daarna het licht nog niet gaat schijnen dan gooi ik het op inspiratie.

Inspiratie, een laatste redmiddel voor mistroostigen. Want daar waar inspiratie groeit wordt honger gestild. En wat wil je nog meer in een consumptiemaatschappij. Het geluk wordt vaak afgelezen aan degene die de kleinste honger heeft. En dat zou ik nu voor eens en voor altijd de kop in willen drukken. Het is namelijk de honger die ons voedt. Ben er zuinig op. Hoe groter de honger hoe groter het geluk. Is de honger uitgeput en moe? Laaf hem dan aan de bossen van schoon- en wijsheid en alles komt goed.


Toffe pap (van Bambino) / Vervolg verhalen / 10-07-2013

Mijn papa houdt van mij. Echt wel. Dat zegt ie echt iedere dag. Leuk hè. Ik heb echt een toffe pap. Alleen als ik ondeugend ben is ie niet zo leuk. Zoals gisteren. Hij zat weer achter zijn PC. En maar piepen en zuchten. Traag internet. Zei hij. Ons mam werd er helemaal gek van. Hou toch eens op met die zever. Zever? Dacht ik. Dat is toch mijn terrein. Als ik nou eens heel hard zou zeveren. Dan word papa misschien weer blij. Maar dan moet ik wel kiezen. Tussen ruzie met mams of paps. Ik kies dan liever voor de eerste. Mam … mam … ik moet heel erg poepen. Maar ventje toch? Dat kun je toch heel goed zelf. Ja, maar het doet zo’n pijn. Ja ho even, je bent toch geen kleine bambino meer. Wat doet zo’n pijn? Nou als ik met mijn plasser tussen de rits kom. Ja, maar je gaat toch poepen? Ja, maar daarna moet ik altijd nog even plassen. Zucht. Mams is er helemaal klaar mee. Dat heb ik mooi voor elkaar. Nu kan paps tenminste weer verder op z’n PC. Diep ademhalen. Als ie geduldig is. En z’n rode oren kan verbergen. Die krijgt ie altijd van pornosites. Ik ken mijn pappa. Hij ziet niet dat de pornosites in de kamerraam weerspiegelen. Dom, dom, dom. Maar mama heeft gelukkig niets in de gaten. Lekker puh. Paps is mijn beste maatje. Die moet ik te vriend houden. Toch? Mam. Ik ben klaar. Kom je even helpen? Maar je hebt helemaal niet gepoept. Wat zijn dat voor streken. Geen streken mam. Geen strepen. Alleen maar gele plas vandaag. Sorry. Als mam de kamer in loopt zie ik in het kamerraam de pornosite snel wegflitsen. Best jammer. Van afstand vlogen de blote borsten keihard door beeld. Wat zeg ik. Bijna buiten beeld. Die stoute papa toch. Mams moest eens weten. Die heeft ook van die …


Snoepborsten (van Bambino) / Vervolg verhalen / 15-07-2013

Ik ben een echt mama’s kindje. Hoe dat zo? Niet zo moeilijk. Ik ben namelijk helemaal verliefd op haar snoepborsten. Klein maar fijn. Ik mag er nog steeds van genieten. Waarom? Omdat ons mams dat fijn vindt. Ze geniet er zelf ook van. Ze vindt mijn gezoebel hartstikke lekker. Paps vindt het minder. Moet je dat joch nu nog steeds voeden? Hij is allang geen bambino meer. Je borsten zijn toch geen Zeeuwse babbelaars?

Tja, ik zet er graag mijn tanden in. Maar dat mag dan weer niet. Alleen sloeberen en zoebelen mag ik. Dat is niet erg hoor. Met getuite lippen sloeber ik de warme melk naar binnen. Sloeberen en zoebelen. Dat doe ik het liefst. Bij het sloeberen haak ik mijn boven- en ondertandjes voorzichtjes in de donkerroze tepel. Mama noemt mij dan haar lief konijn. Bij het zoebelen laten mijn tandjes de tepel los. Met naar binnen geperste lippen zuig ik dan het roze vlees en de melk binnen. Dat vindt mama ook fijn. Papa vindt dat maar niets. Hij schudt alleen maar met zijn hoofd. Van links naar rechts. Hij kijkt dan soms sip en soms boos. Mams geeft hem dan meestal een knipoog. Als er wat overblijft mag jij straks ook. Dan verschijnt er een vette glimlach op paps gezicht.

Die snoepborsten van mama zijn mijn en papa’s beste vrienden. Het gekke is alleen dat mama anders reageert als papa aan haar borst sloebert. Dat zag en hoorde ik laatst op de slaapkamer. Zij noemt papa dan geen lief konijn maar geile beer. Ik vraag me dan af wat er uit de snoepborsten komt. Toch, geen honing hoop ik? Dan word ik pas echt jaloers. Af en toe hoor ik mama ook gillen. Aparte gilletjes zijn het. Het lijkt een beetje op het geluid dat duiven en kippen maken. En heel soms hoor ik ook au, au, au! Zouden het dan toch Zeeuwse babbelaars zijn?

Die blijven ook altijd tussen mijn tanden plakken. Dat is best lekker maar doet soms ook wat pijn. De geluiden in de slaapkamer nemen na een poosje in volume toe. Totdat papa als een haantje kraait. Kukelekuuuuuu !!! En mama volgt. Kukelekuuuuu !!! Daarna is het meestal stil. De melk is op denk ik dan. Niet erg. ’s Nachts lopen de snoepborsten van mams altijd weer vol. In de ochtend mag ik als eerste aanleggen en is er altijd genoeg. Morgen is het zaterdag. Mijn papa heeft twee hengels gekocht. Drie keer raden wat we gaan doen? Ik zie er nu al naar uit.


Stoer (van Bambino) / Vervolg verhalen / 16-07-2013

Mijn papa is de stoerste papa die er is. Hij is super, super, super stoer. Hij is zo stoer dat hij bijna niet meer in huis past. Opgezwollen stoer. Zo noemt mams het. Dan stuurt ze paps altijd naar buiten. Meestal op tijd, maar soms net te laat. Als hij dan weer eens bezwijkt onder de stoerdruk verliest ie meestal zijn hoofd. Mams wijst hem dan op z’n oren en neusgaten. Want daar is de stoerdruk altijd aan af te lezen. Alle gaten blazen dan stoom. Best wel grappig.

Soms gaat het zo hard dat zijn hoofd begint te fluiten. Mijn paps zien stoomfluiten is geen gezicht. Hij is in adamskostuum tenger en spierwit. Dat heb ik gezien toen hij uit de douche kwam. Het ziet er niet uit als ons paps zich opblaast. Zijn nek en hoofd, rood van stoerheid, vastgespijkerd op een witte kippenborst. Maar mams heeft het meestal op tijd in de gaten. Gelukkig maar. Ik schaam me kapot als mijn pa als opgeblazen zoutstengel met mij door de buurt loop. Ik kan dan ook moeilijk in zijn schaduw lopen. Zo mager is ie. Ik zou dat wel willen. En liefst zo snel als Lucky Luke. Die schiet met zijn klappertjespistool sneller dan zijn eigen schaduw. Dat is pas stoer.
“Ga je nog mee vissen, jong?”, vraagt pap. Ik spring een half metertje de lucht in. Joepie. Het gaat er eindelijk van komen. Het was wel een heel gedoe, al die visvoorbereidingen. Mijn pap moest eerst uitvogelen hoe het allemaal werkt. Eigenlijk is hij veel meer een uitvogelaar dan een uitvisser. Nee, nee, nee, fout, een thuisvogelaar is ie, met zijn verrekte kanaries. Ik kan ze niet uitstaan die domme beesten. Ze maken altijd een vreselijk kabaal en kijken ook nog eens zuur. Citroenen op pootjes zijn het. Ik zou ze zo willen uitpersen. Ze krijgen ook meer aandacht dan ze verdienen, die zenuwpezen. Zou mijn paps het daarvan hebben? Nee, Bambino, fout. Jouw papa is stoer, niet zenuwachtig. Toch niet voor een vispartijtje? Dat gaat echt niet samen, zenuwachtig stoer. Nu mijn papa niet bezweken is onder de stoerdruk, kunnen we eindelijk op pad.

We gaan vissen in de Zalmschotel, een klein vijvertje voor beginners. Papa is ook een beginner. Ik beloof mezelf om geen moeilijke vragen te stellen. Op internet heb ik snel een spoedcursusje vissen bekeken. Zolang we niet gaan vliegvissen komt het goed. Ik bekijk met een kritische blik de bamboehengels die papa uit het plastic haalt. Ze hebben knalrode dobbers. En ik denk onmiddellijk, wie komt daar nu op af? Rood is de kleur van alarm. Dat vertelde de juffrouw afgelopen week. Ik zeg maar niets tegen paps. Ik vind het veel te leuk om hem stoer te zien doen. Toffe pap heb ik hoor. Ga maar effe zitten jong, zegt paps. Ik moet nog even de lijn aanbrengen en het aas aan het haakje rijgen. Zo gebeurd.

Een uur later zitten de lijnen aan de bamboehengels. Maar met het aas wil het niet goed lukken. De maaien kronkelen uit zijn handen en vallen van de haak als hij ze daarop spiest. Dwars doormidden vallen ze op de grond. Het haakje is ook veel te groot. De stoerheid van paps begint langzaam weg te ebben. Als eindelijk de hengels klaar zijn voor hun visdoop, slaakt papa gecamoufleerd en stilletjes een diepe zucht, van opluchting. Ik heb het toch gezien. Paps geeft me een vette knipoog. Bijna net zo vet als de maai die spartelend boven de waterspiegel hangt, wachtend op zijn noodlot. Daar is niets stoers aan. In plaats van voor de leeuwen, voor de vissen geworpen te worden, is behoorlijk gezichtsverlies. Ook voor een maai.

Daar ga je dan, roept mijn vader richting maai, doe je best. Ik volg zijn voorbeeld. Wetend dat het een lange middag wordt. Maar ik zit hier wel mooi te vissen met een trotse pa. De spanning is te snijden boven het water. Aan de oever niet. Vaders en zonen hebben weinig woorden nodig om elkaar te verstaan. En ik, ik voel me enorm trots. Ik heb maandag spannende verhalen te vertellen op school. Over bijtende vissen en verdronken maaien. Na drie uur hebben we nog niets gevangen. De buurman wel. Die heeft nu heel erg beet. Zijn hengel breekt bijna in twee. We besluiten snel te gaan kijken. Want dit is spannend.

Onze buurman trekt een flinke karper uit de Zalmschotel. Apetrots laat ie hem zien, trekt hem van de haak en houdt de karper voor zijn borst. Een joekel van een karper. Mijn pa en ik druipen af naar onze vissersstoeltjes. Ik haal mijn hengel binnen. Met een afgekloven maai, maar mooi geen vis. Pech weer. Maar mijn vader … mijn vader … mijn paps … hij heeft beet! Een superklein stekelbaarsje is per ongeluk tegen de haak gezwommen en heeft waarschijnlijk van schrik in de haak gehapt. Maar … en dat is het belangrijkst … we hebben beet! We kunnen naar huis. Heel erg benieuwd naar de reactie van mams. Want die zorgt voor het eten en wacht op …


Over de rooie (van Bambino) / Vervolg verhalen / 19-07-2013

“Annie, Annie, kijk eens wat we gevangen hebben?” Vol trots houdt paps een flinke karper de lucht in. Ik herken dat beest. Dat is de vangst van de buurman. Hoe heeft ie dat gefikst? Pa geeft me een vette knipoog en toont mams de vette vis. Die trekt haar neus op en smijt de karper op de aanrecht. Zonder een woord te zeggen. “Ben je niet trots op onze Bambino, die heeft hem gevangen, goed hè?” Mams kijkt me aan met een blik die mij bekend voorkomt en niet veel goeds voorspelt. “Eigenlijk heeft pap hem gevangen, mams, heel stoer.” “Nou dat hebben jullie dan goed voor elkaar. Goh, wat een lucht hangt er aan die vis, ik ga hem snel schoonmaken.”

Het gaat allemaal niet van harte. Mams kijkt ons boos aan. “Doe die vieze kleren eens gauw uit. Ik heb hier net de keuken gepoetst. Zien jullie dat niet?” Mams zit in de moppermood. “En die visspullen die wil ik niet hier in de keuken hebben. Kijk eens wat een vuiligheid. Weg ermee, die spullen horen in de garage. Dat weten jullie toch!? Godsamme, mannen, wat heb je er aan, wie heeft ze ooit verzonnen?” Paps en ik kijken elkaar aan. De signalen zijn duidelijk. Zonder woorden er aan vuil te maken weten we wat ons te doen staat. Gehoorzamen en terugtrekken. Nadat we de spullen hebben opgeruimd en ons hebben omgekleed ploffen we op de bank en zetten een videootje aan. Mams, vliegt de kamer in. “Die voeten van tafel, en gauw een beetje. Zijn jullie helemaal gek geworden? Ik ben gekke Jetje niet. Die tafel is net in de boenwas gezet.” We laten de orkaan rustig over ons heen komen. Maar mams krijgt er geen genoeg van. “Kan die TV niet wat zachter, hij staat wel heel hard. Hebben jullie misschien stopverf in je oren?” Zonder protest zetten paps en ik onze voeten op de grond. De TV gaat naar stand easy listening.

In de keuken klinkt gevloek en getier. De vis wil niet meewerken onder mams handen. Ze wordt zo boos op de karper dat ze hem met zijn visharsens op de aanrecht murw slaat. Dat lucht op. De keukendeur staat net ver genoeg open dat ik de visworstelingen van mama goed kan bekijken. De taferelen van mams zijn veel leuker dan de video. Gekleed in witte schort, de handen gebald in de zij, de borsten naar voren en met opgetrokken neus, lijkt ze verdomd veel op de vrouw van de visboer uit Asterix en Obelix. Hoe heet zij ook alweer. Forentientje, ja, ja, ik weet het weer, getrouwd met Kostunrix. Als dat maar goed afloopt.

“Kunnen we helpen?” Probeert paps. “Laat me met rust.” Klinkt het nors uit de keuken. Ach ja, het zijn zo van die dagen. Het is even rustig in de keuken. De vis wordt schoongemaakt en verdwijnt in de koelkast. “Ik ga me even douchen jongens, want ik voel me vis … eehhh … vies. En haal godverdomme die voeten nu eens van tafel. Ik hoef hier mijn kont maar te draaien of jullie gaan weer je eigen gang. Al dat werk voor niets. Kijk eens wat een zweetvlekken op tafel?” Demonstratief gaat mams tussen de salontafel en de TV staan. “Nou, komt er nog wat van?” Zuchtend zetten we de voeten weer op de grond. Mams loopt naar boven. Het geluid van de geiser in de keuken verstoort het geluid van de video. “Kan die TV niet zachter!” Klinkt het vanuit de douche. God wat is dat mens aanwezig vandaag.

Na een kwartier horen we de stofzuiger boven. Overduidelijk een gevalletje poetsmood. Mijn vader en ik weten voldoende. Zwijgzaam wisselen we de video. Het is tijd voor een beetje stemming, humor en verdriet. Annie gaat erin. Annie de musical. Rooie Annie. Het volume gaat op 10. Maar pas nadat paps en ik onze koptelefoons hebben opgezet. Het ultieme wapen tegen stofzuigergeluid en poesgemopper.


Vakanti (van Bambino) / Vervolg verhalen / 24-07-2013
Sommige woorden zijn best moeilijk. Paps en mams gebruiken er veel. Als ik iets niet weet dan helpen ze mij daarbij. Dat vind ik tof. Ze vinden me een echte wijsneus. Daar heb je zo’n woord. Wijsneus. Is dat een neus die wijst? Waar wijst ie dan naar toe? Bij mij gewoon naar voren. Of is het een neus die zingt? Een leuk wijsje? Dan kun je het net zo goed een fluitneus noemen. Maar dat vinden paps en mams maar niets. Zo mag ik mijn fluitneus niet in andermans zaken steken. Flauw. Anderen doen dat namelijk wel bij mij. Bah. Vies. Raar woord hoor wijsneus. Zou er ook een wijsneuzenschool zijn? Of een onwijsneuzenschool. Dat lijkt me hartstikke leuk. Kun je onwijs met je neus spelen. Of onwijs een lange neus maken naar de juf. Dat vindt ze leuk.

Mijn juf is een echte stoeipoes. Dat zegt mijn vader als ie mij komt ophalen van school. Tegen de buurman. Stoeipoes. Ook al zo’n maf woord. Een poes stoeit niet. Een hond wel. Op zijn hondjes. Ha, ha. Dat zegt mijn paps ook tegen de buurman. Met die stoeipoes wil ik wel eens op z’n hondjes. Ach, mijn paps is ook wel een beetje maf. Malloot. Dat hoorde ik laatst op de televisie. Een stelletje malloten had een trein gemollesteerd. Wat is nou een malloot? Iemand die gek gokt? Of iemand die jonge takjes gipst, in een lootmal? Moeilijk, moeilijk. En dan noemen ze mij een wijsneus. Ik wijs nergens naar. En zeker niet met mijn neus. Ik wijs mijn neus ook nooit in de lucht. Dat is arrogant.

Arrogant? Daar heb ik mijn tanden op stuk gebeten. Ik heb het woord van achter naar voren onderzocht. Daar kom ik niet echt wijs uit. Het is een woord dat mijn moeder altijd gebruikt als ze het over haar zus heeft. Met die ar en die rog kan ik nog wat. Ik zie het al voor me. Zo’n maffe vis die sleetje rijdt. Maar wat die ant erbij moet? Geen idee. Zo’n woord blijft dan kriebelen. Ant. Misschien moet ik het mijn vriendje Adam eens vragen. Die weet nogal veel. Die heeft een hoog iek u gehalte. Daar zeggen ze later als ie groot is u tegen. Iek … u?. Volgens mijn vader heb ik ook een hoog iek u gehalte. Nou daar ben ik blij mee. Ik heb een hoog iek u en een wijsneus. Tegen niemand verder vertellen hoor.

Het is nu vakanti. Over dat woord heb ik me ook verbaast. Het is een woord dat een vreemde uitwerking heeft op mensen. Ze zuchten als ze het woord uitspreken. Ze gebruiken het meestal in combinatie met eindelijk. Ze zijn er ook altijd aan toe. Dan denk ik. ‘Oh, is vakanti dan een toetje?’ En belangrijker, smaakt het net als ijs naar meer? In ieder geval lust iedereen er pap van. Net als mijn juf, de stoeipoes. Volgens mijn paps dan, en de buurman. Als ik een woord moeilijk vind dan draai ik het altijd om. Anti vak. Dat ben je dus als je vakanti hebt. Veel mensen lopen weg met dit woord. Ze hangen dan een caravan of vouwwagen achter hun auto. En hup, wegwezen. Wij lenen altijd de caravan van Cara, de zus van mijn vader, mijn tante. Die gebruikt hem nooit. Die gaat altijd met een tent op vakanti. Op wollen sokken. Volgens mijn vader. Raar hoor. Op wollen sokken, hartje zomer, bij 30 graden.

De buurman gaat altijd met de vouwwagen. Hij belt dan eerst met zo’n geel autootje van de ANWB. Die strijkt dan alle plooien recht en haalt alle vouwen uit de auto. Ja, anders kunnen ze niet met vakanti. Ik blijf het een raar woord vinden. Vakanti. Het mist ook iets. Het klinkt eigenlijk heel buitenlands. Een beetje Oostbloks, Pools, Roemeens, Hongaars, zoiets. Maar ja. Die Oostblokkers zijn ook altijd op vakanti. Volgens mijn paps en de buurman. Op bouwvakanti.


Bamboefontein (van Bambino) / Vervolg verhalen / 25-07-2013

Ik heb vandaag toch iets moois ontdekt. Mijn pielewiel kan exploderen. Vanochtend werd ik wakker en mijn kleine vlaggemast stond recht omhoog. Ik probeerde hem omlaag te duwen, maar hij veerde meteen weer terug. Dat is vreemd. Meestal doet mijn lijf en alles wat eraan hangt wat ik wil. Maar over mijn vlaggemast had ik vanochtend geen controle. Ook mijn poepgaatje bemoeide zich ermee. Het leek wel of ie persé tegen mijn mast aan wilde duwen. Onmogelijk, hoe dan ook. Hij zocht duidelijk contact met mijn piketpaaltje. Ik wilde hem nog met mijn vinger tot de orde roepen, maar dat had ik nou net niet moeten doen.

Mijn bamboestokje veerde extra hard en fier omhoog. Tot overmaat van ramp begon hij ook nog eens keihard te kloppen. Ik dacht, wat krijgen we nou? Het kloppen voelde eigenlijk wel prettig. Heel zachtjes tikte mijn piemel tegen mijn buik, telkens als ik mijn poepgaatje dichtkneep. Ik kreeg er een warm gevoel van. De bovenkant van de bamboestok probeerde nu uit zijn holletje te komen. Dat was een raar gezicht. Het leek wel of mijn piemel bloosde. Of had ie het gewoon warm? Ik pakte hem voorzichtig vast. Dat voelde fijn. Het warme kloppen van mijn piketpaaltje gaf mij bijzondere rillingen. Het kloppen van mijn piemel leek zich voort te zetten in mijn hele lijf. Ik kreeg het er warm van. In de spiegel zag ik dat mijn hoofd net zo rood werd als het topje van mijn bamboestok.

Mijn poepgaatje vond het maar niets. Hij schreeuwde om aandacht. Ik stak er voorzichtig mijn wijsvinger in en verhip, mijn soepstengel sprong bijna uit zijn vel. Wat was dat prettig. Ik ging er eens goed bij liggen. De piemel in mijn hand werd steeds warmer en harder. Het topje van mijn bamboestokje kwam steeds verder naar buiten gepiept. Hij had het natuurlijk warm. Ik trok de kraag die om zijn nek lag een beetje naar beneden. Oei … dat deed een beetje pijn. Maar wel fijn. Het bamboetopje ging er nog harder van blozen. Een warm gevoel zinderde door mijn onderbuik en stootte door naar mijn hart. Dat begon langzaam te bonzen. Het grappige was dat mijn hart in hetzelfde ritme bonsde als mijn pielewiel.

De kraag van mijn pielewiel begon steeds soepeler te bewegen. Ik trok hem nu zo ver mogelijk omlaag. Dat ging niet helemaal lekker. Ergens zat de kraag vast achter in de nek van mijn bamboestok, alsof ie aan een haakje hing. Het was intussen een behoorlijke stok geworden. Hij stond nu heftig in brand. Uit de badkamer haalde ik vlug een koud nat washandje. Zo, dat koelde lekker af. Mijn piemel voelde nu aan als een lekkere ijslolly. Jammer dat ik er niet bij kon. Zou er best wel eens aan willen zuigen. Grappig zo’n ijslolly met een rode kop. Zou die nog meer kleuren kunnen krijgen? Het warme, prettige gevoel in mijn lijf bleef aanhouden. Ik trok de bamboestok in zijn kraag langzaam op en neer. Oei … oei … oei … wat was dat lekker.

Vanuit mijn poepgaatje gebeurde nu ook weer van alles. Hij leek steeds dichter tegen mijn piketpaal aan te willen schuren. Hij trok ook zo nu en dan samen. Hij spande natuurlijk samen met mijn pielewiel. Hij dacht zeker: hij aandacht, dan ik ook aandacht. Mijn bamboetop stond nu compleet in de fik en … heel vreemd … er leek nu ook langzaam iets omhoog te kruipen. Vanuit mijn onderbuik. Nee, nee, lager. Verrek, er stroomde iets in mijn knikkers onder de bamboestok. Mijn gladde knikkers, ze stonden strak van de spanning. Ik voelde het. Ze kriebelden ook enorm. Ontzettend hete kriebels. Mijn pielewiel stond nu volledig in lichterlaaie.

Subtiel bleef ik met het iets te strakke kraagje over de rode bamboebobbel strelen. Telkens flitste er heerlijke scheuten door mijn lijf. Ik voelde ze tot aan mijn tenen. Langzaam voerde ik het tempo van mijn handgeschuif op. Mijn hoofd voelde nu als een vuurtoren die niet wist waar hij zijn licht moest laten schijnen. Kleine stroomstoten vlogen naar de bamboetop. Een weldadig en wellustig gevoel maakte zich van mij meester. Ik kreeg er geen genoeg van.

Totdat … todat … totdat een enorme bliksemuitslag volgde. Kokhalzend spoot er ineens warme karnemelk uit de bamboestok. Mijn bamboe spuugde gif en genot. Spetters melk vlogen rond mijn oren. Een warme gloed trok door mijn hele lichaam. Mijn poepgaatje ontspande eindelijk, net als de rest van mijn lijf. Dat gaf lucht. Zucht. Wat een heerlijke ontdekking vanochtend. De explosie van mijn bamboestok. Wat een heerlijke bevrediging en wat een plakzooi. Nog een keer?


Knokkelkootje / Raad wie ik ben / Themacolumn / 30-07-2013

Het is donker, heel donker in het steegje. Ik kijk mijn ogen uit. Maar zie door de duisternis alleen maar vage silhouetten. Ze bewegen heel traag. Gaan langzaam op en neer. Het geluid dat ze maken is diep en bronstig.

Je zou een vluggertje verwachten hier, hijgende en pulserende lichamen, fanatiek uit op een snelle bevrediging van bijna dierlijke, instinctieve behoeften. Om daarna snel uit de muffe omgeving te vertrekken, in tegengestelde richtingen. Langzaam wennen mijn ogen aan de duisternis of ik nu wil of niet.

‘Nee, nee, oog. Ja, ja, jahhhh, ah lekker. Lekker. Lager, lager, ja, een beetje naar rechts. En nu, ja, nu met je kootje, ja, ja, jahhhh. Ohhhhh … ohhh … wat fijn. Zakken, zakken. Hard, harder. Ja, links, naar links, lin … lin … linksssss … jahhhh. Man, man, wat heb ik een jeuk. Hoger, ja, ja, daar tussen in. Met je knokkelkootje. Nu, ja, ja, jaaaa ….’

‘Hoe is het toch mogelijk dat juist wij elkaar hebben gevonden schat’, ze knoopt haar blouse dicht terwijl hij aan zijn stropdas staat te frunniken. ‘En allebei op de zelfde plaats ook nog’, giechelt hij. ‘Mijn moeder heeft een soort ijzeren handje aan een uitschuif-stokje, die kan het zelf doen en een geluiden dat ze dan maakt’.
‘Wil jij alstublieft voor altijd mijn handje zijn lieveling?’ als vanzelf verplaatst ze een eigen hand naar zijn pantalon en geniet van de zwelling die ze waarneemt.

Ik ben blij dat ik mijn nachtkijker bij me heb. Anders had ik dit mooie tafereel niet kunnen waarnemen. Het is weer lekkere informatieve kost voor mijn onderzoek. Ik kan niet wachten totdat ik het kan toevoegen aan de rest van mijn story. Er zijn weer een aantal parallellen die ik kan trekken. Mooi. De nacht is nog lang. Wie weet vang ik nog een ander verhaal.

Juist nu ik tevreden mijn kijker aan zijn foedraal toevertrouw, hoor ik geluiden waarin geen woorden worden gesproken. Het herinnerde me aan mijn mopperende moeder vroeger, wanneer ze deeg kneedde dat té nat was. Maar dan zonder mopperen. Twee langgerekte kreten van verschillende toonhoogten volgen elkaar snel op en dan is het stil. Blij verrukt kan ik wel juichen. Een nieuwe doctor is opgestaan, snel mijn proefschrift afronden nu. Alleen die verrekte naam; ‘Interactie tussen extramurale prélude en coïtus’, is dat wel academisch genoeg?
(Co-column)

Themacolumn RWIB (Raad wie ik ben): Onderwerp is erotiek
Anoniem geplaatst onder account RWIB. De lezers raden wie de column geschreven heeft.
Co-column geschreven met Libelle



Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.