31-08-2014

Columns van Harrie (Augustus 2014)


Dip zonder saus / Gein & Ongein / 19-08-2014

Iets meer dan een maand geleden zat ik in een dip. Om de dip te doorbreken besloot ik mijn ouwe gabber en druïde Panoramix te consulteren. Het was even lopen naar Frankrijk maar ach, ik had vakantie. En wandelen, daar zijn vakanties goed voor, toch?

Het viel niet mee, helemaal naar Bretagne lopen. Maar allez, ik heb dan ook geen touringcar of sleurhut. Zelfs een auto ontbeer ik. Op mijn sandalen ging ik op pad en zette mijn beste beentje voor, 735 kilometer lang. Ik heb er 150 uur over gedaan. En heel belangrijk, ik versleet slechts twee paar sandalen.

De wandeling naar Plougasnou in Bretagne werkte louterend. Eigenlijk was ik na twee dagen lopen mijn dip al kwijt. Het was vanaf dat moment zaak om geen nieuwe dip op te lopen. Een consult bij mijn lang gebaarde vriend is namelijk niet goedkoop. Niet dat hij middels een lange bevalling op aarde kwam. Nee hoor. Hij heeft gewoon een hekel aan kappers. In zijn ogen allemaal charlatans, maffe schaar- en scheerfreaks.

Met zijn gouden sikkel had hij met gemak zijn baard allang kunnen trimmen. Maar uit protest tegen het oeroude kappersgilde besloot hij, al lang geleden, zijn witte baard te laten staan. Een zichtbaar en gestaag groeiend protest, dat mag duidelijk zijn. Het maakte van Panoramix een rolmodel. Tegenwoordig is de baard weer in. Zelfs jonge pubers wagen zich eraan. Dat zag ik onderweg. Pubers met baarden die zich verplaatsten op platte borden met kleine wieltjes.

Voorzichtig vervolgde ik het lange pad dat ik zorgvuldig had uitgestippeld op een oude ANWB kaart. Wakend voor een nieuwe dip. Die liggen altijd wel ergens op de loer. Het zou mooi zijn als ik de dure kosten van een consult van Panoramix kon uitsparen. Dan kon ik ook weer nieuwe sandalen kopen.

Panoramix was blij mij te zien. Sinds het laatste druïdecongres had ik hem niet meer gesproken. Hij was wel verbaast dat ik was komen lopen. Waarom ik geen bezemsteel had genomen? Domme vraag. Ik ben geen Harrie Potter. Nee, ik vond het wel goed voor mijn gezondheid. Waarbij opgemerkt dat het niet gezond was voor de mensen die me tegemoet kwamen. Zij hebben nog nooit iemand zo hard horen vloeken. Ja, 735 kilometer lang.

Na een kopje muntthee en een goed gesprek vond ik het welletjes en besloot te vertrekken, terug richting Nummer Eén. Ik kreeg nog een gratis goede tip mee van Panoramix, mocht ik onderweg en in de toekomst nog tegen nieuwe dippen aanlopen. Cirkeltjes draaien met een natte duim op de eerste de beste boom die ik onderweg tegenkwam. Dat was de tip. En ik moet zeggen. Het hielp. Totdat ik dat ook per ongeluk deed op de buik van de conducteur, in de trein naar Gent. Dezelfde weg ook helemaal teruglopen was achteraf gezien geen goed plan. Na een dag lopen had ik dan ook besloten de trein te nemen.

Vanaf het moment dat ik de buik van de conducteur met mijn natte duim betastte had ik geen dip meer maar een probleem. Of wacht, niet ik, maar de conducteur had een probleem. Hij vond namelijk dat ik zijn persoonlijke ruimte met voeten had getreden. Vreemd. Ik deed het toch echt met mijn duim. Nee, hij was degene met een probleem. Zijn persoonlijke ruimte was hem heilig. Ik zei hem dat ie dan mogelijk een verkeerd beroep had gekozen. En dat had ik nu net niet moeten zeggen.

Nu zit ik dus in een nieuwe dip. En ook nog eens in een dip zonder saus. Een saus die zeer welkom zou zijn bij het water en brood dat ik sinds vandaag nuttig in een Vlaamse cel. Nee, niet in een Vlaams blok, maar in een echte cel. Met ijzeren tralies.

Vette pech. Eigen schuld, dikke bult. Had ik maar niet aan de noodrem in de trein moeten trekken. Een wanhoopsdaad uit zelfbescherming. Ik kon niet anders. Nood breekt wet. De Vlaamse conducteur was namelijk op een zeer onaangename wijze mijn persoonlijke ruimte binnengetreden. Bah. Affront. Mozes kriebel, brizzl djeu. Hoe durfde ie!


Een vreemde Saga / Gein & Ongein / 25-08-2014

In het algemeen heb ik geen hekel aan mensen. Behalve als ze de natuur met voeten treden. In het bijzonder mijn natuur. Dan moet ik echt optreden. Om mijn natuur te bewaken. Brizzl djeu. Zo ook de afgelopen maand.

Mijn bos en beek waren de afgelopen maand gebombardeerd tot filmlocatie. Ik was de regie in mijn bos volledig kwijt. Niets ergers dan dat, de regie kwijtraken. Ik kwam er ook achter dat de filmwereld het niet zo nauw neemt met de natuur. Ik overwoog om enkele milieuorganisaties te benaderen. Totdat ik erachter kwam dat de regisseur dat zelf ook al had gedaan.

Dat verklaarde ook meteen waarom er merkwaardige figuren rondliepen in mijn bos. Ze voldeden volledig aan het profiel van milieuactivisten. Ze droegen slordige groene kledij, haardracht in rasta of helemaal niet, en waren gezegend met een best wel grote mond. Een mond in staat om vreemdtalige oerklanken te produceren. Luid en in voortdurende herhaling.

Ze vertelden mij dat ze de opdracht hadden gekregen om te acteren zoals zij dat in het gewone leven ook deden. De opdracht kwam van de regisseur. Die hield van method acting. De activisten speelden dus een rol in de film. Zogezegd zo gedaan. Ik vroeg onmiddellijk aan de regisseur of ik dan ook in mijn rol mocht blijven. Dat vond hij geen probleem, zolang ik me maar niet op de filmset begaf. Mijn speelruimte was dus beperkt.

Ik vreesde het ergste. In rap tempo werden vreemde coulissen en decorstukken mijn bos binnengesleept. Waaronder een hele grote brug. Het waren niet de milieuactivisten die protesteerden maar ik. Wat moet zo’n lange lelijke brug in mijn bos? Het paste gewoon niet. De beek die ik altijd had gezien als een wilde rivier leek ineens op een klein waterstraaltje. Ik haalde de regisseur erbij en vroeg hem of hij zag dat de decorstukken en coulissen absoluut niet pasten in dit landschap? Hij was het gelukkig met me eens.

Snel verordonneerde hij vier decorbouwers de beek in het bos verder uit te graven. Ik riep nog “ho ho!”, maar het mocht niet baten. Het zij zo. Ze hadden het klusje in korte tijd geklaard. De brug paste nu veel beter in het plaatje dat de regisseur voor ogen had. De decorbouwers vulden de beek met water. Die leek nu op een heuse rivier. “Mooi, hè?”, klonk het plots naast mij. Het was een ijzige metalen stem, die uit een klein, iel meisje met blond haar klonk. Het meisje, nee het was toch een vrouw, keek me met doordringende ogen aan. Ze verwachtte duidelijk een antwoord.

“Nou … nee, ik kan dit toch echt niet mooi vinden.” “Waarom?”, reageerde ze kort. “Omdat ik meer van bos dan van brug hou!” “Het is toch een mooie brug?” “Nou, dat vind ik niet hoor!” “Oh, goed!” Ze draaide zich stoïcijns om en liep in vlotte pas weg. Ik bleef in verbazing achter. Was dit een vrouw of een robot? Wat een ijskonijn, zowel in handelen als in gesprek. Vreemd, heel vreemd.

“Ah, je hebt kennisgemaakt met Saga, een van mijn hoofdrolspeelsters.” De regisseur stond naast mij. “Ze is goed hoor, ze speelt een van de rechercheurs! Haar collega is ook goed.” Naast de regisseur was een verstrooide man met baard komen staan. Hij trok wat rare bekken, alsof ie voor zijn rol aan het oefenen was. Met geperste lippen trok hij regelmatig zijn mondhoeken strak. Alsof hij wilde zeggen of gebaren ‘ik weet het even niet’. Het leek me een olijk mannetje. Hij oogde sympathieker als het ijskonijn. Hij zei alleen helemaal niets.

“We schieten een crimi!”, sprak de regisseur. “Een milieucrimi, op z’n Zweeds en Deens om precies te zijn.” Nou, ik houd wel van crimi’s, zolang de criminelen zich maar in hun toegang beperken tot de filmset. “We draaien twee weken in dit bos en de rest doen we in de studio. Hopelijk heb je daar geen problemen mee. Ik heb begrepen dat jij de enige bewoner bent in dit bos.” “Dat klopt en ik vind het prima, zolang jullie de natuur maar respecteren en weer terugbrengen in haar originele staat en de dieren met rust laten.” “Mmmmm, dat moet wel lukken. Dan gaan we maar meteen aan de slag.”

Met een schel fluitje trommelde de regisseur alle filmmedewerkers bij elkaar. Decorbouwers, acteurs, cameramannen, lichtvrouwen, geluid-mannetjes, iedereen luisterde naar de regisseur. Hij had alle touwtjes strak in handen en hield iedereen duidelijk bij de les. Ik hoorde hem zeggen dat ze de dieren met rust moesten laten en zich zoveel mogelijk moesten aanpassen aan de natuur. Ik was blij. Deze man had het begrepen. Totdat de regisseur een grote kartonnen doos tevoorschijn toverde waaruit hij allemaal dierenmaskers haalde en uitdeelde aan alle aanwezigen op de set.

De maskers pasten volledig om ieders hoofd. Ik zag ineens vossen, varkens, konijnen en ratten over de filmset lopen. In rokjes en in pakken. Dit was too much. Ik overwoog de filmset bij de bron uit te roeien. Maar de regisseur hield mij tegen. De ‘broen’ op zijn Deens bleek een Zweedse ‘bron’ te ver. Griss mich nicht. A bridge too far. Ik zag bange ogen van hertjes en egeltjes onder het struikgewas vandaan kijken. Ik fantaseerde er kabouteroogjes bij en een jonge dame in een felblauwe jurk. Dit voelde niet goed. Een milieucrimi, hoe crimineel? En het draaien moest nog beginnen. Dat beloofde. En daar stond Saga ineens, midden op de set. Met haar blonde haren wapperend in de wind. In de filmwind. Ze zei niets. Helemaal niets. Vreemd, heel vreemd.


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.