‘Brood, boter, koffie, erwten’, ‘brood, boter, koffie -Waarom gaat dat poortje niet open?- erwten’, ‘brood, boter -Hé, ze hebben dat spul van de reclame-koffie’, ‘brood, boter -Ik heb eigenlijk geen zin in brood-‘, ‘Brood’… Fuck, ik ben het kwijt. Met mijn hoofd bonk ik eventjes hard op het winkelwagentje, althans ik zie mezelf dat in gedachten doen, gelijktijdig voel ik de ogen van een ongeduldige collegaklant in mijn rug priemen, ik versper zijn doorgang.
Terwijl ik ‘sorry’ mompel, zie ik verschrikt de uitdrukking op het gezicht van de versperde klant veranderen van ‘gehaast’ naar ‘ik wil nú mijn levensverhaal aan je vertellen’. Maar dat gaat even niet gebeuren, ik heb zelf te veel haast en duik snel met mijn hoofd tussen de beschuiten, letterlijk, ik wil ook wel eens een bolletje over mijn aai.
Ei! Een beschuitje met ei, daar heb ik zin in. Ik stuiter snel naar het eierrek en raak daar volledig de kluts kwijt; mijn favoriete eitjes staan niet in het rek, klasse D is op, ik twijfel, neem ik andere, ja, ik trek klasse C uit het rek, op naar de kassa, … nee, nee, nee, … mijn tas met lege flessen bungelt nog aan mijn wagentje … helemaal vergeten … terug!
Met mijn mandje tegen de ontevreden kijkende klanten in de afrekenwachtrij botsend, zwaaiende met het -vergeten terug te leggen- beurtbalkje, worstel ik terug de winkel in, de woedende opmerkingen stoïcijns negerend. Ik frot de flessen in de retourmachine en bots op de terugweg naar de kassa tegen een lange man met rossig piekhaar die brutaal mijn weg belemmerd en me streng terechtwijst, “Mevrouw, mevrouw, u vergeet uw flessenbonnetje!”.
Mijn ongemak is, via wanhoop, inmiddels in regelrechte paniek omgeslagen -ik heb een afspraak om tien uur- dus ik gris het bonnetje mee, ren richting kassa, raak in mijn haast een enorme bulkstelling, waarvan de onderste lagen in slow motion beginnen te bewegen. Grote blikken ananas landen voor mijn voeten, ik glij uit, buts met mijn billen op het koude blikwerk en rol met gestrekte benen vooruit over het blikgoed, als een lege fles op een lopende band, richting kassa.
Met grote passen beent de supermarktmanager op me af; angstig kijk ik naar hem op, maar hij pakt mijn hand, vraagt hoe het met me gaat en geeft mij de boodschappen gratis en voor niks mee ‘voor de schrik’. “De … de … de … Ah … Ah … Ha … Aha … A … H … D … Ha … Dee …”, ik kom even niet op de juiste woorden, “Da … Da … Dank … u … wel!”
Co-column geschreven op website ColumnX door Arta en Mien