Ik knip het schilderij aan stukken. In heel veel vierkant. Zuinig ben ik op de randjes. Die wijzen mij de weg. Het mag niet kloppen en hussel alle stukken door elkaar. Het roze verdrijft het blauw. Zoals een dame haar koning. Schaakmat hollen paarden over de vloer. Dat mag niet. Ze moeten stilstaan. Schuin voor de overgang.
Oorlog op het bord. Stilte aan tafel. Stukken aan kop nemen nieuw positie in. Gulden sneden doorklieven het vlees en kerven de ziel. Modellen komen tot leven, staan op uit de verf, als aimabele amandelbloesem, ooit gezien onder een warme zon ergens in het zoete Zuiden.
Perfect perforeer ik kleine ronde gaatjes in alle hoeken van de puzzelstukjes. Uitzonderlijk is de lichtval die door de gaten schijnt. Op de grond schuif ik de stukken op zijn plaats. In een nieuwe orde. Het mag niet kloppen. Grillig zoeken de amandeltakken elkaar op. Kronkelend scheef, omringd door roze blauw en groen, in hele kleine beetjes bruin.
Het schilderij tovert zichzelf weer in elkaar. Ik hecht de stukken in de hoeken opnieuw aaneen. Met kleine witte toverkruisjes. Ingenieus plastic uit een nieuwe tijd. Vierkant is het midden, rechthoekig de totale vorm, glanzend de inhoud. De afbeelding vlak gestreken, schittert in valse schijn. De verf is helaas al jaren haar diepgang kwijt.
De bank wordt aan de kant geschoven. Onbetaalbaar is de lege muur. Hoeveel kunstjes kan zij nog verdragen? Het is niet het moment om vragen te stellen. Zwijgzaam hecht ik strippen op de muur, haaks geraamd. Kromme stukjes amandeltak lachen me vierkant vanaf de grond toe. Nooit, nooit zullen zij nog water proeven.
Ik vat het totaalplaatje van de grond. Het wiebelt en waggelt en wil niet plooien. Horizontaal spreid ik mijn armen en hang het kersverse amandelskelet in positie aan de muur. Het klopt. Alles valt samen en ineen. De muur, de bank, de vloer, het licht. In roze, blauw, groen en bruin. Voor de eeuwigheid? Voor de eeuwigheid.
Bron: Amandelbloesem (van Gogh featuring IXXI)