15-11-2015

Schrijfveren November 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. Als ik in de spiegel kijk …

Langzaam scan ik mijn gezicht en zie hoe van boven naar beneden het vel in ouderdom toeneemt. Bovenin proberen zware wenkbrauwen nog iets op te houden. Borstelig trekken ze de leeftijd op. Daaronder een paar blauwe ogen. Welke kleur blauw laat ik even in het midden. Zowel links als rechts ogen ze hetzelfde. De lichtval in de spiegel in ogenschouw genomen. Het licht komt van links. Mijn linkeroog kleurt daarom lichter. Grappig eigenlijk. Zijn ze in het donker dan donkerblauw? Nee, niet echt. Meestal staan ze dan op zwart. Beiden.

De neus vertoont wat zwarte vlekken. Ingevreten stukjes vreten die mijn skischans langzaam uitvreten. De twee bobbels boven mijn neusgaten lijken nog het meest op een opgezwollen pukkelpiste. Ooit, heel lang geleden, heb ik er nog eens wat in proberen te verstoppen. In de gaten. Erwtjes volgens mij, want die lustte ik vroeger niet. Achteraf gezien maar goed dat ik wel van worteltjes hield.

De roze-blauwe wangen die naast de gaten opbollen hebben al lang niet meer gebloost. Dat kun je zien. Ik weet niet wat het meeste grauw is geworden. Het roze of het blauw. Snel zet ik de verwarming aan in de badkamer. Dat helpt. Uit mijn neus loopt nu ook een druppel vocht. Ik houd het lang niet altijd meer op. Treurig die ouderdom. Meteen twijfel ik of de druppel vocht niet van een etage hoger komt. Van links. Mijn huiloog. Nee, het komt toch uit mijn neus. Mijn oogwal is nog droog.

De lippen worden steeds dunner. Zeker als ik ze samenpers. Wanneer ik ze laat zoenen stromen ze nog wel eens vol. Werkt veel beter dan botox. Een kusje. Je moet ze goed onderhouden, de lippen. Ze vormen de ziel van ieder gesprek. Duidelijke lippentaal is de basis voor goede communicatie. Conversaties met strakgetrokken lippen zijn zelden geloofwaardig. Spreken met al te grote loslippigheid is ook niet raadzaam. Zeker als dit uitmondt in het spreken met consumptie. Beter is het om te spreken voor consumptie. Met kleine teugjes wel te verstaan. Koffiegesprekken ga ik altijd uit de weg. Net als theeleuten.

Tot slot nog even het kinnetje. Met kuil. Uiteraard. Een valkuil? Voor degene die erin valt wellicht. Maar niet voor mij. Zolang het maar geen diepe put wordt en op de randen geen wildgroei ontstaat kan ik best wel door de deur, kijkend in mijn spiegel.


2. Een vrij duistere sfeer

Hij hangt in de lucht en wil van geen wijken weten. Niet iedereen kan het waarnemen. Dat is maar goed ook. Stel dat iedereen het gewaar zou worden, dan zou de hel losbreken. En dat willen we niet. Niemand wil dat. Laten we het prettig houden met z'n allen. Vooral niet duister.

De tafelgesprekken gaan nergens over. Over stukjes koe en kalf die op tafel liggen. Erg voor de hand liggend. En dan regent het ook nog. Over slecht weer gesproken. Met de kinderen gaat het goed. Behalve met de vijf die rondom de tafel rennen. In sneltreinvaart. Geen ouder die er wakker van ligt. Ik wel. Het komt op mij erg duister over. Het geluid dat de kinderen maken neemt dramatische proporties aan. De ouders grijpen niet in. Ik wel.

Duistere sferen tekenen zich af in mijn hoofd. Aan de muur in de grote ruimte zie ik geen schilderijen maar kleine kinderen hangen. Aan hun blousehaakjes. De benen bungelen spastisch onder hun kleine lijfjes. Ze maken gelukkig geen geluid. Niet meer. Ze zijn gemonddoekt. De woede staat in hun ogen geschreven. Duister kijken ze de ruimte in. Is er dan geen enkele ouder die ingrijpt? Dit gaat niet goed. Hier moet ingegrepen worden.

De sirene gaat. Het toneelstuk komt ten einde. De kinderen glijden van de muur omlaag en schoppen een voor hun ouders tegen de schenen. De gesprekken over koe, kalf en weer worden voor even verstoord. Alle kindjes krijgen een aai over de bol. Daarna gaan ze vrolijk verder waar ze zojuist mee gestopt waren. Met tikkertje spelen. Rondom de tafel.


3. Heehallo lege bladzij

Niets mooier dan een lege bladzijde. Ik kan er uren naar kijken en verdwalen in het diepe wit. Ik prefereer bladzijden zonder lijntjes. Die zijn veel te dwingend. Woorden vangen tussen horizontale tralies, wie dat ooit verzonnen heeft? Nee, geef mij maar een maagdelijk witte bladspiegel. Laat die mijn hersens maar leegzuigen. De aantrekkingskracht van een lege bladspiegel is magisch. Het verbaast me telkens weer hoe in de krochten van mijn brein de letters en woorden te voorschijn springen. De letters komen elkaar spontaan tegen in de gangen van mijn doolhof en verbinden zich. Het samenspel gaat als vanzelf. Waarom dat zo spontaan gaat is mij een raadsel. Buiten mijn hoofd verbinding zoeken met anderen vind ik moeilijk. Waarom lukt het met taal dan wel. De gesprekken die ik (met) mezelf voer zijn appetijtelijk en vaak vermakelijk. Maar goed dat ik ze opteken zo nu en dan. Als ze in mijn hoofd blijven zinderen wordt niemand blij. Ik spuw ze uit op lege bladzijden en geef ze body. Ik kneed en harnas de letters en woorden die in mij rondzweven. Alle bladzijden vormen straks mijn boek. Een boek om op te vreten. Voor hongerige zielen op zoek naar verhaal.


4. Laat jij je verzorgen?

Ik stink. Helemaal niet erg. Laat maar lekker geuren. Zonder geur geen enkele herkenning. En ik wordt toch graag herkend. Ze moeten mij wel terug kunnen vinden. Iedere dag doe ik mijn best te stinken.

Jij stinkt. Ja, nou en. Dat is niet netjes. Wat kan mij dat schelen. Ik ruik je op een kilometer. Daar ben ik dan heel gelukkig mee. Jouw vinden ze in ieder geval altijd terug.

Hij stinkt. Dat weet ik. Wat doen we eraan? Ach, laat toch lekker stinken. Opdat ze hem tijdig kunnen vinden. Ja, opdat ze hem tijdig kunnen vinden. Dat noem ik nog eens iemand goed verzorgen.


5. Lucifers

Eerst moesten ze een boom vangen. Zonder boom was er geen beginnen aan. Maar waar haalden ze een geschikte boom vandaan. Gewoon van de straat, of uit een bos. De bomen in de straat waren gelouterd. Zij kenden de verhalen uit de buurt en ze roken iedere hond van grote afstand, inclusief het bijbehorende baasje. De bomen in het bos waren veel vrijer. In de meeste gevallen was zelfs sprake van wildgroei. Hun takken waren van veel grotere omvang. Die in de straat werden met grote regelmaat gesnoeid. Dat bood meteen voordelen. Een regelmatige groei en geknot in de juiste proporties maakte de verwerking veel makkelijker. Een boom uit de straat zou het dus worden.

De werkers smeden een plan hoe ze de boom het beste konden vangen. Maar eerst moesten ze nog bepalen welke boom. Eentje aan het begin van de straat, in het midden of aan het eind? Op zich maakte het niet zoveel uit. Ze waren vrijwel gelijktijdig geplant. Het enige verschil tussen begin, midden en eind van de straat was de windrichting, een niet te onderschatten omgevingsfactor voor een boom. Die aan het eind van de straat stond in het noorden. Die aan het begin in het zuiden. De middelste stond noord-zuid of zuid-noord, afhankelijk van de toenadering. De werkers kozen de eindboom. Noordhout was veel beter te verwerken. Had veel meer regen gehad en niet te veel zon. Dat kwam de taaiheid ten goede.

Een juiste en doordachte keuze van de werkers. De vangst van de boom was a piece of cake. De boom was er aan toe gerooid te worden. Hij bleef geduldig staan, totdat ze aan zijn wortels kwamen. Dat kietelde. Hij sloeg met de weinige takken die hij nog had flink om zich heen. De werkers konden ze maar net ontwijken. Snel legde ze de boom om. Ze konden alle takken namelijk goed gebruiken. En die moesten er zo lang mogelijk aan blijven zitten. Dat was beter voor het verwerkingsproces.

Op de werkplaats werd eindboom snel door de mangelmolen gehaald. Ontschorst lag ie kaal te bibberen op een grote snijplank. De messen deden snel hun werk en hakten de boom, inclusief zijtakken in hele kleine mootjes. Tot slot werden de mootjes gedoopt in rode zwavel. Rood, want dat verdiende de eindboom. Daarna werden de mootjes begraven in kleine kistjes. Op de kistjes werden nog wat mooie vogels geschilderd. De mootjes waren klaar voor een tweede leven. Een leven dat in korte tijd weer uitgeblazen werd. Door verhitting voor eeuwig gecremeerd. Ashes to ashes. Dust to dust.


6. In het ziekenhuisbed

Ramen, deuren, auto's, kinderen, dieren, mensen, alles vliegt in sneltreinvaart aan mij voorbij. Ik durf me niet op te richten en druk mijn hoofd hard in het kussen. Wat is er aan de hand? Ik probeer me te focussen op de wolken maar zelfs die lijken te vliegen. Alles wat een gezicht heeft kijkt verschrikt. Waar maakt iedereen zich zo'n zorgen over? De wereld is toch om van te houden. Schrik en angst zijn nergens voor nodig. Een man met een mondkapje buigt zich over mij heen. Bent u er klaar voor? Twaalf ogen kijken mij verbaast aan zodra ik antwoord. Ik ben er klaar voor.

Maar wij niet. Ik krijg een plastic kapje op en in no time keert er rust in en om mij. De monden onder de twaalf ogen waren aanvankelijk wit gesluierd. Nu dragen de gezichten ineens zwoele rood gestifte lippen. Ergens op de achtergrond klinkt exotische muziek. Het spul dat ik inhaleer doet mij goed en ik besluit nog eens diep te inhaleren. De vrouwen voor mij beginnen nu te dansen en ik dans mee. Langzaam dein ik uit de kamer en uit mijn hoofd.

Drie weken later word ik wakker. Het eerst wat ik murmel is: Waar zijn die vrouwen? Een paar ogen kijkt me waterig aan. De mond eronder fluistert zacht: Gelukkig, je bent er weer!


7. Leren handwerken

Het leer sluit nauw rondom de vingers. De handwerken voelen zacht en warm aan. Zes maanden heeft de chirurg erover gedaan. Zijn werk zit erop. Ik kan de vingers nog niet bewegen. Daarvoor is eerst therapie nodig. Vingertherapie. De zenuwen en spieren zijn wel aangesloten maar werken niet naar behoren. Met engelengeduld en veel, heel veel training ben ik straks mogelijk in staat om weer handen te schudden. De fijne kneepjes volgen later.

Langzaam schrijf ik de geschiedenis terug. Niet met mijn handen maar in gedachten. De overlevering en ervaring vertelt mij dat mijn vingervaardigheid voorheen van grote klasse was. Als meesterharpist kan dat ook niet anders. Zes maanden geleden vielen al mijn vingers op de grond. Op het moment suprême lieten zij plots los. Bach draait zich om in zijn graf. Daarvoor had hij dit muziekstuk niet geschreven. Niet voor de harp. Wel voor de zingende zaag. Dat wel. De snaren van de harp gaven dan ook niet echt soepel mee. De voorgeschreven horizontale repetitieve strekking van alle vingers op het snaarblad had ik verkeerd geïnterpreteerd. Dom, dom, dom. De harp plooide zich naar de voorgeschreven muziek en beet zich in mijn vingers. Ik reageerde te laat. De vingers vielen in stompjes op de grond. Er viel niets meer te redden. De snaren hadden dusdanig hun werk gedaan dat er niets maar dan ook niets meer te hechten viel.

Het enige dat mij als meesterharpist nog restte was opnieuw te leren handwerken. Opnieuw leren handwerken met op maar gemaakte leren handwerken. Hoe dubbel.

8. Aan boord gaan

Ik mag de boot niet missen. Niet weer. Snel stap ik in, aan, op boord. Whatever. Kantje boord, want ik vla bijna in het water. Niet doen zei ik nog. Veel te gevaarlijk. De orka's kijken me wat bozig aan. Daar gaat hun lekkere hapje. De kapitein haalt de loopbrug op. Alleen degenen die over water kunnen lopen zijn nog welkom. Niemand dus. Wie kan er nu over water lopen? Arie Boomsma? Nee, ook die kan het niet.

Missie geslaagd. We zijn in, aan of op boord. Niemand heeft de boot gemist. Die ligt onder ons. Mochten we de boot deze reis nog gaan missen dan heeft dat niet te maken met de boot maar met ons. Het soort bootreisjes waar ik mij mee inlaat ontaarden vaak in drinkgelag. Op een boot kun je meestal geen kant op, wat moet je dan anders. Van boord gaan? Ok dacht het niet. Daar liggen de orka's al op wacht. We maken van de bootreis dan ook geen snoepreis.

Al gauw verdwijnt de boot onder ons. We missen hem niet. Gezangen worden aangeheven, onder de vlag in top. Het is nu zaak om alles en iedereen binnen, in, op, of aan boord te houden. Dat lukt. Uitgezonderd een meisje. Dat raken we al snel loos. Stuurloos flikkerde ze over bakboord. Na een halve fles jenever. Zelfs de orka's raakten heel even het paadje kwijt. Het werd hen heel eventjes zwart voor de ogen.

De terugreis maken we ook weer mee zonder bont. En ook nu missen we hem niet. We zweven over het water op benzine en op jenever. Nee, nee, in benzine, in jenever. We houden uit verveling nog een wedstrijdje vuurspuwen. Met de mond, niet met de ogen. En dat, dat hadden we nu net niet moeten doen. Bij moord en brand een boot missen is niet echt handig.

9. Uitstelgedrag

Wacht. Nog heel even. Ik ga me eerst even aankleden. Wat zeg ik. Eerst even douchen. Ben best wel moe. Ik besluit op bed te gaan liggen. Een droom overvalt mij. En nog een. Een nat washandje maakt me wakker. Waar ik blijf? Ik douch. Ik kleed me aan. Heb moeite met het kiezen van de kleren. Ik wissel zes keer van outfit. Nog ben ik niet tevreden. Uiteindelijk houd ik me bij mijn eerste keuze. De spiegel fronst. Snel gooi ik een handdoek over hem heen. Anders kom ik echt te laat.

Voordat we gaan check ik alle ramen en deuren. Is het gas uit? Zal ik toch niet even eerst al het vuilnis verzamelen en alvast klaarzetten? Onderwijl zet ik ook nog even alle planten bij elkaar. Wel zo makkelijk voor het water geven. Shit, nu moet ik ook nog naar het toilet. Het laatste blaadje. Ik trek met een vies gezicht mijn broek op tot net over mijn knieën en strompel de gang op. In de gangkast vind ik gelukkig nog een rol. Maar goed dat ik nog even ga. Blij dat ik dat niet even heb uitgesteld. De volle toiletrol heeft een laxerende werking op mijn darmen en sluitspier. Net op tijd vinden mijn billen de bril. In de auto zitten kinderen en vrouw ongeduldig met verbeten gezichten op mij te wachten.

Tanken, ja, dat moet ook nog even gebeuren. En banden oppompen. Waar heb ik nu de gebruikershandleiding ook alweer gelaten? Thuis. Omdraaien dan maar. Op,de tafel zie ik ook nog mijn paspoort liggen. Hoe kan ik dat nu vergeten? Op de A1 raken we in de file. De trein nemen gaat niet meer. Waarom heb ik in hemelsnaam ook alles tot het laatste moment uitgesteld. Het vliegtuig gaat in rook op. Amsterdam wordt onze nieuwe bestemming. Voor het derde rij op jaar. De apen in de zoo worden oud.

10. Het mooiste standbeeld

Nog nooit heb ik zo'n mooi standbeeld aanschouwd. En het grappige is dat ik zo'n beetje de enige ben die dat ziet. De schoonheid van dit beeld. De meeste mensen lopen er onwetend omheen. Het lijkt wel of ze het niet willen zien. De andere standbeelden zijn natuurlijk veel imposanter, dat begrijp ik. Maar toch, dit standbeeld slaat in mijn ogen alles. De kunstenaar die dit gemaakt heeft verdient een grote pluim. Ha, ha. De pluim op het standbeeld mag er ook wezen. Hij prijkt fier op het hoofddeksel van de keizer. Prachtig hoe de kunstenaar dit heeft weten te verbeelden. Er is dan ook zichtbaar sprake van een trotse keizer. Jammer dat de keizer het standbeeld zelf nooit heeft kunnen zien. Het staat overigens op een mooie plek. Vlak voor het paleis. De rest van de beelden in de beeldentuin verbleken bij dit mooie exemplaar. Het staat prachtig opgenomen in zijn natuurlijke habitat. De keizer hield van zijn beeldentuin. Nu is hij er zelf in opgenomen. Het zou hem nog trotser maken dan dat de kunstenaar laat zien. Hoe aanschouwelijk de kunstenaar het dan ook voor elkaar heeft gekregen. De trots van de keizer is onmetelijk. En dat zal hij ook blijven. De kunstenaar heeft goed gebruik gemaakt van de nieuwste technieken. Hier is duidelijk sprake van 3.0 beeldhouwkunst. Het kleurgebruik, de lichtinval, de maatvoering, de plasticiteit, alles klopt. Het bordje onder het standbeeld vind ik alleen een beetje overbodig. Verboden aan te raken. Dat spreekt voor zich. Er valt niet zoveel aan te raken. De kunstenaar heeft nochtans zijn opdracht serieus genomen en ver doorgevoerd. Daarmee heeft hij de keizer, de kijker en zichzelf overstegen. De vrije vertaling van de onzichtbare kleren van de keizer naar de onzichtbare keizer werkt louterend en bevrijdend. Er is niets, maar dan ook niets overbodigs toegevoegd aan dit prachtige kunstwerk van gebakken lucht.

11. Een avontuur dat je dolgraag zou beleven

Graag zou ik een dag in mijn leven een grasspriet willen zijn. Heerlijk lijkt me dat. En dan als het even kan op een zomerse dag, met een klein zwoel zomerbriesje. Waar dat maakt me niet zoveel uit. Het mag zelfs in mijn eigen tuin. Waarschijnlijk het minst gevaarlijk ook. Stel je voor dat ik grasspriet zou zijn in een weiland vol met koeien. De angst om vermalen te worden zou hevig zijn en mijn plezier meteen bederven. In een wei met paarden vind ik ook wat minder. Soms krijgen die beesten het op de heupen en draven door. Ik zou zo maar vertrapt kunnen worden. Nee, laat mij maar lekker beschut en begrensd, in de warme zon wat uitwaaien in mijn eigen tuin. De enige schrik die ik dan kan vrezen is een losse flodder in mijn nek van een vogel. Laat het in dat geval een heggenmus zijn. Dat kan ik wel behappen. Een heel avontuur zou ik het vinden. Een dag lang mezelf een grasspriet voelen. Saai? Helemaal niet. Er gebeurt van alles in het gras. Maar je moet het wel willen zien. Zo dwalen er veel verloren gedachten rond. Spannend om die te ontcijferen. Tranen worden er ook vaak gevloeid. Tranen van gemiste kansen. Waar die vandaan komen? Hoe ik dat weet? Nou, ik heb wel eens een dagje in het gras gezeten en de natuur in zijn waarachtige verschijning nauwkeurig aanschouwd. Dan zie je het allemaal vlak voor je gebeuren. De vogel die de worm maar niet weet te vinden en honger heeft. En omgekeerd. De worm die maar niet op tijd diep de grond in weet te duiken, bij het aanstormen van een gulzige merel. Het zijn avonturen op leven en dood. Ze gaan vaak gepaard met groot verdriet. Niet dat ik nu als grasspriet zit te wachten op deze gruwelen. Nee hoor. Niets mis met het zonnebaden van mijn lange groene lijf in een zwoel windje. Voor mij genoeg avontuur. Niemand die me stoort. En dat ondanks een oerwoud aan gezelschap. Waar maak je dat nog mee?

12. Science fiction

Zodra je Engelse ingeburgerde woorden letterlijk naar het Nederlands vertaald krijgen ze iets absurds en gelijktijdig ook aandoenlijks. Neem als bijvoorbeeld maar eens science fiction. Fictieve wetenschap. Hoe absurd is dat? Wetenschap die fictief is? Wat een tegenstrijdigheid. Wetenschap wil hoe dan ook bewezen worden. Als het niet bewezen kan worden bestaat het niet. Dan is ie bij voorbaat fictief. Nee. Ook fout. Fictief laat nog ruimte. In gedachten kan het dan nog wel bestaan. En zo ver wil een echte wetenschapper echt niet gaan. Tot in detail, tot honderd cijfers achter de nul moet het kloppen. Gestaafd met voor-, midden- en liefst ook na-onderzoek. Fictieve wetenschap is absurd, bestaat niet. Fictief vind ik nog iets aandoenlijks hebben. Het werkt verzachtend. Ach, het is maar fictief. Het bestaat alleen in gedachten, niet echt. Het klinkt zelfs aandoenlijk. Spreek het maar eens zachtjes, haast fluisterend uit. Voel je de zachte f over de lippen glijden. Fijn toch? De Engelstalige versie is veel ruwer. Dat komt door de inburgering en de vanzelfsprekendheid van het begrip. Het krijgt meteen een bijwerking een bijklank. Science fiction. Saaiens fiksjen. Meteen denk je aan iets buitensporigs, iets buitenaards. En dat wat buiten de aarde gaat dat is vreemd. Science fiction fonetisch geschreven heeft iets Fries. Ook buitenaards. Maar dat terzijde. Maar wat als we het begrip nu eens loskoppelen van zijn ingeburgerde betekenis. Wat als we Science fiction een compleet andere betekenis geven. Lukt niet. Gaat niet. Je komt er als vanzelf weer bij terug. Dat is pas scary. In het Engels, heel erg eng. In plat Nederlands scharrig. Wat wil dat nu zeggen? Niets. Beangstigend gewoon.

13. Klapstoelen

Ooit aangevallen door klapstoelen? Nou, ik wel. Onlangs nog bij de IKEA. Nou ik heb ze er van langs gegeven hoor. Wat een rot stoelen. En ze hebben het allemaal. Ik lieg niet. Ik heb er verschillende uitgeprobeerd en ze reageren allemaal hetzelfde. Wat een brutaliteit. Het begint meteen al bij de eerste zit. Je klapt de stoel uiteen en hij klapt meteen terug. Je krijgt de tijd nog geeneens om te gaan zitten. Voordat je zit heb je de eerste klappen al ontvangen. Wil je vervolgens opstaan dan straft de stoel onmiddellijk. Hij wil niet dat je opstaat. Heb dat dan door. Hup, weer een vervelende klap tegen je kont. Als je niet uitkijkt twee. Nee, ik heb het niet op klapstoelen van IKEA. En zeker niet die stoelen die je in elkaar moet zetten met een inbussleutel. Hoedt u voor dit soort stoelen. Ze laten niet meer los. Nooit meer. Maar dan klappen ze toch ook niet meer? Dat zou u denken. Blijf voor de aardigheid maar eens vijf minuten lang op een IKEA klapstoel zitten. Binnen vijf seconden, let wel, binnen vijf seconden klapt deze al uit zijn school. De IKEA stoel onthoudt namelijk alles. Echt waar. Alles. Wie erop gezeten heeft, hoelang, of ie kouden of warme billen had en erger nog, hij onthoudt ook nog eens de gesprekken. Die houdt hij ook niet voor zich. De klapstoel doet zijn naam eer aan. Hij klapt uit de school zodra er iemand op gaat zitten. Eigenlijk zouden we die klapstoelen, klapscholen moeten noemen. Maar dan wordt het erg verwarrend. Want wie laat zijn kinderen nu les volgen op een klapschool. Nee dan toch liever een klapstoel. Maar liever niet ban IKEA.


14. Wat hangt er aan de muur?

De kat van mijn broer hangt aan mijn muur. Het is een prachtig gezicht. Een roze lijf en rode poten. Geen rosse maar een roze kater. Hij heeft geen naam. Nog niet. Rossi zou wel mooi zijn. Een Italiaanse kater. Hoor hem eens snorren. Gelijk een snorfiets. Ik kan hem ook,nog Solex noemen. Een kar die Solex heet. Geweldig toch? Nee, toch liever Rossi. Ik zit alleen in dubio. Rossi van de motors of Rossi van het voetbal. Kent u hem nog? Die met die lange benen en zijn goddelijke lijf. Hij viel in goede aarde bij zowel de mannen als de vrouwen. Jet schijnt zelfs dat het kijkcijfers behoorlijk stegen zodra Rossi met de Azzurri op TV verscheen. Het vreemde bij kijkcijfers vind ik dan weer hoe ze dan de aantallen doorrekenden. Hoe wisten ze nu dat man en vrouw op de bank TV zaten te kijken? Nattevingerwerk waarschijnlijk. En de kinderen, tellen die ook mee?
Ik hou het maar beter bij Rossi de motorcoureur. Zo'n strak leren pak is ook niet mis. En ja hoor. Zowel voor de mannen als vrouwen. Stoer en geil. De snelheid van het leer. De leren pijpen. Het leren pijpen. Een lidwoord van verschil. De kat van mijn broer heeft gevochten. Hij knijpt een oogje dicht. Het liefst wil ie tegen de muur omhoog springen. Gelukkig houdt een lijst hem in bedwang.,het zou zo maar vlekken kunnen geven. Op mijn witte muur. En dat willen we niet.

15. Voorjaarsmode

Hij draagt een jasje van vers geplukt jong groen blad. Zij een jurkje van asperges. De schoenen komen vers uit de kast. Ze hebben een winter lang geen licht gezien. Blij glanzen ze in de voorjaarszon. Het is best nog frisjes buiten. Hij draagt een pet van reclame folders en zij een hoedje van papier. Het kleurpalet dit jaar is veel. Veel kleuren in de vreemdste combinaties. Alles mag. Niets vloekt. Wat een verzuchting. Want wie onderscheidt zich nu. En hoe? Bloot. Dat is wellicht de beste optie dit jaar. Voorjaarsbloot. Zowel de binnen als de buitenkleding. Zowel voor man en vrouw. De Adam en Eva look. Hij is overal verkrijgbaar. Hangt overal in de winkel. Zowel bij de Zeeman als bij Dolce Vita. Bij de laatste is ie alleen wat duurder. Wat maakt het uit. Laat je toch gewoon onopvallend het prijskaartje ergens bungelen. Aan je billen of decolleté. Of beter nog, aan je kruis. Voor het onderscheidend vermogen.