30-09-2017

Webtales Workshop Schrijfopdracht September 2017

Alle problemen opgelost (12-09-2017) (In de Spotlight op Web Tales)

Problemen zijn net als woorden. Maar dan op zijn Frans. Paroles, paroles, paroles. Ik heb het proefondervindelijk uitgeprobeerd. Problemen, problemen, problemen. De mensen in het metrostation verklaarden me heel even voor gek. Sterker nog, ze keken niet eens meer welke metro er kwam. Neu. Ze stapten gewoon bij de eerste de beste metro die kwam in. Weg van alle problemen. Dat dachten ze. Nu hadden ze pas echt een probleem.

Nog meer problemen

Ik spring net op het nippertje mee de metro in. De schrik staat op het gezicht van de mensen te lezen. Nee, nee, nee, lijken de gezichten te zeggen. Ik zoek het eerste slachtoffer en schreeuw keihard in zijn oor. Problemen, problemen, problemen. Ik doe het in G-mineur. Dat komt snoeihard binnen, dat verzeker ik u. De man schreeuwt het uit. Stop, stop, stop. Ik krijg medelijden en spreek zijn buurvrouw aan. Problemen, problemen, problemen. In C-largo. Dat moet ze kunnen hebben. Wat een oren heeft die vrouw. Maar ook zij kan de woorden niet verdragen. Ook al heb ik ze nog zo mooi gezongen. Een meneer die alles rustig bekeken heeft tikt op mijn schouder. Dàt had nu net niet moeten doen.

Nog veel meer problemen

Het vraagt om een lucide aanpak. Geen idee wat dat is maar ik ga ervoor. Je hoort zo nu en dan wel eens wat. De man voor me wijst naar zijn mond, vervolgens naar zijn oren en schudt driftig met zijn hoofd van links naar rechts. Daarna draait hij met zijn wijsvinger snelle rondjes voor zijn oorgat en daarna houdt hij diezelfde vinger opgeheven voor mijn ogen en schudt daarmee wederom driftig op en neer. Dan valt het kwartje. Doof. Die man is doof. Houdt ie me nu voor de gek? Ik neem de proef op de som en schreeuw zo hard als ik kan. Problemen, problemen, problemen. Bijna alle passagiers plakken nu tegen de raam van de metro. Behalve de dove man. Stokstijf staat ie stil. Heel even. Dan valt ie neer. Dood?

Nu heb ik echt een probleem

Ik weet niet goed wat te doen. De passagiers gaan in een klein kringetje rondom de man en mij staan. De metro dendert intussen door. Heel irritant. Niets zo irritant als een kring mensen in een op hol geslagen metro. Ze plakken en ze stinken. De man blijft liggen. Ook al zo irritant. Niets zo irritant als een man op een vloer omringd door mensen in een op hol geslagen metro die plakken en die stinken. Ik kan maar een ding doen. Problemen, problemen, problemen. In Z-lentisimo dit keer. Ik weet wel wanneer ik me moet inhouden. Eureka. De man richt zijn bovenlijf op. En roept heel irritant. Heb ik u laten schrikken. Neu.

Alle problemen opgelost

Dat is werkelijk waar too much. Zo vinden ook alle omstanders. Oké ik maak dan wel veel lawaai. Heel veel. Maar faken, daaraan heeft iedereen een broertje dood. Wat er daarna gebeurde had ik u liever niet verteld. Maar het moet. Het kan haast niet erger lieve mensen. En masse heft het hele metrocompartiment zijn stem aan. In alle letters van het alfabet in alle tempo's. Sommigen ijl anderen weer zwaar diep. Tot op de bodem en skyhigh in koor. Problemen. Problemen. Problemen. Iemand trekt aan de noodrem. En ik kan het u vertellen, niet de stomdove man, doofstom. Nee. Maar hij vliegt wel buiten. Ik blij.

Les 1 Opdracht 1 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Suspense!


Stomdoof (13-09-2017)

Een stomdove man loopt over het perron van de metro. Het is nog vroeg. Zonder stok, want die heeft een stomdove man niet nodig. Althans dat denkt de man. Hij moest eens weten. Deze ochtend zou hij spijt krijgen van deze onbezonnen daad. Waarom? Dat vertel ik u zo. Ik ga vooralsnog eerst de spanning nog een beetje opbouwen. Naar een probleem, een groot probleem.

Ergens voelt de stomdove man toch wat argwaan. Een vreemd woord eigenlijk want wat is arg nu precies? Wanen kennen we wel. Toch? Nou, let op. De goede man heeft niet voor niets een feilloos gevoel voor wat er te gebeuren staat. Een zesde zintuig noem ik het. Op het perron lijkt alles rustig te verlopen. Een gewone doordeweekse ochtend. Maar zoals ik al zojuist voorzichtig aankondigde, schijn bedriegt. Niet dat ik de stomdove man als bedrieger wil duiden maar toch. Arg, wat geeft het ook? No problem.

Nee, u kent dat wel, zo'n dreigend unheimisch gevoel dat rondom metrostations kan hangen. Hitchcock zou er zowaar een puntje aan kunnen zuigen. Suspense. Niet meer dan dat. Totdat de metro het station komt binnenrollen. Zonder vogels, maar wel met piepende remmen. En dan gebeurt het. Het onverwachte.

'Problemen, problemen, problemen.' Een kleine long tall Bert met zwart haar, forse wenkbrauwen en een rode neus heeft zich uit de massa opgericht en zingt uit volle borst. Vals. Vals. Vals! Niet om aan te horen. De mensenmassa spurt zonder nadenken de metro in en kijkt verschrikt uit het raam. Althans de mensen die een plekje hebben weten te bemachtigen voor het raam. De stomdove man grijpt naar zijn stok. Arg. Mis!

Les 1 Opdracht 2 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Suspense!


Der Bomber (14-09-2017)

De zandloper staat op tafel. Heel langzaam zie ik het zand door het kleine gaatje stromen. En ik kan maar een ding denken. Laat het alsjeblieft heel even regenen in het bovenste deel van de zandloper. Kan dat? Nee, natuurlijk kan dat niet. Maar ik kan het wel denken, toch? Zodat het zand stroperig wordt en niet meer door het gaatje kan. Alsjeblieft. Ik moet toch ergens tijd winnen?

De zandloper staat nog steeds op tafel. Tien paar ogen staren me aan. Hoelang houd ik dit nog vol? Zie ik nu pretogen of bezorgde ogen? Ik kan het maar moeilijk peilen. Mijn eigen blik bevat maar een staat. Een staat van paniek. Ik voel ook tranen prikken. Nu al? Ik heb toch nog tijd? Mijn gedachten dwalen weer af. Wat als er nu een heel klein mannetje in de bovenste helft van de zandloper zou opstaan uit het zand? En dan, ja sorry, een heel klein poepje zou doen? Maar pas nadat hij driftig met zijn kleine handjes eerst een flinke kuil heeft gegraven. Kan dat? Ik stel het mezelf voor. Nee, dat gaat nooit lukken, graven en poepen tegelijk. Ik zie het zand steeds sneller stromen. Weg tijd.

De vraag, wat was nu ook alweer de vraag? Tien paar ogen staren me nog steeds aan. Een sportvraag. Wie scoorde in 1974 het bevrijdende doelpunt voor de Duitsers tijdens het WK voetbal? Wat een rotvraag. Hoezo bevrijdend doelpunt? Is dit een flauwe grap? Wil ik die vraag überhaupt wel beantwoorden? Maar opgeven is geen optie. Tien paar ogen kijken me op het moment suprême heel ernstig aan. Tien handen kloppen met hun vingers ongeduldig op de tafel. Hoezo tijdsdruk? De bonusvraag, in welke minuut werd er gescoord, laat ik schieten. Schieten, bombarderen? Der Bomber! Gerd. Gerd Müller! Ik zie de laatste korrel door het gaatje glijden. Shit! Weer verloren.

Les 1 Opdracht 3 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Suspense!


Goud in benen (15-09-2017)

Dick speelt advocaat van de duivel met engelengeduld. De mannen aan tafel kijken hem opgewonden aan. Zou deze man echt de oplossing hebben? Vanavond mogen ze wat langer opblijven en een spelletje spelen. In oranje pyjama's. De druk moet eraf, zo legt Dick uit. De mannen weten nog niet goed wat er boven hun hoofd hangt. Dick wel. Uitsluiting. Niemand wil dat. Maar Dick weet raad. Wie goed kijkt ziet ook dat er langzaam twee rode hoorntjes op zijn voorhoofd verschijnen. Spelletjes spelen helpt altijd.

'Wie is er aan de beurt?' Zenuwachtig kijken tien paar ogen naar Janssen, die vervolgens een kaart op tafel omdraait. 'Hoe heet de man die goud in benen had, maar datzelfde goud uit handen gaf toen bleek dat de verzekering niet langer zijn linkerbeen dekte en daarnaast ook nog eens een verkeerd merk schoenen droeg?' Wat een rotvraag, denkt Janssen en kijkt naar de zandloper die snel wordt omgedraaid. De tijd gaat in.

Het zand in de zandloper kleurt ineens goud. Dat kan toch niet. Tien paar ogen aan tafel zien hetzelfde. Dick grijpt in. Hij is niet voor niets advocaat van de duivel. 'Wie deze vraag weet mag de zandloper houden.'

Geroezemoes aan tafel. Robben steekt zijn vinger omhoog, wacht niet af en begint meteen te spreken.
'Dat is niet eerlijk. Janssen is aan de beurt en die vraag is veel te makkelijk!'
'Cruijff!', roept Sneijder ins Blaue hinein.
'Kop dicht Wesley, Janssen is aan de beurt!'
'Ho, ho!', valt Dick bij. 'Iedereen mag raden en Wes heeft gelijk. Het antwoord is Cruijff. Hij wint de gouden zandloper.'

Even blijft het stil aan tafel. Maar dan breekt de pleuris uit. Alle oranje pyjama's vallen elkaar ineens aan en zetten hun tanden in elkaars nekken. Bloed spat tegen het plafond. Wat gebeurt er nu? Dick ziet het allemaal met grote ogen aan. Heeft hij dan toch de macht? Twee grote rode hoornen op zijn voorhoofd knipperen fel aan en uit. Vervolgens wordt er luid op de deur geklopt. Ruud, die de deur bewaakt zet zijn fotocamera aan en gooit de deur open. Elf rode duivels vliegen naar binnen. De kamer verandert in een gekkenhuis. Totdat plots de zandloper stilvalt en weer kleurt in zandbruin.

Les 1 Opdracht 4 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Suspense!


De herfst was laat dit jaar (17-09-2017)

De herfst was laat dit jaar. De blaadjes bleven heel lang hangen aan de bomen. Evenzo de eikels. Was dit weer het zoveelste teken aan de wand? Aan de wand van het bos in de Ardennen?

Nee, dit is toch niet de tekst die Mischa voor ogen heeft. Een wand van het bos? Hoe komt ie erop. Dat gaat helemaal nergens over. En het ergste van al. Alle verdere inspiratie ontbreekt. Komop, denkt ie. Laat ik maar eens door een bos gaan lopen. Een echt bos. Niet zo'n plastic bos van IKEA.

Dat plastic bos had Mischa de afgelopen week nog bekeken. In een gids. Een kleurengids. Lelijk. Oerlelijk. Daar zou hij nooit en te nimmer inspiratie in vinden. Nee, dit keer moest hij als kunstenaar, als jonge schrijver, toch eens voor het echie kiezen.

Het deed Mischa denken aan de kunstacademie, waar ie geflopt was. Waar een boom van een kerel, luisterend naar dezelfde naam hem had voorgesteld eens een weekend in een kuil te gaan zitten. In een bos. En alleen maar waar te nemen wat er in die kuil gebeurde. Met de kuil en met hem. Een maffe opdracht die Mischa meteen had doen besluiten te stoppen met de academie.

Daan zit ie dan. In het bos dat nog herfst moet worden. Met een klein schepje graaft ie zich autobio. Hij doet er lang over. Hij is dan ook geen meesterschepper. Helemaal niet. Na drie uur spaden duikt hij in de kuil en geeft zich over aan het ontluiken van de herfst. Maar de herfst komt maar niet. De eikels vallen niet en evenmin de blaadjes.

Vier weken bivakkeert Mischa in zijn kuil. Zijn moeder komt hem af en toe voeren. En 's-avonds wordt er een klein grondzuil over de kuil gelegd. In een overlevingsslaapzak brengt ie de nachten door. En ja, na vier weken vindt hij dan eindelijk inspiratie, gaat naar huis en schuift aan tafel.

Maar laten we eerlijk zijn, lieve lezer. Het slaat als een tang op een varken. Toch? De tekst uit de eerste alinea kan niet echt door de beugel. Wel? Nou, helpt u dan Mischa verder in zijn kunstenaarschap. Alle ideeën zijn welkom. Zijn impresario houd zich war aanbevolen. Schrijven kan naar. Walnootstraat 12, 4367 CK Beukendorp. Graag ter attentie van Mischa Art. Dank u wel. Namens Mischa.


Les 2 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Inspiratieopdracht herfst


Vakantiebeleving (20-09-2017)

Ik zit in de auto. Dat kan zeven dingen betekenen. Ik ga naar mijn werk, ik doe boodschappen, ik ga op bezoek bij vrienden of familie, ik ga op museum- of theaterbezoek, ik toer wat rond, ik ga naar het benzinestation, ik ga op vakantie. Hiep, hiep hoera, bij de laatste optie. Of ben ik er toch nog een vergeten? Ja, natuurlijk. Ik zit bij iemand anders in de auto. Dat kan natuurlijk ook.

Je kent dat wel. Een auto. Zo'n ding op vier wielen, of zes, of acht, of misschien wel tien. Al naar gelang de bestemming. Vrachtauto's reken ik ook tot auto's. Maar wat als de auto nu plots een vliegtuig wordt? Kan dat dan? Ja, dat kan. Ik ga het u vertellen. Een vakantiebeleving, want dat was het.

Aan het benzinestation ergens in Italië, sta ik peentjes te zweten. Zo warm is het. Ik ben nog maar zeventien en een bezorgde moeder zou denken: 'Wat doet die jongen daar, zo alleen bij een benzinestation?'. Maar die moeder heb ik niet. Dus daar hoef ik me geen zorgen over te maken. Over de moeder dan. En vice versa.

Maar daar sta ik dan. Met het zweet op mijn voorhoofd en een kartonnen bord in de hand. Ik houd van simpel en direct. Holland staat er opgeschreven. In kapitalen. Want de automobilisten moeten het wel goed kunnen zien. Na lang wachten stopt er een dikke vette Mercedes. Anders kan ik het niet uitdrukken. Dit moet gevoeglijk bijvoeglijk verteld worden. Ik permitteer me dat. Ondanks de opdracht om bijvoegingen te mijden. Show don't tell.

Nou, de show was compleet. De chauffeur had echter wat argwaan. Of ik een briefje wilde ondertekenen dat hij niet verantwoordelijk was voor eventueel letsel berokkend tijdens de reis. Ach, wat kon mij nu gebeuren?

Les 3 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Schrijven is schrappen


Kale dialoog (21-09-2017)

Wassen en knippen?
Graag.
Mooi weer vandaag.
Ja, gisteren en morgen niet.
U bedoelt?
Precies wat ik zeg, gisteren en morgen niet.
Ja, ja.
Volgens Pien dan.
Armand?
Die ja, die kan het weten.
Hoezo?
Nou gisteren klopte het weer zoals hij voorspelde.
Ja.
Dan klopt het morgen weer.
Dat is een aanname meneer.
Klopt. Niets mis mee toch?
Let maar eens op. Overmorgen komt het uit.
Dat het weer van gisteren klopt?
Precies.
Nu heeft u mij tuk.
Daar heb ik geen zin in.
Waarin?
In Tuc.
U bedoelt?
Ik heb zojuist al gegeten.
Oh, die Tuc bedoelt u?
Een zout koekje.
Ja, dat smaakt niet bij de koffie.
Hoever bent u al kapper?
Halverwege.
Links of rechts?
Van allebei een beetje.
Overdwars dus.
Precies.
Geen bloempotkapsel hoor?
Nee, ik zou niet durven.
De vorige keer stak mijn vrouw spontaan rozen in mijn oren.
Het is niet waar?

Les 4 Opdracht 1 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Dialoog


Vergeten groenteman (Het verhaal) (26-09-2017)

Sta ik bij de groenteman, kruipt er een klein mannetje voor. Met een rollator. Ik denk wat krijgen we nu? Dat gaat hier niet gebeuren. Al een uur sta ik te wachten op drie mensen voor me die de meest onmogelijke dingen bestellen. De groenteboer houdt het amper bij. Hij moet zelfs 'nee' verkopen aan een van zijn klanten. Afrikaanse vijgentakken heeft hij niet. Nog nooit van gehoord ook. Kun je die überhaupt eten, denk ik dan. Of de groenteman even op zijn laptop wil kijken.

Laptop? Laptop? Dat is geen laptop. Dat is een weegschaal. O. Of de groenteboer dan vergeetviolen heeft. Wat? Vergeetviolen, groene. Groene? Groene vergeetviolen? Bestaan die dan? Wordt hier iemand voor de gek gehouden? Het lijkt er veel op. Achter in de zaak laat iemand van zich horen. Een luide bas klinkt. Ja, die zijn er zeker. Hij heeft ze gisteren nog gegeten.

De groenteman slaat nu een kruisteken en richt zijn armen omhoog. Lieve heer, zeg me dat het niet waar is? Nou, hij stak ze toch echt omhoog. Ineens wordt een beetje onduidelijk wie wat zegt. Eigenlijk wordt het hoogste tijd voor aanhalingstekens en namen. Maar zelfs die heeft de groenteboer niet. Wat nu? Gewoon opnieuw beginnen? Neu, geen denken aan.

Het kleine mannetje met de rollator staat inmiddels voor de toonbank. Met veel pijn en moeite kan hij maar net zijn pet op de toonbank leggen. Op zijn tenen. Dat wordt straks lachen als ie moet betalen. Dit is een hippe groenteman. Hier kun je alleen maar pinnen. Ananas en meloen. Wedden dat ik straks zijn pincode mag intoetsen? Mooi niet.

Het kleine mannetje dringt nog meer voor. Dat doet ie door met een paraplu lichtjes in de zij te prikken van zijn buurvrouw. Die schrikt en slaakt een klein gilletje. Ze slaat ook nog haar hand voor de mond en roept schalks: ‘Oeps’. Vervolgens slaat ze de kleine man keihard in zijn gezicht. Ik vraag me nu serieus af, was dat wel haar zij?

Tien kilo aardappelen wil de man en tien kilo wortels en vier netten grote uien. Drie keer raden wat het kleine mannetje de komende weken eet. Hij kijkt me onderzoekend aan terwijl hij zijn portemonnee trekt. Ik voel de bui al hangen. Voor mijn paard, zegt hij plotsklaps. Niet voor hemzelf hoor. Of ik even voor hem wil afrekenen? Hij kan niet bij de pinautomaat. Luid en duidelijk schreeuwt hij de cijfers in mijn oor zodra ik buk. Ik ben niet doof? Hij wel.


Vergeten groenteman (De dialoog)

“Hé, hallo, gaan we hier voordringen meneer? Dat ken echt niet. Gezien hoeveel mensen er nog voor je staan. Kleine koekenbakker.”
Het is inderdaad een heel klein mannetje met rollator dat probeert voor te dringen bij de groenteboer.
“Maar meneer, u ziet toch dat ik slecht ter been ben. Moet ik dan heel lang blijven wachten misschien? Waar is de hoffelijkheid gebleven?”
Een aantal mensen om mij heen kijkt me nu bedenkelijk aan.
“Vooruit dan maar. Opdondertje. Maar ik ga niet voor jou pinnen, als je dat maar weet.”

“Voor wie zijn de Afrikaanse vijgentak?”, roept de groenteman verstrooit.
“Voor mij Schillenboer, zet ze hier maar neer.”
De groenteboer is niet blij met zijn koosnaam, maar hé, het zijn en blijven klanten. Koningsklanten.
“Wat ga je er eigenlijk mee doen, Deus?”
Ook Deus is niet blij met zijn koosnaam, maar hé, het is wel de groenteboer en hij heeft Afrikaanse vijgentakken. Probeer die maar eens ergens anders te krijgen.
“Eh, weet ik nog niet Schillenboer, puree van maken denk ik. Ik moest ze meenemen van mijn vrouwtje, ons Sofieke.”
“Ons, ons, ons? Van wie is ze dan allemaal Deus?”
“Nou van Karel, Dre en Teun. Dat weet je toch? Flauwerd.”
De drie zonen dus, van Deus en Sofieke.
Schillenboer moet lachen. Net als de rest van de winkel.

“Dan heb ik hier nog een pondje groene vergeetviolen. Van wie zijn die?”
Geen antwoord. Geroezemoes in de winkel.
“Hallo, vergeetviolen, groene, van wie?”
“Dat heb je nou met die kleredingen, die worden altijd vergeten. Klootviolen.”

“Meneer, meneer, ben ik al aan de beurt?”
Het kleine rollatormannetje zwaait met zijn kleine petje boven de toonbank uit.
“Wie roept daar? Ik hoor u niet?”
Met een vette knipoog kijkt Schillenboer alle aanwezigen in de winkel aan.
“Hier, hier, hiero!”
“Oh, ben jij het weer pet, aan het voorkruipen zeker?”
“Neu, ik zou niet durven, die meneer hier achter mij liet me voor.”

“Ho, ho, wacht eens even!”, klinkt een iel hoog stemmetje naast hem. Daar staat een koket dametje op naaldhakken en staart het kleine rollatormannetje vanuit de hoogte heel erg uit de hoogte aan. “Ik ben aan de beurt!”
"O, ja!"
“Meneer, meneer, wat doet u nu. Oeh, ah, lekker, nee, nee.”
Met een grote smak slaat ze het mannetje met haar vlakke hand tegen zijn gezicht.
“Viespeuk!”

“Graag tien kilo aardappelen, tien kilo wortelen en vier zakken uien Schillenboer. En hij betaald.”
Ik krijg een pasje in mijn hand geduwd en ik buk. Vier cijfers schreeuwt ie in mijn oor en nog wat anders.
“Voor mijn paard. Begrijpt u wel?”

Les 4 Opdracht 2 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Dialoog


Boos (28-09-2017)

Ik ben verschrikkelijk boos. Zo boos ben ik nog nooit geweest. Het gaat alle boosheid te boven. En ik heb wat boosheden meegemaakt. Poe poe. Dat wil je niet weten. Natuurlijk wil je het weten. Maar ik ga het niet allemaal vertellen. Boos is eigenlijk mijn zijn. Kom je me ergens tegen, zie je me boos. Ook als ik lach ben ik eigenlijk boos. Hoe dat zo komt? Nou heel simpel. Boos geboren in een hele boze omgeving. Kan dat? Ja dat kan. Mij is verteld dat zowel de vroedvrouw als de dokter even terugdeinsden toen deze me voor het eerst zagen. Zo boos was ik al. Ik huilde niet. Ik krijste. Ik krijste een complete collectieve boosheid van pakweg tweeduizend maanden naar buiten. Het hield eenvoudigweg niet meer op.

Tweeduizend maanden? Ja, boosheid van tweeduizend maanden. Ik ga niet alles benoemen van die opgekropte, uitgelopen, collectieve boosheid. Ik zal slechts het begin benoemen. Op de dag af tweeduizend maanden geleden, 28 januari 1851 om precies te zijn, keerde mijn familie de goedheid voorgoed de rug toe en stortte zich in boosheid. Wat volgde is een herhaling van zetten, keer op keer, generatie op generatie. Het werd altijd doodgezwegen. De grondslag van de boosheid. Jammer maar helaas. Alles werd erbij gesleept om toch maar de boosheid te kunnen plaatsen. Boosheid moest een reden hebben.

Totdat er in de jaren vijftig een omslagpunt kwam. De hippietijd moest nog aanbreken. Maar onze familie was er al snel bij. Boosheid moest men koppelen aan liefde. Aldus geschiedde. Het is daarom dat ik zeg dat mijn boosheid eigenlijk geen boosheid is maar liefde. Kijk, dat klinkt al veel liever, leuker en gezelliger, toch? Met zo iemand wil u wel in contact treden, toch? Zeker als de liefde ook een beetje stout is. Mag. Niets leuker dan stoute liefde. Maar let op. Eigenlijk draait het hier om stoute boosheid. In ons geval. In mijn geval. Boos is lief. Onthoud dat goed.

Lief

Omringd door louter lieve mensen heb ik altijd mijn boosheid ingeslikt. Is dat verstandig? Buikpijn heeft het mij opgeleverd. Aanhoudende buikpijn. Alleen maar om de liefde te dienen. Wie wil nu niet dat de ander lacht en blij is? Daar is voor boosheid geen enkele plek. Ik weet het, het is nooit leuk om alleen maar boos te zijn of boosheid uit te stralen. Daarmee maak je geen vrienden. Maar toch? Is de mantel der liefde dan zo’n warme deken? Ik weet het niet.

Ik vertrouw zelfs de mantel van Sinterklaas niet meer. Nooit gedaan overigens. Sinds ome Toon mij vertelde dat die mantel een nepmantel is die helemaal niet uit Spanje komt, ben ik voorgoed afgehaakt bij goedheid in mensheid. Zeker toen ome Toon mij heel duidelijk aanwees, op de rug van Sinterklaas, waar onze asbak had gestaan? Onze asbak? Ja, want het was ook ons rode tafelkleed, dat de Sinterklaas om zijn nek had geslagen. Nou ja, eigenlijk nog niets aan de hand, want Sinterklaas vergeet ook wel eens iets en misschien was zijn mantel wel in de was. Zo probeerde de familie de boel nog te redden. Maar toen andere ome Toon zijn baard omlaag trok en in zijn mond een glaasje jonge jenever knikkerde, toen wist ik genoeg.

Fake, fake, fake. Ik leef in een fakewereld. Hoe kan ik dan nog lief blijven? Nou, niet zo moeilijk. Voor de cadeautjes natuurlijk. Want die wilde ik niet missen. Gelukkig was ik nog steeds omringd door lieve mensen, en een hele boze. Ome Toon de eerste sprong werkelijk waar uit zijn vel. Hij kwam voor mij op. Supertof. En al mijn woede ventileerde zich in ome Toon. Wie nog een keer dit mannetje voor de gek zou houden, zou te maken krijgen met ome Toon.

Andere ome Toon was intussen omgevallen. Klaar. Uitgeteld. En de rest van de familie kon alleen maar lachen. En lief zijn. Maar was dat dan wel echt? Ik twijfelde voort aan alles. En ik zal het u eerlijk zeggen. Ik twijfel nog steeds. Aan alles. Maar hoe dan ook. Alles beter dan boos. Veel beter ben je lief. Zelfs in het spelen. Lief spelen werkt altijd.

Les 5 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Ontdekkend schrijven


In de bus met Trudie Kortjakje (02-10-2017)

Honderdenzes wordt Trudie Kortjakje vandaag. Je zou het niet zeggen. Ze ziet er maar voor de helft zo uit. De andere helft is vijfentwintig. De bovenhelft zogezegd. Trudie gaat op bezoek bij haar tweelingzus Funny. Die is van hetzelfde kaliber en net zo vief. In de verte ziet ze de bus al aankomen. Stoer steekt Kortjakje de duim omhoog. De bus die moet wel stoppen bij Langelindelaan 4.

Met een diepe zucht ploft de deur open. Kortjakje hijst zichzelf naar boven. Haar onderkant is toch wel oud. De benen willen amper mee. Die hebben vandaag geen zin in lopen. Ze blijven veel liever staan. Stevig spoort Trudie beide benen aan.

"Graag een retourtje Waaghalslaan, meneer de buschauffeur."
"Weet u dat wel zeker, mevrouw Kortjakje?"

Haar blik is veelzeggend. Trudie is niet van de grappen. Ze tuurt even snel de bus in. Shit, stampvol. Shit, een nieuw woord uit het kersverse vocabulaire van mevrouw. Ze volgt namelijk al drie weken een cursus Haags straatslang.
Ze telt vijf euro dertig neer op de kleine schuifla.

"Het is weer druk vandaag, Bernhard."
"Komt goed, mevrouw."

Een korte blik van verstandhouding stemt Trudie gerust.

Op de eerste tien stoelen van de bus zitten grote, lange, slungelachtige puberkabouters met oortjes in en telefoontjes in de hand. Hun verhoudingen van lijf en ledematen zijn nog buiten proportioneel. Uit de boekentassen onder de stoelen puilen dikke boterhammentrommels. De elastieken staan op springen. Snel loopt Trudie door. Ook achter in de bus is geen plek. Nors kijkt ze richting Bernhard. Die heeft Trudie's trage wandelgang nauwlettend in de spiegel gevolgd. Hij weet nu wat te doen.

"Hallo, hallo, attentie, attentie. Wil er iemand achterin even plaats maken voor mevrouw Kortjakje, ze is al honderdenvijf!"
"Honderdenzes vandaag!, gilt Trudie keihard terug.

De hele bus schiet wakker. Als oudsopraan van het beroemde Nationale Balalaika Koor uit Boedapest staat ze nog steeds haar vrouwtje. De puberkabouters voor in de bus laten van schrik hun telefoontjes los en grijpen naar de oren. Nee, de oortjes zitten er nog in. Hoe is dat mogelijk? Dwars door vier oren heen, komt ze vierkant binnen.

"O, maar dan gaan we even zingen voor Trudie jongens ... met z'n allen ...!", schreeuwt Bernhard door de microfoon.
"Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven ... lang zal ... in de Gloria ... hiep, hiep, hoera!"

Intussen heeft een busbewoner plaats gemaakt voor Trudie. Onderuitgezakt zit ze in de zetel. Een hoopje mens dat Trudie heet. Trudie heette. Trudie is niet meer.


In de bus met Trudie Kortjakje (Extended version)

Honderdenzes wordt Trudie Kortjakje vandaag. Ze heeft twee armen, twee benen en een hoofd. Alles stevig ingepakt in bontmantel. Ze mag dan wel Kortjakje heten, haar mantel reikt tot over de enkels. Het vriest namelijk om en nabij de vijfentwintig graden. Honderdenzes. Je zou het niet zeggen. Ze ziet er maar voor de helft zo uit. De andere helft is vijfentwintig. De bovenhelft zogezegd. Trudie gaat op bezoek bij haar tweelingzus Funny. Die is van hetzelfde kaliber en net zo vief. Met dit verschil, dat Funny niet zo grappig is als Trudie. Eigenlijk hebben de ouders verkeerde namen geplakt op hun dochters. Maar dit terzijde. In de verte ziet ze de bus al aankomen. Stoer steekt Kortjakje de duim omhoog. De bus die moet wel stoppen bij Langelindelaan 4, een mooie laan vol grote zomereiken, zonder blad, het is immers winter. Al vier weken.

Met een diepe zucht ploft de deur open. Kortjakje hijst zichzelf naar boven. Haar onderkant is toch wel oud. De benen willen amper mee. Die hebben vandaag geen zin in lopen. Ze blijven veel liever staan. Stevig spoort Trudie beide benen aan. Dat doet ze met een klein leren zweepje, dat ze met ferme uithalen, achter op haar dijbenen loslaat. Ze moet wel stevig slaan om effect te sorteren door het dikke bont. Maar het gaat vooruit. Langzaam.

"Graag een retourtje Waaghalslaan, meneer de buschauffeur."
"Weet u dat wel zeker, mevrouw Kortjakje?"

Haar blik is veelzeggend. Trudie is niet van de grappen. Ze tuurt even snel de bus in. Shit, stampvol. Shit, een nieuw woord uit het kersverse vocabulaire van mevrouw. Ze volgt namelijk al drie weken een cursus Haags straatslang.
Ze telt vijf euro dertig neer op de kleine schuifla.

"Het is weer druk vandaag, Bernhard."
"Komt goed, mevrouw."

Een korte blik van verstandhouding stemt Trudie gerust.

Op de eerste tien stoelen van de bus zitten grote lange slungelachtige puberkabouters met oortjes in en telefoontjes in de hand. Hun verhoudingen van lijf en ledematen zijn nog buiten proportioneel. Uit de boekentassen onder de stoelen puilen dikke boterhammentrommels. De elastieken staan op springen. Snel loopt Trudie door. Ook achter in de bus is geen plek. Nors kijkt ze richting Bernhard. Die heeft Trudie's trage wandelgang nauwlettend in de spiegel gevolgd. Hij weet nu wat te doen.

"Hallo, hallo, attentie, attentie. Wil er iemand achterin even plaats maken voor mevrouw Kortjakje, ze is al honderdenvijf!"
"Honderdenzes vandaag!, gilt Trudie keihard terug.

De hele bus schiet wakker. Als oudsopraan van het beroemde Nationale Balalaika Koor uit Boedapest staat ze nog steeds haar vrouwtje. De puberkabouters voor in de bus laten van schrik hun telefoontjes los en grijpen naar de oren. Nee, de oortjes zitten er nog in. Hoe is dat mogelijk? Dwars door vier oren heen, komt ze vierkant binnen. Ook de mensen van de middenrij laten van schrik alles los wat ze vasthadden. Met het bizarre gevolg dat er nu plots zeven goudvissen wegspoelen richting busputje achtervolgd door een wilde hongerige poes, die weer achtervolgd wordt door een leipe teckel. Ja, echt waar. Het lag aanvankelijk allemaal op schoot.

Dit kan Bernhard niet over zich heen laten gaan, zo maar laten passeren en hij parkeert de bus even langs de kant.
"Oké jongend, maar dan gaan we even zingen voor Trudie ... komop met z'n allen ...!", schreeuwt Bernhard door de microfoon.
"Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven ... lang zal ... in de Gloria ... hiep, hiep, hoera!"

Intussen heeft een busbewoner plaats gemaakt voor Trudie. Onderuitgezakt zit ze in de zetel. Een hoopje mens dat Trudie heet. Trudie heette. Trudie is niet meer.


In de bus met Trudie Kortjakje (Limited version)

Honderdenzes wordt Trudie Kortjakje vandaag. Ze gaat op bezoek bij haar tweelingzus Funny. In de verte ziet ze de bus al aankomen en steekt haar duim omhoog. De bus stopt bij Langelindelaan 4.

De deur ploft open. Kortjakje hijst zichzelf naar boven.

"Graag een retourtje Waaghalslaan, meneer de buschauffeur."
"Weet u dat wel zeker, mevrouw Kortjakje?"

Haar blik is veelzeggend. Trudie is niet van de grappen. Ze tuurt even snel de bus in. Shit, stampvol. Ze telt vijf euro dertig neer op de kleine schuifla.

"Het is weer druk vandaag, Bernhard."
"Komt goed, mevrouw."

Op de eerste tien stoelen van de bus zitten grote puberkabouters met oortjes in en telefoontjes in de hand. Snel loopt Trudie door. Ook achter in de bus is geen plek. Nors kijkt ze richting Bernhard. Die heeft Trudie's trage wandelgang nauwlettend in de spiegel gevolgd. Hij weet nu wat te doen.

"Hallo, hallo, attentie, attentie. Wil er iemand achterin even plaats maken voor mevrouw Kortjakje, ze is al honderdenvijf!"
"Honderdenzes vandaag!, gilt Trudie keihard terug.

De hele bus schiet wakker. Als oudsopraan van het beroemde Nationale Balalaika Koor uit Boedapest staat ze nog steeds haar vrouwtje.

"O, maar dan gaan we even zingen voor Trudie jongens ... met z'n allen ...!", schreeuwt Bernhard door de microfoon.
"Lang zal Trudie leven, lang zal Trudie leven ... lang zal ... in de Gloria ... hiep, hiep, hoera!"

Intussen heeft een busbewoner plaats gemaakt voor Trudie. Onderuitgezakt zit ze in de zetel. Een hoopje mens dat Trudie heet. Trudie heette. Trudie is niet meer.

Les 6 Workshop Schrijfopdracht Web Tales: Ontdek jouw stijl