30-09-2017

Webtales Verhalen September 2017

Spitspijt (12-09-2017)

Spitspijt kan twee kanten opgaan. Spijt van spit of spit van spijt. Het eerste geval mag duidelijk zijn. Daarbij nog wel even uitgelegd dat het woordje ten is weggevallen. Alle spit ten spijt kan het hier namelijk ook spitten betreffen. Ik ben echter voorstander van het gebruik van de stam. Bij spit en bij spitten. Qua taal maar ook fysiek. Qua taal. Vergelijk het met fiets en fietsen. De herenfiets met stam en de vrouwenfiets zonder. Fysiek. Ooit gespit zonder stam? Ik bedoel maar. Met alleen zo'n lullig schepje dat schiet niet op. Kunt u nog volgen? Ik haast niet meer. Enfin zowel qua taal als fysiek leidt, of lijdt zo u wil, de uitwerking tot spitspijt. Nooit te diep spitten zeg ik dan. Dan krijg je hetzelfde effect als bij het te diep graven.

Ik ken mensen die graven zich een ongeluk. Letterlijk en figuurlijk. Die krijgen ... u snapt het al ... last van spit. Te diep graven kan namelijk ook leiden tot spit. Voor dit soort spitspijt (spijt van spit) bestaat nog een remedie. Tijgerbalsem (mocht tijdig ophouden geen soelaas bieden). Ik edoch, geef liever de voorkeur aan leeuwenzalf. De leeuw staat in de pikorde immers hoger dan de tijger. Maar het moet gezegd. Aan leeuwenzalf hangt een veel groter prijskaartje. Genoeg over het eerste gevalletje spitspijt.

Ik ben u nog een uitleg verschuldigd over spit van spijt. Een veel ernstiger geval dan het eerste. Spijtoptanten die doorslaan krijgen hier doorgaans last van. Ik ga ze niet benoemen. Te persoonlijk. Maar u kent er beslist enkelen binnen uw eigen omgeving. Uit werksituaties of bedorven vriendschappen wellicht. Familievetes vormen ook een ideale broedplaats voor spijtoptanten. Veelal zijn het dan spijtoptantes. Spijtopooms ben ik nog niet vaak tegengekomen. Zijn vaak ook veel hebbelijker, ooms dan tantes.

Maar hoe werkt dat zo precies? Spit van spijt. Nou, heel eenvoudig. Eerst komt de spijt en dan de spit. Het werkt net zoals in een alfabet. Chronologisch, niet te verwarren met chronisch. Chronische spijtoptanten zijn de verschrikkelijkste die er zijn. Maar dit terzijde. In mijn alfabet komt de t voor de j en bestaat de ij niet, dat is in mijn optiek slechts een bundeling van i en j. Ik ben van de y [iegrek]. Dus eerst spijt en dan spit. En doet het al pijn, nu u deze verhandeling aan het lezen bent? Te diep gebukt in mijn alfabet? Daar wordt de spijt geboren. Niet verder bukken. Het helpt niet meer. Zelfs Midalgan brengt geen verwarming en daarmee verkoeling. Sorry. Spijt is nu eenmaal heel taai. Het laat zich niet snel behandelen. Houd ook maar op met verder spitten. U bent er eenvoudigweg nog niet klaar voor.

Tot slot. Spijtspit zit ook veel hoger dan spitspijt. Door de grote hoogte nestelt het zich in vrijwel alle rugwervels. Heel gevaarlijk. Spitspijt manifesteert zich veel dichter bij het poepgat, vlak onder de onderste rugwervels. Het lijdt in tegenstelling tot spitspijt nauwelijks tot obstipatie. Maarrr ... als het eenmaal vastzit, laat het nooit meer los. Afblijven zeg ik dan. Van spit en spijt. Het gaat uiteindelijk vanzelf over, de spitspijt, zowel van spit door spijt als van spijt door spit. Een kwestie van geduld. Bij het ene geval iets meer dan bij het andere. Sterkte.


Feestmuts zonder kater (13-09-2017)

Waar heb ik nu mijn neus gelaten? Ik kijk nog eens goed in de badkamerspiegel. Meestal kijkt hij mij doordringend aan. Nee, niet de spiegel, mijn neus. Is die dan zo bijzonder, dat ie het vernoemen waard is? Zeker. Het is namelijk een echte feestneus. Rood en groot. Iedere ochtend check ik of er ook een elastiekje aan vastzit dat naar mijn oren leidt. Maar nee. Nog nooit gezien. Ik poets mijn tanden en kijk daarbij nadrukkelijk naar de wasbak. Eigenlijk durf ik de spiegel niet goed meer aan te kijken. Of is het inkijken? Inkijkje in de spiegel? Nee, dat doet me aan iets geheel anders denken. Gelukkig ben ik niet in het bezit van de spiegel die ik nu voor me zie. Het beeld dat ik daarbij oproep is veel te erg. Ik zie nu mijn opa keihard poepend voor me. Bah.

Voorzichtig waag ik weer een blik. Maar niet voordat ik eerst tussen mijn ogen en boven mijn mond voel of daar zit wat ik hoop. Ja, hij zit er nog. Mijn feestneus. Ik kijk de spiegel weer aan. Verdomd. Geen neus. Hoe is het mogelijk? Elastiekjes hoeft ik niet te zien, maar mijn neus, waar is mijn feestneus gebleven? Mijn lieve lekkere grote rode knoeperd. Het lichaamsdeel dat mij altijd zoveel vreugde schenkt. En andere mensen ook. God wat is er ooit gelachen om mijn neus. Tot huilens toe. En nu is mijn handelsmerk plots verdwenen. Dat kan toch niet? Ik voel met mijn hand aan mijn neus. Die neus zit er toch nog echt. Vervolgens voel ik aan de spiegel, daar waar ik mijn neus verwacht. Wie neemt wie nu wie bij de neus? Niks nakkes nada voel ik bij de spiegel. Zelfs geen kuiltje. Nee, gewoon koud glas. Ik haal de spiegel van de muur en draai hem om. Daar zie ik ook geen neus. Mijn ogen turen nu naar de wasbak. Ook daar zie ik geen neus liggen. Vreemd. Waar is dat enorme ding nu gebleven?

Als ik de spiegel weer ophang aan de muur, schrik ik me plots een hoedje. In de spiegel zie ik nu een muts. Een fleurige feestmuts pronkt op mijn hoofd. Nee, niet aan de spiegel, in de spiegel. Hoe is dat nu mogelijk? Ik voel onmiddellijk aan mijn kruin. Niks geen muts. Word ik gek? Is mijn feestneus mogelijk getransformeerd in een feestmuts? Hoe dan ook, het is geen gezicht. Een muts en een kale plek midden in mijn gezicht. Eventjes, heel eventjes voel ik me Voldemor. Maar dan zonder feestmuts. Niet bepaald een typje ook, om een feestmuts te dragen. Hier moet ik even over nadenken. Wat hier gebeurt heeft aandacht nodig. Dat mag duidelijk zijn. Ik neem een klein pottertje uit het zwarte doosje dat boven de wasbak op het plankje staat. Black magic helpt altijd. Zodra ik het kleine snoepje binnenslik verdwijnt het maffe mutsje en keert mijn neus terug. Oef. Gelukkig maar.


Onverduurzaamd vlees (14-09-2017)

Dat is vlees zonder biociden. Niet lang houdbaar dus. Ik heb er zo'n pakweg vijftig kilo van aan mijn botten zitten. Edoch het bederft nooit. Hoe ik dat voor elkaar speel? Heel simpel. Iedere dag een stukje lopen. Daarbij span ik het vlees stevig aan en in. Weer of geen weer, mijn vlees moet bewegen.

Het tegenovergestelde van onverduurzaamd vlees is verduurzaamd vlees. Ook wel zuur vlees genoemd. Vreemd want het is juist vaak gezouten. Het schept verwarring dus. Zuur zout vlees. Ik zie ze regelmatig lopen. Zuur gezouten vleesbundels. Een enorme hekel heb ik aan dat soort vetpakketjes. Waarom? Ze zijn slecht voor het milieu en het is geen gezicht. Zeker als de vetpakketjes gedragen worden op korte dikke beentjes. Bah. Ieder moment verwacht je dat ze door de hielen zakken.

Let wel. Ik wil geen dikke mensen discrimineren. Neu. Ik zou niet durven. Want ... eerlijk gezegd ... begint bij mij ook het vet te groeien. Kan dat dan, ook als je veel beweegt? Jazeker. Zodra de verhoudingen niet meer kloppen kunnen er vreemde proporties ontstaan. Leeftijd versus levensstijl versus inspanning versus inname sappen en vaste vloeistoffen ... moet ik nog verder doorgaan? Nee, ook ik raak langzaam buiten proportie. Wat te doen?

Het houden van onverduurzaamd vlees is echt de enige remedie. Zonder biociden dus. Ik leg het u verder uit via een volksverklaring uit de digitale encyclopedie: wikipedia.
'Een biocide is een stof die organismen doodt. Een uitgebreide definitie: biociden zijn werkzame stoffen en preparaten [...] die een of meer werkzame stoffen bevatten en bestemd zijn om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken, onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of het op andere wijze langs chemische of biologische weg te bestrijden.'
Do I need to say more? Mijd de biocide. Hij vreet u op. Letterlijk en figuurlijk.


Spel zonder grenzen met treinticket (15-09-2017)

Ik speel treintje met mijn dochtertje. In gedachten. Een dochtertje heb ik immers niet. Wat lijkt me dat leuk. Het treintje spelen. Deur in deur uit. Oude klapdeuren. De mensen verschieten als we gillend in tegenovergestelde richting op ze afstormen. Sommigen zien het niet aankomen. Een kalende man van vijftigplus en een klein spillebeentje met sproeten, lang blond haar in twee vlechten, die rechtop boven haar kruin naar buiten wijken. Kojak zonder lolly en een blonde Pippi Langkous.

Verbaasd draait iedereen zich nog eens om. Hebben ze het goed gezien? Ho, ho, ho. Er komt nog iemand aangestormd. Een man in uniform. Hij draagt een bromsnorpet en een kleurig spiegelei op een stokje. En hij fluit. Keihard. Alle inzittenden houden de handen voor hun oren. Wat een mafkees. Tot overmaat van ramp laat ook de locomotief nog een flinke harde wind. Toet, toet! Twee keer. Drie keer durft ie niet. De stouterd.

'Kaartjes, kaartjes, waar zijn jullie kaartjes?'

Kojak en Pippi hollen keihard verder. Onderwijl trekken ze lange neuzen naar Bromsnor. Die begint te hijgen. Dit maakt de man in functie niet vaak mee. Twee hollende idioten in zijn trein. Maar hij weet beter. De idioten zullen weldra stranden. De laatste coupé komt al in zicht.

Dan stopt Kojak plots en Pippi ook. Pippi vlucht het toilet in. Bang voor die enge man in uniform met zijn scherpe fluit. Kojak speelt de dappere en de onnozele. Althans dat neemt ie zich voor. Hij gaat breeduit in het gangpad staan. De laatste coupé is leeg. Gelukkig maar. Mocht het uit de hand lopen dan leidt hij in ieder geval geen gezichtsverlies. Gezicht behouden is hem heilig. Schamen is voor watjes. Blozen al helemaal. Bromsnor herhaalt zijn vraag.

'Kaartjes, kaartjes, waar zijn jullie kaartjes?'

Kojak kijkt de beambte, in somber blauw en strepen op zijn mouw, streng aan en dient de goede man van repliek.

'Kaartjes, kaartjes? We zijn hier niet in de Efteling, dit is een trein. U bedoelt wellicht treintickets.'

De conducteur is wat overrompeld en amechtig. Hij bukt voorover en leunt met twee handen op zijn knieën. Even ademhalen en tot tien denken. Dat is wat ie denkt. Intussen houdt Kojak hem twee treintickets voor de ogen. Bromsnor ziet zwart, heft hoofd en pet en kijkt naar de treintickets.

'Wilt u ze zelf even knippen meneer? ... Ik kan niet meer ... Enneh ... Rennen in de trein is verboden ... Wilt u dat niet meer doen.'

Pippi en de trein trekken intussen door. De lege coupé is langzaam volgestroomd met nieuwsgierige mensen. Het is ook een merkwaardig gezicht. Kojak, Bromsnor en Pippi in één trein. De reis gaat verder. En ik kan u vertellen. De eindbestemming wordt nooit bereikt. Waarom niet? Heel simpel. Spelen in en met een trein is veels te leuk.


Verbanddoos (16-09-2017)

Verbanden leggen vind ik als man soms erg moeilijk. Hoezo, vraagt u zich nu mogelijk af als man of vrouw of mixture. Ik leg het u uit aan de hand van een verbanddoos eersteklas, mijn buurvrouw. Zij is namelijk expert in het leggen van verbanden. Een vrouw ja, maar niet een vrouw naar mijn hart. Zodra ik haar ontmoet in de achtertuin of voor de huisdeur dan begint de verbanden-verhandeling.

'Heb je al gehoord dat mijn buren een nieuwe auto hebben gekocht? Een Lexus Nexus op zonne-energie.'

Bestaan die dan, denk ik onmiddellijk. En kijk haar een beetje onderzoekend aan.

'Jij rijdt toch in een hele oude Renault Diesel?"

Het komt uit haar mond als een donderslag bij heldere hemel, als een Irma-orkaan. Toevallig heet ze Irma. Dit soort verbanden leg ik dan weer wel graag, als man. Humor heet dat. Maar dat laat ik haar niet weten. Voor ik het weet begint ze een complete verbanden-verhandeling over alle orkanen in het Caraïbisch gebied van de afgelopen tien jaar. Want zo belezen is ze wel. Mijn buurvrouw Irma. Ze komt ook nog eens uit Sint Maarten. Het Franse deel. Nou dan weet u het wel. Niet over beginnen.

'En wat wil je nu precies zeggen Irma?' Probeer ik dan maar. 'Wat is het verband dit keer?'

Ze kijkt me nu wat argwanend aan. Dat vind ik niet vreemd. Ze kent me inmiddels. En ik haar.

'Hoezo, moet er een verband zijn dan?'

Ze moest eens weten. Maar klaren doe ik het niet voor haar. Dan heb ik serieus een probleem. Hoedt u als man altijd voor een verbanddoos.

'Nee hoor, maar vertel verder.'

'Jij doet een aanslag op fossiele brandstoffen en mijn buurman aan de andere kant niet. Dat wil ik zeggen.'

'Ah, daar hebben we dan toch een verband te pakken. Auto, buurman, fossiel. Dat gaat inderdaad samen.'

Buurvrouw Irma heeft nu ineens vraagtekens in haar ogen staan.

'Kijk buurvrouw, mijn auto rijdt op fossiele brandstof. Uw andere buurman rijdt op zon. Maar ... is zelf ook een fossiel. Dat bent u toch met me eens? U zei het laatst nog zelf. Die oude buurman van mij die komt uit de prehistorie. Zijn opvattingen lijken wel aftandse mammoetgedachten, Herinnert u het zich nog?'

Buurvrouw Irma, klapt dicht en loopt snel door.

'Dag buurvrouw!'

'Dag buurman!'

Een paar uur later belt buurman van buurvrouw Irma, bij mij aan de deur. Of ik eventjes mee wil helpen de auto aan te duwen. De zon is namelijk op. Ik stel voor om mijn auto te lenen. De zon gaat immers voorlopig niet meer schijnen. De buurman vindt het prima.

Ziet of vat u nu de onderliggende verbanden, lezer? Ik wil het graag weten. Als man. Vertel het mij als man of vrouw, of mixture. Dat maakt het extra spannend.


Stickerengelen (17-09-2017)

Ze staan me buiten op te wachten. Ik heb het allang gezien. Bij de Super. Zal ik wel of zal ik niet? Ik moet er nog even over nadenken. Bij de kassa tikt iemand mij op de schouder. Of ik mijn karretje niet uitlaad? Ik ben te diep in gedachten verzonken. Weet niet eens of ik wel alles heb verzameld. O ja, ik moet niet vergeten een rol plastic zakken mee te nemen. Voor het verzamelen van plastic, blik en kartonnen verpakkingen. Hoe verzinnen ze het? Plastic vleesverpakkingen mogen er niet in. Kaas verpakkingen wel? De gebruiksaanwijzing ben ik al weer lang vergeten.

'Vijfentwintig euro zestig. Zegeltjes meneer?'

'Nee, alleen stickertjes!'

Ik laad alles vanaf de band weer in mijn karretje en bedank de collegaklant achter mij.

Buiten word ik bestormd door de stickerengeltjes. Ze springen om me heen en roepen allemaal 'ikke, ikke, ikke'. Eigenlijk zijn het ikke-engeltjes. De leukste 'ikke' duw ik mijn stickers in de hand. De glimlach van een kind. Goud. Zelfs de sippe glimlachjes.


Scheldheld (18-09-2017)

Lange Wapper, wie kent hem niet? Wijdbeens aan de kaai van Antwerpen. Wel honderd meter hoog. In mijn beleving dan. Nu ik er weer voor sta is ie pakweg vijf tot tien meter. Ik kan maar moeilijk hoogte schatten. Ik ben dan ook geen echte Ollander. Die hebben geen moeite met hoogte. Amai zunne. Die doen alleen maar uit hoogtes. Toch? Als rasechte Kempenaar kom ik uit

[Edit] Er is iets misgegaan met de inzending. Probeer nu de originele tekst weer even uit mijn hoofd te peuteren. Die had ik namelijk ingezonden via mijn telefoon. Tekst niet opgeslagen helaas.

't zand. Niet uit de klei getrokken dus. Ik ben alleen bekend met lage hoogtes. Koehoog. Maar mijn mooiste held blijft mijn Scheldheld. Ga hem maar eens goed bezien. Dat prachtige beeld aan de kaai van Antwerpen. Lange Wapper. Mijn held. Mijn onvervalste Scheldheld.


Toneelspelers voor de bühne (19-09-2017)

Wil wat doe jij vandaag aan?
Wat een rare vraag Max, iets chics. In vol ornaat.
Ik hou het vandaag wat gewoontjes, goed?
Oh, geen nieuw designdingetje van hoe heet ie ook alweer?
Nee, ik ga een beetje straight, doe jij je pak maar aan.
Maar waarom Max?
Omdat alles al op tafel ligt. Ik ga niet toneelspelen vandaag. Geen trek in. Er zijn al genoeg mensen die dat doen?
Ik ook?
Ja jij ook Wil, jij bent de grootste toneelspeler van allemaal.
Ja, ho eens even Max, ik vertegenwoordig wel het volk, wil je.
Ja, het volk wil je Wil. Houd dat vast.
Ik houd niets vast Max. Ik laat juist los. Vroeger moest ik een gek pakje aan en nu kies ik er zelf voor. Heb jij mijn sabel gezien?
Rechts in de keuken, naast het gasfornuis.
Thanx!
En je gaat niet weer de paarden op stang jagen Wil.
Nee, dat beloof ik.

Welke toneelspelers draven er vandaag allemaal op Wil?
Volgens mij zijn er geen afzeggingen Max. Iedereen komt vandaag een beetje netwerken. Hoedjes en pakjes gaan hand in hand. De kameraden.
Ja, ja, en oude schoenen. Net als vorig jaar. Het gaat nergens over. Het is geouwehoer voor de bühne. Ik vrees zelfs dat er dit keer niemand plankenkoorts heeft. Dat is toch zonde?
Je heb helemaal gelijk Max. Kouwe kermis. Maar ik doe mee. Ik houd wel van een beetje kermis.

Wil, heb jij mijn hoedje gezien?
Jij doet toch niet meer aan hoeden? Vorig jaar zij je nog 'hoed u voor hoeden'.
Je hebt gelijk Wil. Allemaal valse schijn. Waar is de bandana gebleven. Doe ik die aan. Lekker puh.
Nee, Max, niet de bandana. We gaan toch niet op de motor? We nemen de paarden en de koets. Ben je dat alweer vergeten?
Ach Wil, alsjeblieft, mag ik dit jaar niet als Maximas Banderas of Josine Depp? I love bandits! Dan doen we in ieder geval iets origineels. Het volk wacht daarop.
En ik dan zeker als Willinoppe Kruus? Gaan we niet doen Max.
Ga je wel cadeautjes geven Wil? En standjes? Of ben je tevreden met het afgelopen jaar?
Dat hou ik nog even geheim Max. Er moet nog iets geheim blijven,

Opschieten Wil, de koets is er al.
Ik kom.
Wil, Wil, het is een glazen koets. Niet weer hè.
Hoezo Max. Het klopt helemaal. We leven toch ook in glazen huizen?
Nou vooruit dan. Op naar kantoor.
Wel lachen hè Max. Daar houdt het volk van.


Vampierbeetjes (22-09-2017)

De grote dag is aangebroken voor Vlad Kiesvannics. Eindelijk mag hij aantreden, of liever gezegd aanvliegen, bij vampierenclub de Multitandos. Speciaal voor deze dag heeft hij zijn leren vel eens stevig opgepoetst. Als jongste telg van de beroemde vampierenfamilie Kiesvannics zou hij wel eens laten zien waarom de familie zo beroemd is. Maar beroemdste vampierenfamilie? Zijn dat niet de Dracula's? Nee, dat is een groot misverstand. De Dracula's zijn watjes vergeleken bij de familieleden van de Kiesvannics. En wel hierom.

Tijdens de laatste Roemeense Fladderoorlog in 1789 hebben de Kiesvannicsen de Dracula's een gigantische nederlaag bezorgd. Maar dat is tot op heden verzwegen. Sterker nog. Uit de geschiedschrijving geschrapt. De liters vergoten bloed waren nog niet gestold of de gênante geschiedenis werd al vervalst. Door een vreemde pennenlikker. Een historicus van lik me het vestje, ook wel bekend als Jimbuul Gumnicos. Nou ja, bekend. Niemand had er tot voor kort van gehoord. Maar dat terzijde. Hij was al heel lang fan van de Dracula's en kon de nederlaag van de Dracula's maar moeilijk verkroppen. Aanvankelijk kende hij, zoals het hoort, de overwinning toe aan de Kiesvannicsen. Met hele grote tegenzin pende hij aanvankelijk met Draculabloed de naam van de echte overwinnaars in het geschiedenis boek. Maar het stuitte hem al snel tegen de borst en veegde de naam, in reeds bijna geronnen bloed, snel uit. Hij doopte zijn pen opnieuw in de bloedpot en schreef in kapitalen DRACULA over de nu inmiddels wel geronnen bloedvegen. Edoch, de onderliggende naam bleef toch zichtbaar. Maar dat had Jimbuul niet gezien. Gelukkig maar. Achteraf gezien.

Kortom, de overwinning bleef door mondelinge overlevering (er was maar een geschiedenisboek en dat werd lang verstopt), tot ver in de moderne tijd toegekend aan de Dracula's. Totdat in 1978 de befaamde grafoloog Pyros Kiesvannics, en ja, vader van Vlad, de geschiedvervalsing ontdekte. Vanaf dat moment werd het pas echt oorlog tussen de beide vampierenfamilies.

Terug naar de aangebroken dag. De uitvliegdag van Vlad. Met slechts een opdracht. De tanden zetten in de leider van de Dracula's. Pyros was apetrots op zijn zoon en maande hem, nog voor de nacht aan zou breken, tot het verscheuren van graaf Dracula in hele kleine vampierbeetjes. Verpulveren moest Vlad dat liegebeest. En zo geschiedde.


Hartsvangers van Stavoren (23-09-2017)

Vlinders fladderen over mijn scherm. Doorzichtig en haast onzichtbaar. Maar fladderen ze nu echt, of verbeeld ik mij dat? Ik blijf kijken. Totdat er eentje opvliegt. Richting Stavoren. Ik volg en word een beetje misselijk van zijn onvoorspelbare wegbepalingen. Hoe dan ook, het gaat nog steeds richting Stavoren.

Hij krijgt veel bijval, de vlinder. Ik noem hem Rainbow Jimmy. Hopend dat het een man is. Hoe zie je dat bij vlinders? Of zijn deze hartsvangers onzijdig? Nee toch? Geen idee hoe dat zit bij sommige beesten. Neem nou mieren. Ik ken alleen een Truus. Maar zou er ook een Theo bestaan? Ik zoek het op. In de dierenencyclopedie. Op geheel eigen wijze. Eigenwijs. Van A tot Z neem ik het hele dierenrijk door. Wat een armoede. Nergens staat het bijgeschreven. M of V.

Ik besluit dan toch maar een woordenboek te nemen. Van A tot Z. Ik start bij aalscholver en eindig bij zwaluw. Kassa. Allemaal mannelijk of vrouwelijk. Ik ben gerustgesteld, maar heb er ondertussen wel een baard van gekregen. Een half jaar deed ik erover. Twaalfhonderddertien dieren heb ik geteld. Vreemd heel vreemd. Ik dacht toch wel dat er meer dieren vertegenwoordigd zouden zijn in de drie dikke delen van van Dale. Niet dus. Hoe gaat dat zijn over dertig jaar. Ieder jaar komen er weer duizenden nieuwe dierensoorten bij. Diep opgedoken uit oceanen en regenwouden. Ze verdienen allemaal een naam. Naast de vlinder, mier en olifant.

Eindelijk naderen we Stavoren. Een half jaar en dertien dagen verder. Rainbow Jimmy en ik. En achter ons een bonte stoet van mensen uit het land van Maas en Waal. Ze hebben veel plezier en zingen uit volle borst liedjes van Boudewijn Long en Robert de Groot. Wat een feest! Harten bonken. Zoeken contact. De liefde hangt in de lucht. Hartjes zweven. Wie gaat ze vangen?


Karmamamma (25-09-2017)

Ik heb een karmamamma. Iedere ochtend vouwt ze zich dubbel. Op een zacht roze matje. Met hele lieve muziek op de achtergrond. In haar pyama, met de gordijnen nog dicht. Behalve in de zomer. Dan mag het licht naar binnen schijnen. Gratis zonnegroetjes zijn gezond.

Soms slaakt ze ook kreetjes. Hele donkere, diep uit haar keel, of scherpe iele, voor in de mond. Bij de donkere diepe tuit ze de lippen. Die trillen dan mee, ritmisch op het bronstige geluid dat uit haar mond ontsnapt. Bij de scherpe iele trekt ze haar mondhoeken strak. Als een clown met geforceerde glimlach. De donkere kreetjes vind ik leuk. Bij de iele houd ik mijn handen voor de oren.

Het is allemaal goed voor het karma, vertelt mijn moeder. En iedere ochtend vraagt ze of ik niet mee wil doen. Mij niet gezien. Een beetje zweven boven een roze matje met de benen zigzag gekruist, de handen op de knieën en duim en middelvinger geringd? Geen denken aan. Nog liever ga ik naar de Efteling.

Maar het moet gezegd. Na het 'gekarm', zo noemt mijn mamma haar ochtendritueel, is zij altijd heel relaxed. Wat meteen veel zegt over de rest van haar zijnstoestand. Daar kan ik een boekje over open doen. Maar ik doe het niet. Heb ik beloofd aan mijn karmamamma. De wereld moet je niet alles vertellen. Die zit daar niet op te wachten. Veel beter is het om de wereld te voelen, in haar en zijn eigen zijn. Dat laatste snap ik nooit. Dat eerste kan ik nog inkomen. Volgens mamma heeft het te maken met mijn nog primitief ontwikkeld inlevingsvermogen. Het zal wel.

Bidden doet mijn mamma niet meer. Karmen is het nieuwe bidden. En het helpt. Voor eventjes. In de middag doet mijn mamma ook nog wat aan yoga. Na het strijken doet ze dan de plank en de schildpad. Soms ook de kraai. En als het heel goed gaat en ze zit lekker in haar vel, de kraanvogel. Ik mag gewoon even kleine egel zijn. Ze zet tijdens de yoga altijd muziek op van Chakra Kahn. Samen orakelen we dan, als de muziek afslaat nog wat Grieks. Ohhhhhhmmmmmm. Dat vind ik wel leuk. Mamma eindigt de yoga altijd met het aanraken van haar keypoint, de buiksleutel van een goed gevoel. Die zit ergens vlak onder de navel.

Het hoogtepunt van de dag is tegen de avond. Vlak voor het koken houdt mijn karmamamma altijd nog even een kleine klankschaalsessie. De deksels van haar gietijzeren Creusets lenen zich uitstekend daarvoor. Maar mijn favoriet is toch wel de vergiet met droge harde Basmanirijst. Als ik dan mijn ogen dicht doe, waan ik me heel even in een diep donker regenwoud. Van mijn gedachten uiteraard. De sessie eindigt altijd met een waterfluit. En dan komt papa thuis.


Dramadan, maar dan anders (29-09-2017)

Suiker. Ik wil veel suiker. Maar de winkel is dicht. Ik rol van ramadan in dramadan. Hel en verdoemenis. Ik moet suiker. Wacht, wacht. Ik weet het. Een oplossing. Ik heb namelijk een tante. In Marokko. Yes! Waar is mijn helicopter? Helicopter? Dat red ik nooit. Te weinig benzine. In mijn jet dan maar. Mijn Jumbojet. Wie spaart dat heeft wat, nietwaar? Maar waar heb ik hem gelaten? Op de zolder. Natuurlijk. Snel duik ik in de Turbanadozen. Gelukkig, in de derde zit ie al. Gespaard van Jumbozegeltjes. Mijn eigen Jumbojet. In mijn verbeelding tover ik de Jumbojet naar zijn oorspronkelijke proportie, met alles erop en eraan. Hij moet het wel doen. Gelukkig beschik ik ook nog over een megagrote vrachtwagen. Ook gespaard van Jumbozegeltjes. Ook die blaas ik op. Nu kan ik met mijn Jumbojet op de vrachtwagen naar het dichtsbijziende vliegveld. Bijziend ja. Want ook het vliegveld moet nog opgeblazen. In gedachten vlieg ik al over de Middelandse Zee. Waar woont mijn tante ook alweer? In een wit huis, voor zover ik mij kan herinneren. Daar naderen we de Pyreneeën. Ah ... Spanje. Mijn favoriete land. Al sinds mijn kind(s)heid. Olé. Meteen schiet de stad waar mijn tante woont in mijn hoofd. Casablanca. Natuurlijk. Wit huis. Hoe kon ik dat vergeten?
De landing is zacht. Midden in de woestijn. Is dit wel Casablanca? In de verte zie ik een vrouw met een hoofddoek op me aflopen. Zonder kameel. Ze kijkt me heel bezorgd aan. 'Suiker. Eet nu suiker!', schreeuwt ze. Langzaam kom ik bij. Wat een verhaal.