Groeistuipen / Gein & Ongein / 07-04-2014
Groeistuipen jagen door mijn bos. Ze komen overal vandaan. Uit de grond en uit het niets. Het verontrust me en maakt me een beetje nerveus. Nu heb ik daar altijd een beetje last van in de lente. Lenteblues zei mijn papa altijd. Mozes kriebel. Lenteblues, het klinkt mij in de oren als een donker lied dat op het punt staat te bevallen. Een zware bevalling.
De groeistuipen zorgen ook voor veel beweging in de lucht. Vogeltjes vliegen, fluiten en scheren door de lucht alsof ze de laatste trein dreigen te missen. Of de boot. Maar dat laatste geldt uiteraard alleen voor de watervogels in het bos. Ieder jaar opnieuw is het weer spannend. De lucht is zwanger van zorgen die in vogelvlucht met het gevederte mee fladdert.
Vinden de vrolijke flierefluiters op tijd een nieuw lief? Is er nog genoeg tijd voor het bouwen van een kribbe? Hangt de lucht voldoende vol met mug? Willen de pieren nu eindelijk de kop weer eens uit het zand steken? Blijft de gevulde kribbe straks gevrijwaard van katten- en andere roofdiermuizenissen? Over enkele weken zullen we het weer weten. Als het kleine donzen grut achter de mamma’s en pappa’s aan zal trippelen om hun bekkies leeg te zuigen. Woest hongerig en kippig.
Niet alle bosbewoners zijn gediend van al dat groeigestuip. Brizl djeu, wat te denken van oude bomen die met bange vreze de klimop hun werk zien doen. Klimop dat kruipend naar de top, met helse wurging, het laatste sap uit de eeuwenoude bast wil knijpen. Verstikkend is de werking van dit snelgroeiend spul. De oudjes hebben reeds lang hun werk gedaan. Ze houden zich alleen nog dapper vast met vele voeten in de aarde.
Het is weer tijd voor nieuwe lentes en beloften. En ja, ze jagen als vanouds de groeistuipen op mijn moede winterlijf. Ik voel het voorjaar sap weer door mijn aderen stromen, het zet me opnieuw in beweging en maakt me wakker. Een nieuwe liefde hoef ik niet te zoeken en van kribbevrees heb ik niet langer last. De klimop kan voorlopig nog mijn rug op. En ja, ik weet het wel. Vroeg of laat krijgt ie mij ook te pakken. Maar niet zolang ik mijn groeigestuip, met snoeitang, in de juiste proporties modelleer. Op blote voeten in sandalen blijf ik met de aarde in contact.
Boswachten / Gein & Ongein / 25-04-2014
Er is niets mooier dan op een mooie lentedag heel vroeg in het bos wakker worden. Zodra de vogeltjes zich dan melden en uit volle borst hun lied aanheffen, ben ik de gelukkigste man van de wereld. Je moet soms wel even wachten voordat ze zich laten zien. Maar dat maakt helemaal niet uit. Ik ben het wachten wel gewend.
Als boswachter wacht ik wel vaker. Wachten is een van de vaardigheden die meteen ontwikkeld wordt zodra je de opleiding tot boswachter gaat volgen. En tevens de belangrijkste. Het is niet voor iedereen weggelegd, boswachten. Gelukkig wordt er tijdens de opleiding veel aandacht aan besteed. Er zit ook een goede opbouw in. Je kunt een beginnend boswachter niet meteen voor het blok zetten. Voordat je op een eikenbos kunt wachten is het noodzakelijk dat je eerst wat oefent met wat lichtere bossoorten.
Het gemengd boswachten vind ik nog altijd de moeilijkste discipline. Je moet voortdurend op je hoede zijn dat de bomen gehoorzamen en blijven staan, daar waar ze bedoeld zijn. Bomen hebben toch altijd de neiging om elkaar op te zoeken. Zeker oudere bomen. Ze zijn nog van de oude stempel. Een beetje ons kent ons. Zeker beuken hebben de neiging om vlak bij elkaar te wortelen. Om over de berken maar niet te spreken. Met hun iele stammetjes staan ze het liefst dicht bij elkaar. Die hebben helemaal geen behoefte aan mengen. Raar eigenlijk. Als berk zou ik best in de buurt van een stoere olm willen staan, of bij een dikke wilg. Lekker warm en uit de wind.
Tijdens mijn praktijkexamen heb ik mezelf goed uitgedaagd. Ik heb gekozen voor de moeilijkste categorie. Ik heb op een dennenbos gewacht. Vier weken lang heb ik er over gedaan. Ik werd echter wel beloond voor mijn lange dennenboswacht. Cum laude studeerde ik af. Het dennenbos bleef keurig in de wacht staan. De opperden opperde nog dat ik voortaan maar altijd op dennenbossen moest wachten. Hij had nog nooit zo’n geduldige boswachter meegemaakt. Ik was blij met dit grote compliment. Het staat goed op mijn CV. Cum laude dennenboswachter.
De vogeltjes zijn inmiddels gevlogen zie ik. Het waren er deze ochtend niet zo veel. Eigenlijk ook maar goed. Bomen kunnen er behoorlijk zenuwachtig van worden. Zeker in de lente. Al dat druk gefladder en dat op en neer gehup tussen de takken. Sommige bomen kunnen er absoluut niet tegen. Die schieten voortdurend in de lach van al het gekietel van die krasse pootjes van het gevogelte. Dan moet je je als boswachter hoeden. Doordat de bomen dubbelvouwen en met hun takken wild in de rondte zwaaien van de lach, verliezen ze oud hout. Je kunt dan nog het beste beschutting zoeken in een holle boom. Dan heb je het minste kans dat je geraakt wordt. Maar ja, vindt die maar eens in een dennenbos? Een holle den, dat gaat echt niet lukken.
Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.