In een flits zag ik haar voorbij schieten. Verwonderd keek ze naar buiten en heel eventjes hadden we oogcontact. Wat ging er door haar heen? Dat vroeg ik mij af. Ik kon moeilijk haar leeftijd inschatten. Maar het contact was intens. Ik begon sneller te fietsen en raakte al snel buiten adem. Het meisje zat met haar rug gekeerd in de rijrichting van de trein. Gelukkig maar, want daardoor bleven we oogcontact houden.
Het station kwam al in beeld. Nog nooit had ik zo snel gefietst. Wie weet, misschien stopte ze wel uit bij de volgende halte. Graag zelfs. Ze daagde me uit met haar ogen. Dat zag ik dwars door het zweet dat inmiddels in mijn ogen liep. Ze droeg een blauwe pet. Een guitig gezicht. Haar kuiltjes in de wang maakten het totaalplaatje af. In nog geen tien seconden tijd was ik spontaan verliefd op haar geworden. Op het meisje met de blauwe pet. Het enige wat ik mij af kon vragen, hoe kan dat nu? Zo'n plotselinge 'coup de foudre' die mij spontaan ergens in de middle of nowhere treft. Kan dat wel? Verbeeldde ik mij niet teveel?
Zou dit Jenny Arean ook ooit overkomen zijn? Blauw, pet, hoed, serie, oorlog, het trok allemaal ineens als een film aan me voorbij. In luttele seconden. Ze leek in de verste verte niet op Jenny Arean. Zelfs niet uit haar tijd van voor 'het Schaep met de vijf poten'. Wat moest ik toch met deze gedachten? En waarom liepen ze met me weg, die gedachten? Verliefd? Ik? Hoe is het mogelijk? De trein minderde vaart. En ik, ik trapte alleen maar harder. De trein stopte en ik zag de conducteur als eerste uitstappen. En kijk, daar, daar zat ze nog, aan het raam. Maakte ze nu aanstalten om uit te stappen? Zag ik het goed? Echt?
Nee, nee, ze bukte alleen maar om iets op te rapen. We hadden oogcontact. Zeker weten. Ze streek heel even nonchalant door het haar. En ze glimlachte. Ja, ze glimlachte. Naar mij. Naar mij alleen. Ik was gestopt met fietsen en keek om me heen. Nee, niemand in de buurt. Snel wierp ik haar een kushandje toe. Het minste dat ik in dit geval kon doen. De trein maakte weer vaart. In de verte hoorde ik het rinkelen van de bel. De spoorwegbomen sloten. Over en uit. Wat zou Jenny nu toch gedacht hebben, dacht ik nog. Het is over.