Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice
Het tij in mij (20-01-2016)
Woest woelt het water. Het wiegt wat tussen eb en vloed. Het hoopt zich een beetje op achter de longen. Ach, zolang het hart er maar niet in verdrinkt. De uitslag heb ik opgeschreven. Het is nu zes nul. De nul vult zich met water. Heel langzaam. Ik prik hem door. De nul staat niet in verhouding, tot een kleine nul met stokje. Dwars ligt ook het streepje. Het ligt gewoonweg in de weg. Kon ik het maar uitgummen. De uitslag.
Ook al slaat de meting door in mijn voordeel. Het stemt me niet gelukkig. Liever had ik geen meting nodig gehad. Zou het tij dan niet gekeerd zijn? Diep, diep in mij. Ik voel en weet het antwoord al. Zonder het uit te spreken. Het voelt goed. Voor even. Maar dan de twijfel. Het tij dat keert. Eb en vloed voor de eeuwigheid verbonden. Wij mensen, wij kunnen alleen maar laten gaan. Een nobel streven zonder weerstand. Haast een onmogelijkheid.
Meegaan op de stroom het lijkt zo saai. Woest woelt het water. Het gaat in mij tekeer. Te pas en te onpas. Zou het tij voor de aardigheid eens op mijn commando willen keren. Ik zou gelukkig zijn. Heel even. For better and for worst.
Een lange vakantie (21-01-2016)
Het is lang geleden en ik koester er slechte herinneringen aan. Ik schat zo'n dertig jaar geleden. Mijn eerste wintersport. Ik zal het nooit niet meer vergeten. Fanatiek en jong als we waren. Mijn vrienden en ik. Gek gemaakt door al wat we mee zouden maken, kropen we in een veel te klein autootje richting München. In alles hadden we voorzien. Om de beurt rijden genoeg eten en drinken in de auto en lekker muziekje in het cassettedeck. Jetz geht loss.
Garmisch Partenkirchen daar moesten we heen. Het klonk als een aria van Wagner. Wir fahren nach Garmisch Partenkirchen. Nicht nach Lotz. Het kleine hotelletje waar we een week lang zouden bivakkeren lag in een prachtige omgeving, nabij de grote skischans, toch het hoogtepuntje van het dorp. De dennenbomen en lariksen hingen vol sneeuw en we hadden er alledrie zin in. De pistes en de sneeuw waren perfect en het zonnetje scheen. De biertjes smaakten uitstekend en thuis hadden we uiteraard al getraind op het eten van schnitzels. We waanden ons in een schnitzelparadijs. So far so good.
Iedere dag liepen we met onze ski's in de nek langs de skischans en het moet gezegd hij lonkte. De laatste dag van ons verblijf hield ik het niet meer. Ik zou en moest dat de ding verkennen. De jongens liepen al naar het hotel maar ik bleef hangen, in de 'Stube', en dronk mezelf wat moed in. Ik had al gezien dat het mogelijk was de skischans te betreden. Er was een groot gat geknipt in het hoge hek achter een zware lariks. Ik nam mijn kans waar. Maar hoe kwam ik nu op de schans? Wat een hoog ding is het eigenlijk. Het geluk was met mij. Een deur naar de noodtrap stond open.
Ik klom, met mijn skischoenen nog aan, de ijzeren wenteltrap op. Voorzichtig want hij was best glad. Er leek geen einde aan te komen en begon wat misselijk te worden. Na een eeuwigheid stapte ik op een klein platform langs de piste. Ik durfde niet naar beneden te kijken. Iets in mij vertelde dat ik dat beter nog even niet kon doen. Ik besloot mezelf te trakteren op het zicht dat die koene luchtridders hadden vanaf de start. Een beetje overmoedig wellicht, maar ik hield me voor, ik hoef niet omlaag te springen.
Voorzichtig kroop ik over de reling richting de balk die bedoeld was om vanaf te glijden, uiterst behoedzaam met de rug naar het dal en me stevig vasthoudend aan de balk. Ik haalde een keer diep adem en zwaaide mijn been omhoog zodat ik schrijlings op de balk kon zitten. Ik vroeg me even af hoe die schansspringers dat eigenlijk deden met hun lange ski's. Maar zo ging het ook. Ik schoof wat met mijn billen zodat ik stevig grip had en deed mijn ogen open. En toen gebeurde het.
Ik bevroor van angst. Voor me lag een hele lange witte baan waar geen einde aan leek te komen. Zo ook aan mijn hoogtevrees. Die nam onmetelijke proporties aan. Het zou mijn langste vakantie ooit worden, in vele opzichten. Lang van angst, lang van kou, lang van formaat. De volgende dag werd ik gevonden. Zwaar onderkoeld en ingesneeuwd, gelijk Jack Nicholson in The Shining, als een domme kip op een balk, met sneeuw in plaats van pek met veren. Het schijnt dat Bavaria mijn leven heeft gered.