30-09-2016

Schrijfveren September 2016

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Het behang bewoog (02-09-2016)

De flessen liggen op de grond en rollen in de wind af en toe richting plint. Het maakt een vervreemdend geluid op de kale vloer in het tochtige huis. Het heeft zojuist geregend en de zon schijnt door het gebroken raam. De zonnestralen kaatsen af op de lege flessen en toveren een prachtig spectrum op het behang. Dansend licht in alle kleuren. De luie poes is er zelfs wakker van geworden. Ze springt speels achter de kleurengolven aan maar heeft nooit beet. In een laatste poging schiet ze met een katachtige reactie, haar toevertrouwd, zo hoog mogelijk tegen de muur omhoog en hecht met haar klauwen in het behang dat door al haar vochtigheid meegeeft. Maar niet volledig. Twee repen behang scheuren mee aan de kleine nageltjes van poes.

Het geluid klinkt vreemd. Alsof het behang een grote scheet laat. Wat vervolgens weer bekend klinkt in de oren van de man die half onderuit gezakt tegen de muur aanleunt. Zijn benen steken bewegingloos recht naar voren. Ze zien eruit als twee benen van een grote pop. De man vertoont het uiterlijk van Jan Klaassen. Grote rode lange neus. Warrig haar. Klein blauw mutsje op. Grote handen. Waarvan de linkerhand een lege groene wijnfles omklemt. En grote druilerige ogen die al eventjes het licht niet meer zien. Hij is wakker geschoten van de scheten uit het behang. Behang dat lijkt te bewegen. De kat is inmiddels gevlucht, door het kattenluik dat van onmetelijke grote is. Er kan met gemak een leeuw doorheen. Althans in de ogen van Jan Klaassen. Hijzelf is van minimale proportie. Buiten proportie in de ruimte waarin hij zich bevindt. Dit is niet zijn vertrouwde poppenkast. Integendeel. Dit is een heel naar theater.

Maar wat een mooi licht. Twee reepjes behang dansen op drankorgelmuziek. Stilletjes in het houten hoofd van Jan Klaassen. Hij nipt tevergeefs aan de lege fles.


Een koffer pakken (04-09-2016)

Het is niet erg gebruikelijk om te vertellen hoe je een koffer pakt. Laat staan een rolkoffer. Meestal pak ik een rugzak of boodschappentas. Het gaat eenvoudigweg wat makkelijker. Ik zal het even toelichten. En voor deze keer in detail. Nogmaals niet gebruikelijk dat ik dat doe.

Ik begin bij de boodschappentas. Twee hengsels en geen poespas. Wel zo makkelijk. Ik grijp ze stevig vast met beide handen. En dan laat ik het gebeuren. As simple as that. Ik hoef er niet veel voor te doen. Het gat is groot genoeg. De boodschappentas zorgt voor de grootste overgave. Slaan is niet nodig. Met twee neukteugels in handen gaat dat ook best moeilijk.

Een rugzak pakken. Dat wordt wat moeilijker. Het ligt eraan of deze nog een binnenbeugel draagt, een frame, zo'n ouderwetse. Het geeft een extra handicap. Maar ik zeg altijd. Op een oude fiets moet je het leren. Gewoon alle ritsen open, en het zijn er veel, heel veel. En dan maar rijden. Jammer alleen dat de meeste rugzakken niet rechtop blijven staan.

De rolkoffer. Mijn favoriet. Ik hou wel van een beetje beweging. Met een rolkoffer kun je ook nog wel een scheve schaats rijden. De twee wieltjes laten je lekker rijden. Maar wel oppassen dat hij er niet tussen komt. Dat doet toch wel erg zeer. Het hengsel dat er aan de bovenkant uitfloept is dan weer erg handig. Zeker bij het rechtstandig rijden.

Tot slot de koffer. Ja die vind ik uiteindelijk het lekkerst om te pakken. Daar duik ik nu het liefste in. Op bed met de klep open en dan lekker volproppen. Van leren koffers houd ik het meest. Die zijn niet zo stug als die plastieken. En laat ik nu eens helemaal eerlijk zijn. Wat vrijt nu het lekkerst? Gewoon leer of met plastic? Ik weet het wel.


Een vreemde trekpleister (06-09-2016)

Er ligt een grote bult op het strand van Ameland. Een Duitse bult, want er staat een Duits vlaggetje op. Nog geen meter van de bult steken twee voeten uit het zand. Rode voeten. Ze hebben blijkbaar al heel wat uurtjes zon gehad. Zie ik het nu goed. De bult gaat heel zachtjes op en neer. Er zit beweging in de zandbult. Van de andere kant komt een vreemd geluid. Het komt onder een opengevouwen krant vandaan. Die Zeit. Die Zeit ronkt als een bezetene. Onregelmatig, wat mij bij het luisteren een verstikkend gevoel geeft. Alsof ik zelf geen adem krijg. Laat staan het wezen dat onder de krant ligt. Dat het een wezen is weet ik zeker. Ik herken die geluiden namelijk. Ze vinden ook plaats op mijn slaapkamer en het heet snurken.

Een merkwaardig tafereel. Naast de bult zitten twee kleine kinderen te spelen met emmer en schop. Ze hebben een lange gracht gegraven naar zee. Een zee die rust in eb. Vijf meter lang is hun gracht en hij loopt ingenieus af richting bultbuik. De Duitser die onder het zand begraven ligt is vast een ingenieur. Een ingenieur die heel veel houdt van bier en worst. Gefascineerd kijk ik naar de handelingen van de kinderen. Ze peuteren wat aan de voeten die uit het zand steken en trekken een vette pleister van de kleine teen. Bah, denk ik. Wat een viespeuken. En niemand die op hen let. Waar is de moeder? Nergens te bekennen. Totdat het ijskoude zeewater uit de gracht de dikke half in het gestoken buik bereikt.

“Scheisse!”, hoor ik een hele hoge sopraanstem roepen. De buik klapt omhoog en daar zit moeders. Rechtop in het zand met grote ogen opengesperd. Er staat moord en doodslag geschreven in de donkere pupillen. De kinderen zijn in geen wegen of velden te bekennen. Ook wel best moeilijk aan het strand. Vanachter een winddoek zie ik echter vier ogen angstig gluren. Ze zouden eigenlijk op ondeugend moeten staan. Je zult maar zo’n Duitse moeder hebben?


Zwerfplastic (08-09-2016)

De walvis sperde zijn mond wagenwijd open en slikte een paar kuub water in een keer naar binnen. Slikte? Nee zoog. Hij was immers een zoogdier. Het grootste ter wereld. Dinosaurussen daargelaten. Een zwemmend zoogdier. Mobile heette de grootte walvis. Het stond op zijn dikke buik getatoeëerd. Zo vernoemd omdat hij zich voortdurend verplaatste, wapperend met zijn grote staartvin van wel zes meter. Die sleepte hij al zijn hele leven achter zich aan. Soms jeukte dat ding verschrikkelijk en sloeg hij er extra hard mee. De onrust werkte als speedmotor. Zo croste hij de oceanen door. In no time.

Met een grote hoest proestte Mobile het water weer uit. Er was iets meegekomen dat hem niet beviel. Hij voelde nu ook dat er iets was blijven steken bij zijn navelfontein. Een foutje der natuur. De navel was door zijn lieve heer op de rug geplaatst. Althans dat dacht Mobile. Hij had het voor de zekerheid nog nagevraagd bij zijn mamma. Wat doet dat spuitding op mijn rug? Maar die had toch een andere verklaring. Logisch heel logisch. Dat komt door de stuitligging lieverd. Daardoor is het een en ander verdraaid. Sorry. Ach, wat maakte het ook uit. Mobile vond het prima zo. Een beetje in de lucht spuiten vond hij helemaal geen probleem. Maar nu zat zijn gaatje verstopt. En dat was wel heel vervelend. Door wat?

Op het water dobberden wel duizend kleine plastic flesjes lege Flügel. Had hij die ingeslikt? Hij begreep onmiddellijk de oprisping. De lucht in de kleine flesjes was in zijn grote bek ontsnapt en opgewarmd en dat veroorzaakte natuurlijk een enorme hoestprikkel. Zo warm had hij het lang niet meer gehad. Hij werd ook nog een beetje draaierig van de lucht. Maar het verklaarde niet de verstopping van zijn navelfontein. Totdat een ingedaald flesje Flügel spontaan uit zijn navel plopte. Wat een opluchting. Hij kon weer spuiten. Mobile zwom weer lekker verder. Nadat ie eerst nog een grote boer had gelaten.


Zwarte sokken (10-09-2016) Zie ook Schrijfveer 29-11-2015 met dezelfde titel

Ik heb helemaal niets met zwarte sokken. Anderen zweren erbij. Lekker neutraal en het past overal bij. Ik vind het kleurloos. Mijn sokkenkast is dan ook zeer kleurrijk. Zowel in kleur als in formaat. En ja, ik heb zo mijn favorieten. Neem nu de olifantensokken. Ruim van formaat, roze, en uiteraard met aan de voorkant een klein slurfje en aan de zijkanten flaporen. Zit dat niet allemaal in de weg denkt u nu? Nee hoor, ik pas mijn schoenen er altijd op aan. Maatje pipo. Succes gegarandeerd, zeker als ik ze uittrek in het bijzijn van kinderen. Heerlijk die snoetjes van die lieve verkleedde Maja's. De kleine vleugeltjes van de kiddo's beginnen altijd spontaan te flapperen. Daarnaast draag ik graag mijn opasokken. Lekkere dikke wollen sokken, niet van geit, maar van kameel. Heerlijk warm. Ja, ik weet het grijs is geen kleur, maar zwart al evenmin. Bovendien bevat het grijs nog een wit streepje en een paar accenten magenta. Door de ouderdom spontaan ingegroeid. Hoe? Een merkwaardige zon die mijn was bestrijkt. Mijn sokken verdienen het beste en drogen altijd buiten in de zon. Hoe ik dat dan bij slecht weer doe? Met een zonkanon en een klein windmolentje. Daarvan worden de sokken lekker fris. Van alle markten thuis zogezegd. Mijn favoriete stek sowieso, de markt. Lekker snuffelen in de sokkenkramen. Laatst nog een voltreffer gevonden. Laarskousen, zweetvrij. Ze verzinnen het tegenwoordig. Maar ik moet zeggen, het werkt. Ook tegen zweethanden. Heb daardoor een paar extra gekocht en daarvan het tenenbed ingeknipt. Nu heb ik ook heerlijke handschoenen. De kleur? Vleeskleurig. Dan valt het niet zo op. Krijg daardoor wel van die Michelinhanden, maar what the fuck. Wie geeft daar nu om? Zoveel handen schud ik niet op een doordeweekse dag.


's Nachts op het balkon (12-09-2016)

Er gebeuren vreemde dingen ’s nachts op het balkon. Maar eerst zal ik even het balkon beschrijven. Het is van gietijzer gemaakt, telt dertig spijlen met een onderlinge afstand van net geen tien centimeter waardoor het twee meter lang is en een meter diep. De spijlen zijn bekleed met rode pluche. Het hangt pakweg drie meter boven de grond, vast aan de ouderlijke slaapkamer. En belangrijk. Het beweegt niet. Logisch zou je denken, maar zelfs balkons zijn in de huidige tijd niet meer stabiel. Er is geen enkele architect die het nog in het hoofd haalt om daar garanties over te geven. En ja, in de nabije omgeving zijn reeds drie balkons omlaag gedonderd. Overbelasting zegt de verkering. Ze keren niet uit. Hebben foto’s van Facebook gehaald waarop de eigenaren een flink feestje geven op het balkon. Zeg nu eerlijk, het is ook een geweldig podium, een pluche balkon. Met zeven mensen dansen op zo’n balkon, ook al lijkt het meer op schuren, is niet slim.

Maximaal met zes personen betreden had de architect nog in de bijsluiter vermeld. In stilstand. Verder geen meubelstukken plaatsen die zwaarder zijn dan vijftig kilo. En vooral niet ’s nachts. De luchtvochtigheid kan dan erg toenemen, wat een negatief effect heeft op de maximale belasting. De flatbewoners voelen zich gedupeerd en hebben gezamenlijk een rijdende rechter in de arm genomen. Beter hadden ze een stijgende rechter genomen. Met een auto naar etage vijf is best lastig. Maar met een fietst moet het goed kunnen, denken de bewoners. Helaas paste ook de fiets niet in de lift. Een lift berekend op maximaal zes personen. Wat een toeval. Van afstand heeft de rechter aldus de zaak beoordeeld en de gedaagde partij gelijk gegeven. Alles stond immers duidelijk in de voorwaarden en kleine regeltjes van de koopcontracten uitgelegd. Geen speld tussen te krijgen. Nu staan er drie balkons in het plaatselijke leugenaartje aangeboden. Wel zelf demonteren en ophalen. Het lijkt Marktplaats wel.


Tot je recht komen (14-09-2016)

Ik kan op dit moment alleen maar denken aan september. Midden september met 32 graden Celsius. Dat kan toch niet? Mocht ik in het Middellandse Zeegebied wonen dan zou ik nog kunnen denken, alla, het hoort erbij. Een vanzelfsprekendheid een natuurlijke loop der natuur. Maar in het noorden van Europa deze temperaturen? Het zou verboden moeten worden. En dat, dat kan nu net niet. Op een ding hebben we als mens geen invloed. Het weer, het klimaat. Tenminste niet onmiddellijk. Op de lange termijn is dat nog een ander verhaal. Ik kan me het zuur van de zure-regen-problematiek nog levendig voor de geest halen. Gelukkig hoeven we ons daar geen zorgen meer over te maken. De zure regen heeft plaatsgemaakt voor bloedhete zon op onverwachte en onaangekondigde momenten. En ook al proberen we met z'n allen controle uit te oefenen en alle situaties te beheersen, ons klimaat, de temperatuur, de neerslag, de techniek, ze lachen ons keihard uit. De zon en buienradar voorop.

Hoe moet ik nu in hemelsnaam tot mijn recht komen? Als de zon de zon niet meer is en de regen de regen niet meer. Want laat ik het u maar meteen vertellen. Ik twijfel eraan. Aan het weer en bijbehorende voorspellingen. Of ik dan afhankelijk ben van het weer en de verwachtingen? Zeker. Ik stem alles af op het weer. Kleding, vakantie, afspraken, uitgaan. En vaak achteraf met grote weerzin, als het niet klopt. Weerzin. O wat zou ik dat woord graag eens een andere lading geven. Niet langer negatief maar positief. Weerzin, zin in weer. Dat is al even geleden, weerzin, gewoon weer zin in het weer. Maar nee, het glas is in deze half leeg en niet half vol. Met grote weerzin, weertegenzin. Nee, dat werkt ook niet.

Hoe laat ik nu een woord tot zijn recht komen in het gevoel en in de gedachte die ik momenteel beleef? Tegenweerzin kan ook niet. Ik houd het dan toch maar voorlopig bij weerzin, positief gelabeld. Ik wil weer zin krijgen in het weer. Zodat ik kleren aan kan die ik van te voren heb bedacht en klaargelegd. Kleren die weerzinwekkend zijn. Juist ja. Daarin komt mijn gedachte en gevoel beter tot zijn recht. Weerzinwekkend. Nee, ook weer ambigue. Tweeledig, drieledig zelfs. Weer zin wekkend of weerzin wekkend. Dus weer zin krijgen of zin in weerzin. Trek in het weer. Niet waarom. Ach, verdorie. Laat ook maar zitten. Ik krijg het toch niet opgelost. Weerzin. De zon mag edoch gerust blijven schijnen. Maar niet te hard.


Helm (16-09-2016) Zie ook Schrijfveer 26-11-2015 met dezelfde titel

Ik ben zo trots op mijn helm en aai hem dagelijks. Koesteren doe ik hem al jaren. Zorg ook dat ie niets te kort komt en stevig blijft glimmen. Daarvoor gebruik ik speciale zalfjes. Milieuvriendelijk uiteraard, want mijn helm moet nog jaren mee en mag het milieu niet belasten. Dat doet ie tot nu toe nog niet. Maar wie weet komt daar op korte termijn verandering in. Milieuwetgeving is de laatste jaren zo grillig. Misschien worden er wel beperkingen opgelegd aan helmen. Moeten ze aan een bepaald formaat voldoen en worden er eisen gesteld aan de substantie en viscositeit. Het metaalgehalte, de glimfactor, de omvang, de riem. En dan heb ik nog geeneens gesproken over de aankleding.

Onlangs is er nog hevige kritiek geuit op het bekleden van de helm met een visnet. Ongepast vonden een aantal fanatiekelingen. Dat hebben de helmdragers geweten. De fanatiekelingen, voor het grootste deel bestaand uit sportfanaten die dagelijks de sportschool bezoeken en altijd de fiets nemen, hielden een demonstratie. Bij het Malieveld. Gewapend met zilveren bestek en gekleed in maliënkolder maakten ze hun punt. Ze liepen echter zo snel dat niemand hen kon volgen. De demonstratie miste daardoor volledig doel. Ook waren er weinig helmdragers aanwezig. Dat het te maken met festiviteiten elders. Zo viel de dag van de demonstratie samen met een massale kortingsactie bij een bekende fastfoodketen en de nationale bierdag.

Deze laatste werd voor het eerst gevierd in Nederland. En ja, daar kon de belangrijkste doelgroep, de helmdragers, niet ontbreken. Zo ook ik niet. De demonstratie had dan ook geen enkel effect. Maar netjes als wij helmdragers zijn werd uit solidariteit met de demonstranten het netje weggelaten. Met blote helm bestormden we die dag de beruchte fastfoodketenfilialen, café's, biertenten en aanverwante horecazaken. Met grote honger en dorst. Nou, die werd gelaafd. Onze helmen hadden de dag van hun leven. Slechts een enkeling liet kortstondig het leven, viel af, uitgestrekt, gevloerd en plat op de grond. Mateloos en grenzeloos. Maar ja, het blijven helmdragers.


Een oud feest (18-09-2016)

Het feest zucht. Het is al zo oud. Al minstens honderd jaar. Heeft al een lintje gehad en de burgemeester op bezoek. En onder ons gesproken. Het is op. Zo laat het oude feest weten. Geen trek meer in oude kaas en zoutstengels. In slingers of ballonnen. Stoeltjes naast elkaar, netjes op een rij, aan met plastic zeil gedekte tafels. De beste stoelen voor de oude oudjes, met een zacht kussen om de tere billen wat beter en aangenaam te ondersteunen. Een stoel is op voorhand bezet. Die is voor het feestvarken. Ja die met de krul in de staart. En in zijn neus. De jarige heeft namelijk ook geen trek. Het is het zoveelste moetje. En hij weet het. Er is geen ontkomen aan. Samen met het oude feest trekt hij ten strijde. Met zijn beste pakje aan. Gesteven hemd en terlenka broek. Bretels losjes over de schouder, knellen mag niet meer.

Een kleinkind van zo’n jaar of vijftig vertelt de schuinste moppen. Opa kent ze al. Het oude feest zucht en de slingers slaan haast neer. Al honderd keer gehoord. Ongehoord. En oma pruilt haar lip, knipt haar doffe ogen dicht. Is het nog geen tijd? Het feest schudt nee. We beginnen pas. En we hebben ook nog geeneens gezongen. Lang zal ie leven klinkt wat cru, maar gaat uit volle borst. En opa die zingt mee. Heeft ie eigenlijk wel keus. Daar komt dan eindelijk het cadeau. Een grote doos wordt de kamer binnengereden. Iedereen staat op en lacht. Wat is er dan zo lachwekkend? Vraagt opa zich in stilte af. Het lint zakt makkelijk van de doos. En nu begint het feest ook hard te lachen. Zo oud als het feest en opa zijn, deze ruim gevulde doos kan echt de pret niet drukken. Daar staat ze dan. Getogen in zijden lingerie. Het hartenrood spat van haar lijf. Zie haar armen kronkelen. En uit gaan haar handschoenen. De sfeer komt er nu goed in. Met een van hare blote handen verdwijnt heel langzaam het linkerbandje van haar BH, de rug naar opa gekeerd. Het rechterbandje gaat wat stroever. Ze komt er niet meer uit. Opa die moet helpen. Maar helaas. Opa gaat nu onderuit.


Een spannende pageturner (20-09-2016)

Het boek dat Briele leest is van ongekende schoonheid en megaspannend. Hij vreet de letters, woorden, zinnen en houdt het boek zo nu en dan ver van zich vandaan. Te eng om door te lezen. Maar Briele durft haast niet te pauzeren. Hij zit de hoofdpersoon op zijn hielen. Eigenlijk zit ie in zijn nek. En de hoofdpersoon weet dat. Hij sleept lezer Briele met zich mee. Tijd voor conversatie is er nauwelijks. Briele zou wel willen. Klopt het wel wat de schrijver over zijn hoofdpersoon schrijft? Het liefst zou Briele het de hoofdpersoon vragen. Maar deze geeft geen krimp. Die heeft wel wat beters te doen. Hij rent van pagina naar pagina. De schrijver houdt hem amper bij. En dat ook nog eens in Times Roman. Hij struikelt bijna over de schreven en wurmt zich tussen de zinnen door. Op de hielen gezeten door dat vreselijke monster.

Ook Briele slaat het beest van zich af. Soms voelt hij de adem van het beest tegen zijn blote voeten kriebelen. Het stinkt ook nog eens verschrikkelijk. Naar bedorven eten. Een aaseter is het beest. Stevig drukt Briele zijn teennagels in de rug van de hoofdpersoon. Om hem aan te sporen sneller te gaan. Het is een kwestie van seconden en dan lust het beest hun rauw. Maar het lukt niet om naar de volgende pagina te komen. Waarom niet? Vraagt Briele zich af. Al snel wordt het duidelijk. De tekst die op de pagina geschreven staat is niet de minste. Hier stopt het verhaal. En Briele leest hardop in gedachten. ‘Beste lezer, ik wil u rekenschap geven. Indien u deze pagina omdraait begaat u mogelijk een grote fout. Er is geen weg meer terug. U zult ook niet vrolijk worden van wat er nog te lezen staat. Aan u de keus. Maar ik zou het wel weten. Ik zou het niet doen. Het kan mogelijk het einde betekenen.’

Het einde betekenen! Wat bedoelt de schrijver daar nu mee? Is dit een dubbele boodschap? In dit fictieve verhaal, zoals het stond beschreven op de flap? Of is dit verhaal toch niet zo fictief als het zich doet voorkomen? De vieze adem van het beest die is toch ook levensecht. De hoofdpersoon houdt stil en denkt hardop na. Net als Briele. ‘De dood of de gladiolen!’ En beiden draaien ze de pagina om. De rest is geschiedenis. Iedereen leefde nog lang en gelukkig.


Daar zou ik nooit naartoe gaan (22-09-2016) Zie ook Schrijfveer 25-11-2015 met dezelfde titel

Naar de vierde wereld. Of de tweede. Daar zou ik nooit naartoe gaan. Pas als het goed gaat met de eerste en derde, zou ik het mogelijk ooit overwegen. Ik geloof namelijk in oneven. Even werelden bestaan namelijk niet. Een wereld in balans, het is een onmogelijke wensdroom. Als eender welke wereld in evenwicht is, dan staat ie stil. Voor beweging is disbalans nodig. Zo ook voor groei. Het is wel vervelend voor mensen die op een onevenwichtige wereld vertoeven. Je weet amper waar je aan toe bent. Er kan je vanalles overkomen.

Voor mensen die naar zekerheid zoeken is de queeste naar evenwicht vaak een drama. Niets om aan vast te houden, angst om eraf te vallen. Van wereld en geloof. En waarom op zoek naar een tweede wereld? Hoe is er überhaupt een derde gekomen? Waren de eerste twee niet goed genoeg? En hoeveel werelden moeten er nog uitgezocht, ontdekt of gemaakt worden? En dan heb ik het nog geeneens gehad over een eigen wereld. Die zijn er veel. Een paar miljard. Uniek. Stuk voor stuk.

Ik zou misschien wel samen met iemand anders naar een even wereld willen. Om dan samen gelukkig te worden. Geluk, ook al zo'n groot woord. Net als wereld. Ik zou dan samen met die persoon via Trivago het meest voordelige hotel boeken op die wereld. Dan weet ik zeker dat ik goedkoop uit ben. Er even uit. Van de wereld. Mijn eigen wereld. En samen vertoeven in de wereld van een ander. Samen een nieuwe wereld bouwen. Een imperfecte uiteraard. In disbalans en in beweging. Drie werelden die bij elkaar komen. Een derde wereld. Maar dan anders dan alle anderen. Het einde lijkt me dat. Heerlijk. Geen tweede of vierde voor mij. Ammenooitniet. Aan drie heb ik genoeg.


Kamperfoelie (24-09-2016) Zie ook Schrijfveer 21-11-2015 met dezelfde titel

'We zijn Kamperfoelie vergeten!', roept pa keihard door de auto en trapt op zijn rem.
Met z'n allen vliegen ze half door de auto. Moeder bijna met het hoofd door het raam.
'Nou en, dat kreng wilde toch niet mee?', antwoordt moeder verbolgen. 'Doorrijden'.
Maar dat is vaders eer te na. Op de Gouden Steenweg draait hij à la Verstappen om, maar dan zonder te spinnen, want dat doen ze achter in de auto al. De drie meiden op de bank vinden het fantastisch dat pa omkeert.

'Nou, nou, stop dan maar even hier klojo, en laat mij er maar uit. Dan pik je me later maar op. Ik heb zo mijn bezwaren. Hier bij de Macro. Stop!'
Met piepende remmen en met zijn hoofd op rood, rookwolkjes uit neus- en oorgaten, stopt pa de oude Ford Capri. Moeders stopt boos uit en smijt het portier dicht. 'Jullie mogen ook zonder mij doorrijden strakkies, ik hoef die Kamperfoelie nooit meer te zien. Ik red me wel. Doeg!
Dit moet pa toch wel even tot zich laten doordringen. Meent ze dat nu.
'IJsje, ijsje, ijsje', roepen de drie meiden op de achterbank.
'Straks dames, we gaan eerst Kamperfoelie ophalen.'

Aan de grote villa in de Boslaan van Tietjerksteradeel wapperen voorzichtig de gordijntjes open. Daar staat Kamperfoelie parmantig op de vensterbank en kwispelt met zijn staart hard tegen het raam. Snel stapt pa uit en doet de deur open. Kamperfoelie springt blij en uitgelaten tegen hem aan. De meiden kijken strak voor zich uit achter op de autobank. Ze plagen Kamperfoelie, die er niets van begrijpt. Hij springt via het portier dat pa heeft open laten staan de Capri in, wurmt zich over de versnellingsbank richting meiden en springt bij hen op schoot. Toe maar, aaien, strelen, kietelen! Maar er komt geen reactie van de dames. Wat flauw. Intussen haalt pa wat spullen uit het huis en dropt die in de achterbak. Op naar de Macro, op naar miss Chagrijn.

Buiten zit moeder op een bankje naast de Macro in de zon te genieten van een enrom groot schepijs met wel liefst vier grote bollen. Chocola, mokka, hazelnoot en pistache. Pa en de meiden kennen hun pappenheimster al wat langer.
'Wij willen ook!', roepen de meiden keihard.
Kamperfoelie springt bijna tegen het plafond en pa schiet bijna door de voorruit. De ijscokaart belt hard en vertrekt naar het volgende pand op het grote industrieterrein.
'Erachteraan, snel!', gillen de meiden.
'En moeders dan!'
'Laten zitten, dat soepkreng!'
Pa glundert en draait zijn auto richting ijscokar. Ook hij heeft wel zin in een koele versnapering.


Ik heb met een ander niks te maken (26-09-2016)

Jantje zit in de kleuterklas. Hij is alweer vijf jaar. Trakteren daar had ie even geen zin in. Wat de anderen kinderen ervan vonden boeide hem niet. Al die traktaties, hij had er een bloedje hekel aan. At ook altijd met grote tegenzin het snoep van anderen op als die jarig waren. Veel liever at ie liga. Met een klein laagje crème ertussen. Vanillecrème, want die at hij het liefst.

De kleuters in de klas vonden Jantje maar een vreemd jongetje. Hij bleef altijd een beetje achter bij de rest en had zo zijn bijzondere gewoonten. Zo zong ie iedere dag wel een of twee refreinen van zijn favoriete liedje: Ooit zag ik pruimen hangen. Dat kende de kleuters nu ook uit hun hoofd. Heel af en toe zomgen ze het met Jantje mee. Dan zagen ze hem glunderen van oor tot oor.

Ja, ja, een raar mannetje was Jantje wel. Hij hoefde nooit te plassen. Ook al zo iets vreemd. Waar liet ie dan zijn plas? Dat vroegen de kleuters zich regelmatig af. Zo ook de juf. Die begreep niet zoveel van Jantje. Hadden ze maar een gebruiksaanwijzing gegeven, de ouders van. Niemand wist wie de ouders waren. Ze hadden het mannetje gewoon achtergelaten voor de deur van de school. Aan een ketting. Best zielig.

De kleuters en de juf vermoedden dat het te maken had met het liedje dat Jantje dagelijks zong. Want na vijf keer het refrein gezongen te hebben, al dan niet met inzet van de kleuters, moest Jantje altijd keihard huilen. Haast niet te stoppen was dan het gesnik. De juf probeerde Jantje dan te troosten. Maar dat lukte haast nooit. Ook niet als de juf aanbood om samen met de andere kleuters in de klas een mooie tekening te maken.

Jantje had helemaal niets met anderen te maken. En al zeker niet een tekening. Zingen dat mochten ze van hem. Tot vijf keer toe. En dan was het genoeg. Dan verzonk Jantje in gedachten. In zichzelf. Had niet langer iets met anderen te maken. Alleen maar met zichzelf. Eigenlijk ook wel best een beetje te begrijpen. Het deed pijn. Voor iedereen. De verlatenheid van Jantje.