30-11-2016

Schrijfveren November 2016

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Een onverwachte brief (02-11-2016)

Druk, druk, druk bezig met het schrijven van brieven. Allemaal antwoorden op onverwachte brieven. Nou ja, onverwacht, eerder ongewenst. Je kunt er namelijk op wachten op de ongewenste onverwachte brieven van … Fasten your readbells!
IKEA, ANWB, Amnesty International, Postcode Loterij, Vriendenloterij, Familieloterij, Straatloterij, Huisnummerloterij, Blokloterij, Greenpeace, VPRO, Buurtsuper, Gemeente X, Wijkkrant Y, Dikke van Dale, Wikipedia, Google, FB, Greetings (de laatste vier digitaal), etc … Die mij allemaal wensen, zalig Pasen, vrolijk Kerstmis, goed Nieuwjaar, hiep hoi Verjaardag.

Ik zal ze hebben. Heb op hun websites en Wikipedia (waarvoor dank), na langdurig en zorgvuldig speurwerk, de verjaardag van de betreffende organisatie / winkel opgezocht en het woon- c.q. postadres. In mijn brief aan hen vertel ik uitgebreid hoe het met mij en mijn familie- en kennissenkring gaat en wat mijn plannen zijn voor de toekomst, hoe ik momenteel in mijn vel zit en waarin ik vraag hoe het de organisatie c.q. winkel vergaat. Uiteraard wens ik ze het beste en doe ze veel groetjes, ook namens mijn vrouw. Ben benieuwd of ik nog reacties terugkrijg, of een cadeautje, gratis. Nog leuker!

P.s.: Uiteraard heb ik in de envelop ook een cadeautje gedaan. Confetti en een klein chocolaatje.


Redenen om te blijven (04-11-2016)

Blijven of weggaan, hoe vaak heb ik dat niet gedacht? In den beginne begon het al. Ik floepte uit mijn moeder en dacht meteen, wat doe ik hier? Ja, ik kon meteen denken. Mijn moeder schrok er zelfs van. Praten deed ik ook. Een echte wijsneus met een stem. Met mijn neus wees ik de wereld waarin ik terecht was gekomen meteen terecht. Wie wil er hier nu blijven? Maar weggaan was nog geen optie. Ik kon niet lopen.

Gelukkig had ik mijn gedachten. Man wat ben ik daarin ver weg geweest. Beyond borders. Ja, ik ben tweetalig. Wat zeg ik, vijftalig. En het zit geeneens in de genen. Mijn vader sprak maar een taal. Heel duidelijk. Mijn moeder zweeg, meestal. Bij het weggaan is het spreken van vijf talen wel zo handig. In dromenland maakte ik me de talen eigen. Engels, Frans, Duits, Italiaans en Spaans. Zo kon ik alle kanten uit. Nou ja, behalve China, Rusland, Mongolië en nog wat andere landen. In de weet dat ik ze toch niet allemaal kon bereizen, geen probleem.

En so what, ik beschikte immers ook nog over handen en voeten. Ik kon er nog niet mee lopen, maar wel mee praten. In mijn dromen en ook in het echt. Zo verkocht ik mijn vader en moeder regelmatig een muilpeer. Waarom? Omdat ze soms te dicht in mijn buurt kwamen. Als baby had ik al ADD en Adidas. Ik schreeuwde soms de hele buurt bij elkaar want niemand kwam er kijken naar mijn mooie schoentjes.

En toch besloot ik om te blijven. Want naarmate mijn leven en wereld groeide, kwam ik thuis in mijn eigen huis. Het huis groeide en groeide al snel. De ruimte in lijf en ledematen nam snel toe. Het was ook de ruimte die ik nodig had om te groeien. Ik hoef niet langer weg te gaan. Ik blijf in mijn blijf en lijf. Forever, pour toujours, für immer, per sempre, por sienpre, yǒngyuǎn, navsegda, üürd mönkh.


De weg vinden in het donker (08-11-2016)

Dat is nog niet zo makkelijk. De weg vinden in het donker. Maar wat is donker? En welke weg wordt bedoeld? Het antwoord op de eerste vraag is niet zo moeilijk. Donker is zwart, of tenminste diep donkerblauw, het tegenovergestelde van wit, of lichtblauw. Dat zal niemand betwisten. In het donker kun je niet zien. Ook dat klopt. Maar naar welke weg zijn we precies op zoek? De weg in het wereldberoemde sprookje, de weg naar Hamelen, de weg naar Mars, de weg naar je dromen, de weg naar Rome, de Mechelse Steenweg, ik doe maar een gooi. Het zijn er zoveel. En eerlijk gezegd, ik vraag me serieus af of de weg naar Rome niet gewoon in het donker te vinden is?

Als ik het u vraag, schieten er meteen beelden in uw hoofd. Sterker nog, sommigen zien zichzelf al meteen op de Via Appia lopen. Een enkeling, hangen, maar die heeft verre voorouders die sterk zijn in verhalen. Overlevering heet dat. En nog eerlijker gezegd, de overlevering werkt door het zwaarste donker heen. Ik ben nochtans nog nooit verdwaald in Rome. Het is er namelijk een en al weg. De weg vinden is dan ook niet zo moeilijk daar. Zelfs niet in het donker.

Nee, je afvragen wat vinden is maakt het probleem pas interessant. Het vinden van de weg in het donker. Want wat is vinden precies? Precies, een zoektocht doorlopen. Met of zonder zaklamp, wat maakt dat nu uit? Geen enkel verschil. Zij die de weg gevonden hebben kunnen dat bevestigen. Zeker weten. Alleen wat jammer nu, mijn batterijen zijn op. Ja, van mijn GSM. Een zaklamp? Wie heeft er tegenwoordig nog een zaklamp? Die is pas echt de weg kwijt. Deze akela gaat slapen. Welterusten.


De verwonding van het instinct (10-11-2016)

Met een mes fileert hij heel langzaam zijn ziel. Het besef dringt echter niet tot hem door. Gevoelloos en gelaten ondergaat hij het snijwerk. Ooit een slager afwezig in zijn vlees zien snijden? Nou zo ziet het er ongeveer uit. Een vreemd gezicht. Een gezicht dat niet kijkt, niet langer meer kijkt. Alleen nog staart, staart in het witte niets, met blauwe ogen die grijs neerslaan, traag, heel traag.

De deur van de slagerij draait langzaam naar binnen open. Hij kijkt niet op of om, gaat stug door met het snijden van zijn ziel. De man die vlees komt halen weet niet wat hem overkomt. Nou ja, overkomt, wat hij ziet. Een trieste Tristan die in het luchtledige met een groot kapmes rond zich heen slaat, met hele trage slagen. Bijna meditatief. Dat kent ie van de Tai Chi. Van die kleine mannetjes in nette kleren die op een strak gazon licht en zon proberen te scheppen. Ja, precies, zo ziet het eruit. Op zich niet zo vreemd. Maar wel in een koude slagerij.

Het is de omgeving die de toon maakt. De vleeshaler bekijkt de jongen nog eens goed die nu wel erg bloederig met zijn kapmes staat te zwaaien. Hij raakt zo nu en dan zijn oren. Er vallen nog net geen stukjes af. De vleeshaler denkt na. Moet hij ingrijpen of laten vieren? Hij kent de jongen wel. Struint en schuurt altijd met zijn nek en hoofd diep verzonken in de kraag van de jas langs gevels van huizen. Contactloos. Onaanspreekbaar.

De jongen komt nu echt pas los. Hij heet niet Tristan maar Theodorus. Plots herinnert de vleeshaler het zich weer. Theodorus is zojuist vrijgekomen. Los van zijn instinct. Maar niet voor lang. Dat mag duidelijk zijn. Hij kan de vrijheid niet aan. Maakt inbreuk op de vrijheid van anderen. In welke ruimte hij zich ook beweegt, het levert grote verwondingen. Het is zijn instinct die er uiteindelijk korte metten mee maakt. Wel twintig kilo. Zoveel weegt zijn linkerarm. Nu heeft hij alleen nog twee benen om vrij mee te zwaaien. Nutteloos. Kan ze goed missen. Wat zweeft zit tussen zijn oren. Daar kan ie niets mee. Wegsnijden helpt niet meer. Fileren kan hooguit. Maar telkens weer opnieuw zal er een nieuw laagje instinct terug groeien. Waar dan ook. Het houdt Theodorus op de been.

De vleeshaler vertrekt zonder te bestellen. Hij heeft geen trek in oud theater. De slager telt zijn zegeningen. De politie is zojuist gebeld. Die zal dan hoogstwaarschijnlijk de burgemeester laten invliegen, als opperhoofd van de brandweer. Per slot van rekening moet iedere brand geblust. Instinctief.


Wakker liggen (12-11-2016)

Vastgeklemd lig ik onder de gesteven lakens die fris ruiken naar zeep. Met mijn hoofd schud ik in het kussen heen en weer, van links naar rechts. Klaarwakker ben ik. Kan de slaap niet vatten, want het spookt. Duizend gedachten flitsen door mijn kinderbrein. Het kan er nauwelijks soep van maken. Wat dacht ik nu weer vijf minuten geleden, het lijkt alweer een eeuwigheid geleden. En de nacht is nog zo lang. De donkerte wil maar niet lichter worden. Het licht dat door de gordijnkier schijnt niet donkerder. Af en toe flitst er een schaduw door de kamer. De koplampen van auto’s die in de nacht voorbij rijden.

Hoe lang zal het vannacht weer gaan duren voordat ik de slaap zal vatten? Waarom, waarom toch? En ik voel me al zo moe. Van alle indrukken van de afgelopen dag. Indrukken die niet te vatten zijn voor mijn kinderbrein. Tenminste lang niet allen. Ik voel er wel het een en ander bij. Maar ook daar weet ik geen bestemming aan te geven. Behalve onrust. Van links naar rechts schud ik mijn hoofd nog harder op en neer. Maar het helpt nauwelijks. Ik kan de slaap niet vatten. En ik wil zo graag. En toch ook weer niet. Zal die ene droom weer het hoofd opsteken? De onrustdroom, het grote ruime wit, de verschrikkelijke leegte? Niet weer. Niet vannacht. Alsjeblieft. Lig ik daarom wakker?

Mijn nek wordt langzaam moe. Ik las een korte pauze in en probeer nergens aan te denken. Dat lukt niet echt. Mijn lijf voelt moe en zwaar. Weer een dag overleefd. Een fijne dag dit keer, met enkele kleine lichtpuntjes. Ze komen voor. Gelukkig maar. Strompelen door mijn leven is niet altijd leuk. Het huis, de kamer, het bed, ze zijn vaak veel te klein om dekking te zoeken. Dekking tegen zure stemming en droeve lucht. Het belemmerd zelfs mijn kinderspel. Als een dikke nevel drijft door het huis. Ik woel mijn laken los. Het zweet staat op mijn lijf. Die verrekte hete zomer ook. Zal ik even wat water drinken? Nee, dat mag niet, dan plas ik in bed. Pa komt zo meteen nog even kijken. Denk ik, hoop ik, tevergeefs.


Als een dief in de nacht (14-11-2016)

Zwart is zijn masker en silhouet. Zijn silhouet geel omrand, het masker bleek. Het is zijn eerste keer en hij moet nog een beetje wennen aan het duister. Van de burgemeester had hij het sein gekregen en nu gaat hij op pad naar de plek van daad. Naar het schijnt is een vrouw naar de keel gegrepen. En niet zo maar een vrouw. Nee, de vrouw van de burgemeester. En daar moeten ze niet aankomen.

Via een lichtsignaal in de lucht, een soort vogel met felle neonstaart, was hij op het gevaar geduid. Omdat zijn favoriete voertuig nog in reparatie is heeft hij besloten de benenwagen te nemen. Geen probleem, goed voor de conditie. Maar het moet gezegd, in Sesamcity is het best lastig om dan op tijd te komen op de plaats van delict. Delict, daad, what's in the name.

Daar staat de vrouw van de burgemeester, met een hand op de keel van een vreemde man, in de Hoofdstraat, naast de portiek van de drogist en tevens condomerie 'Het vrolijke vliesje'. Ze murmelt en zwaait wat met haar linkerarm in de lucht. Ik denk dan, waarom slaat ze niet op de kop van haar belager? Maar dat is een lang verhaal. Ik geef hier de korte versie.

De belager is gekleed in niets, echt waar helemaal niets, bloot dus. 'The Striker' denk ik onmiddellijk, eindelijk een confrontatie. Maar het vreemde is dat de vrouw van de burgemeester er eigenlijk helemaal geen probleem mee heeft. Met de hand op de keel geeft ze mij toch een behoorlijk erotische uitstraling. Haar been hangt ook een beetje over de blote kont van de belager. En als ik het goed zie staat haar rok half open. Ik spot de omgeving met mijn vleermuisoog en zie op de grond een doos condooms liggen. Op dat moment botsen er een aantal signalen in mijn hoofd. Wat te doen?

De situatie nuchter beschouwen dan maar. 'Gaat het allemaal goed hier? Geen alarmerende zaken? Ik krijg gemurmel terug. De twee mensen voor me lijken totaal in elkaar op te gaan. De vrouw geeft me kort een vurige blik. Die zal ik niet snel vergeten. Als een dief in de nacht keer ik op mijn schreden en breng verslag uit bij de burgemeester. 'Niets aan de hand Burg, gewoon een zwoele zomeravond met een vrouw en man in een welbekende hoge nood. Heb hen voorzichtig gevraagd om zich aan het oog te onttrekken van het publiek. In de portiek van 'Het vrolijke vliesje' hebben zij zich terug getrokken. Niets meer aan het handje.

Ik heb de zoele blik van de vrouw van de burgemeester nog op mijn netvlies staan. Dit krijgt absoluut nog een vervolg.


Als kind was ik bang voor ... (16-11-2016)

... hoor wie klopt daar kinderen? De entree van een Goedheiligman die maar nooit lijkt te komen. Ik zie het nog voor me, iedere dag weer. Wrang, bangelijk, boos, onmachtig. De deur die onverwacht openzwaait, de man die binnenloopt, die ik ken, maar ook meteen parkeer, ver, ver weg uit mijn gedachten. Die zich ongevraagd naast me neervlijt, opdringt, penetreert met lieve woorden en foute daden.

Dan weer plots vertrekt alsof er niets is gebeurd. Met gestrekte vinger voor zijn mond en een vette knipoog. Ik voel me vies en kan niet slapen. Hoor wie klopt daar kinderen ... ? Het dreunt nog na. En de Goedheiligman die komt maar niet. Waar is mijn held, mijn redder in nood? In Spanje? Is dat ver? Met de boot? Waarom niet met een vliegtuig? Dat gaat toch sneller? Desnoods in een zak, het maakt mij geen verschil. Als ik hier maar weg kan. Uit dit wrede bed en deze donkere droeve kamer.

Het licht dat mag niet aan. Zo hebben we samen afgesproken. Dat is ons geheim. Van de vreemde man die zonder kloppen binnen mag. Morgen noem ik hem weer papa, want dat heeft ie graag. Wat moet ik zonder hem? Ik kan de angst niet missen. Mijn reden voor bestaan.

Ik veer op uit mijn bed en drijf naar buiten. In bed geplast en koud bezweet. Een boze droom achtervolgt me naar de douche. In de spiegel lees ik schrik. Alweer. Op het toilet zakt mijn angst langzaam weg. Ik spoel hem door. Vaarwel. Een nieuwe dag wacht op me, aan tafel en daarna naar school.


Kapotte huizen (18-11-2016)

Een ronkend geluid rolt door de straat. De plavuizen trillen. Het lijkt wel oorlog. Aan de overzijde zie ik mensen verzamelen. Ze staan dicht bij elkaar en sommigen praten, met de hand voor de mond, naar de oren van hun buurman en kijken me daarbij vanuit hun ooghoeken oordelend aan.

Hij gaat zijn huis kwijtraken. Ze slaan het kapot. Liever hij dan ik. Het wordt beaamd met een voorzichtig knikje, een schuchtere schaamtevolle hoofdschud. De ogen kijken me niet meer aan, maar slaan neer. Enkele ogen lijken te twinkelen, de mondhoeken eronder glimlachen. Spottend, ongepast, vol leedvermaak.

De bulldozer staat stil voor mijn huis. Hij lijkt heel even in gedachten verzonken. Dan draait de gele jongen kordaat een kwart slag om en steekt piepend zijn nek omhoog. Eventjes een licht verzet. Vanuit de glazen cabine dwarrelt sigarettenrook de ochtend in. Nors zet de chauffeur het monster verder in beweging. De grote muil met metalen tanden die zich boven aan de nek van het monster bevindt trekt open. Hij hapt naar mijn huis. Het huis schrikt, maar kan niets doen. Langzaam breekt het in stukken. Kapot zijn we ervan. Mijn huis en ik.


Schrijf over genieten (20-11-2016)

Dromerig staar ik naar buiten. De meneer vooraan in de klas voor het bord vertelt saaie dingen. Ik versta dat niet. Zo'n mooie dag, zo'n mooie natuur. Zie de vogels eens vrij als vogels vliegen. Waarom mag ik dat niet? Zeven dagen in de week. Nee, ik zit hier op een houten stoel in een veel te warm lokaal, tussen allemaal mensen die eigenlijk het liefst van al hetzelfde zouden willen dan ik. Vrij zijn als een vogel. Niet gevangen in een les. Een les over geschiedenis. De geschiedenis herhaalt zich. Saai. Buiten, daar wordt pas geschiedenis geschreven. Door vrije vogels die vliegen. Vliegen als vrije vogels.

Ik moet plassen en steek mijn vinger op. Dat helpt. Kenbaar maken dat je hoge nood hebt. Ik mag. Gelukkig. En ik blijf weg, zolang ik kan. Zolang ik zelf denk dat het kan. Zo vrij als een vogel op het toilet. Ook gevangen vogels moeten plassen denk ik dan. En ik plas, vrij, in grote stoten. Ik laat het gaan en denk. Vrij, voor heel even. Ik blijf nog even op het toilet. Stap op de deksel, herl voorzichtig, hij mag niet doorzakken. Ik kijk door het raampje. Daar zitten ze, de merel en de mus, samen in een boom. Toe dan, vlieg als een vrije vogel, maak en schrijf geschiedenis. Voor mij, voor mij alleen. Ja. Want ik ben mijn eigen geschiedenis. Ik keer terug in de klas aan het einde van de les. De meneer is boos. Ik zie het. Wat was je aan het doen Mien? Ehhh ... Genieten meneer. Dat dacht ik al, niet weer jongen. Dat wordt dus strafwerk. Morgen inleveren. Schrijf maar honderd keer genieten!


De gemakkelijkste weg (22-11-2016)

Is vrijwel altijd binnendoor. Buitenom kost meer moeite. Buitenom gaan gedachten mee. Ze nemen een loop. Brengen meerdere hersendelen verwarring. Zien wordt plots ruiken. Horen begint te stinken. De smaak van zicht. Weglopen wordt dan moeilijk. De weg is lang. Twijfel jaagt stuipen aan. Angst vreet in nek. Je gaat harder lopen. Vluchten in je hoofd. Het heeft geen zin. Het ontoelaatbare wordt toegelaten. Waarheid haalt fantasie in.

Binnendoor is veel gemakkelijker. Het bespaart veel tijd. Biedt lucht en ruimte. Je komt eerder aan. Diep, diep van binnen. Het hart klopt essentie. Rode draden lopen uit. Zenuwen beter in bedwang. De schrik breekt angst. Laat aanhoudend beven toe. Binnendoor is altijd beter. Amper tijd voor geweten. Kosten moeite mooi gespaard. Tong op de schoenen. Hart op de grond. Spuw eelt, ellende uit. Het mag nooit aarden. Niet op de ziel. Zielig gaat altijd buitenom. Moed neemt altijd binnendoor.

Linea recta naar finish. De makkelijkste weg verkozen. Het ligt voor handen. En iedereen weet het. Stiekem diep van binnen. Binnendoor ligt waarheid opgesloten. Trek de sluiting open. Droom, leef je hart. Vanuit venen en vaten. Laat omwegen met rust. Strooi niet langer zand. Pluk de dag vandaag. Begin met dapper leven. Niet buitenom maar binnendoor. Kies de makkelijkste weg.


Je kunt niet terug naar huis (24-11-2016)

Alle broodkruimels zijn op. Ze dolen nu al bijna de hele middag door het bos. Hans en Grietje. De stemming is ietwat bedompt. Hoe nu verder te gaan? Dat lijken ze beiden te denken, maar spreken het niet uit. Een paar vogels kijken het stel, dat hand in hand loopt, vanuit de dik besneeuwde dennenbomen, nieuwsgierig aan. Ondertussen huppen ze zo nu en dan van de ene naar de andere zwaar beladen tak. Witte poeder valt zachtjes naar beneden. Hans en Grietje hebben er geen oog voor. Ze zijn verdwaald en goed ook. Het besef is van hun gezichten af te lezen. De schrik vreet in. Net als de kou.

Een tweesprong, in Y-vorm, komend vanuit de steel. Ze nemen de linker tak, zonder blikken of blozen. Dat kan ook haast niet. De ogen en de wangen lijken bevroren. Op de grond liggen broodkruimels. Ze zijn hier al geweest. Griet zou best willen huilen, maar de tranen zijn al op. Het besef dringt door bij Hans. Als padvinder valt hij door de mand. Ze lopen in kringetjes. Kringetjes van polonaise. Hans zet wat harder de pas erin en Grietje volgt. Willen ze op tijd komen dan zullen ze moeten doorlopen. Op tijd voor wat? Voor het eten natuurlijk. Zowel pa als ma hebben een gruwelijke hekel als ze te laat aan tafel verschijnen.

Ze kunnen niet terug naar huis. Het huis is kwijt. Net als de weg. Wegblijven is hun bestemming. Van huis, tafel en bed. De wijde wereld ligt open voor Hans en Grietje. Welke weg nu te kiezen? Alweer een tweesprong. Hans en Grietje laten elkaar los. Alsof het stilzwijgend is afgesproken. Van hieraf gaan ze hun eigen weg. Samen lukt het niet. Niet meer.


Op vier poten staan (28-11-2016)

Tussen mijn benen door probeer ik in de spiegel te kijken. Ik hup nog een beetje op mijn handen en voeten, maar lukken doet het niet echt. Verdomme. Ik wil en moet de oefening goed doen. Hoe frustrerend kan het zijn. De lenigheid en kracht lijken verdwenen. Dat mag niet. Gisteren lukte het nog uitstekend, waarom vandaag dan niet? De hond. Niet zo moeilijk toch? De kat lukte zo juist nog uitstekend. Zonder te mouwen of miauwen. Maar nu blaf ik het uit. Het liefst wil ik janken. Ik wil die wolf zijn uit de prehistorie. Met de nek omhoog gericht, de bek vol tanden opengespreid richting maan en janken, heel hard janken. Ahoeeeeeeeee ... Aaahoeeeeee ...

De regisseur grijpt in. Waar ik in hemelsmaan mee bezig ben. In ieder geval niet met de zon aanbidden. De zonnegroet hebben we vier weken geleden al achter ons gelaten. Na een plotselinge maansverduistering hebben we hem uiteindelijk geschrapt uit het script. Veel te voor de hand liggend. Ik ga over op de krokodil. Daar heb ik geen spiegel voor nodig. Ik ga plat op mijn rug liggen, zijdelings en spreid mijn benen, dan weer open en dan weer dicht. De regisseur is verheugd. Zo'n mooie krokobillen heeft ie nog nooit gezien. Ga zo door, moedigt hij me aan. En nu de pelikaan. Ja, hoe ging die nu ook alweer? O ja, got him. Ik sta op en ga een beetje krom staan. Met hele grote bolle armen en de handen en vingers voor mijn buik uitgestrekt, maak ik zachtjes een klepperend geluid met mijn handen op elkaar. Dat is geen pelikaan, roept de regisseur, dat is de lepelaar. Leer je het nu nooit?

Ik geef het toe. Ik ben niet geschikt voor de hoofdrol in 'Aladin in de verschrikkelijke laatste nacht van duizend en een in Artis'. Een vreselijke titel voor een musical overigens. Maar dat ... juist ja ... eventjes ter zijde. Het gaat per slot van rekening om de kern. Lachen, laten lachen die gezichtjes. Smile, it confucius people, lees ik later op een spreukenbord op het toilet en ik denk ... tja.


Een prijs winnen (30-11-2016)

Er ligt een grote enveloppe op de mat en hij schreeuwt luid, heel luid. Met felle kleuren kijkt hij me aan en roept: maak me open, onmiddellijk. Ik kijk of niemand mij ziet. De enveloppe is zo groot dat ie amper door de brievenbus past. En eerlijk gezegd, ik wil er liever niet vroeg in de ochtend mee gezien worden. Zo hard schreeuwen de kleuren. Ze doen pijn aan de ogen. Bij mij in huis zijn het niet zo'n ochtendmensen, dus ik moet hem tactisch binnenbrengen, de schreeuwlelijk.

Aan de ontbijttafel gebeurt wat ik vrees. Drie mensen vallen stijl achterover. Wat een enveloppe al niet te weeg kan brengen. Na een paar minuten is iedereen weer opgestaan en bij zijn positieven. Moeder vraagt waarom ik dat 'lelijke ding' zo vroeg naar binnen breng? Vader denkt er precies hetzelfde over. Hij schudt met zijn hoofd 'nee, nee, nee, ja maar toch, tje, tje, tje ...'. Broer staart verdwaasd voor zich uit met ogen zo groot als schoteltjes. Schoteltjes die niets zien en horen. Niets komt bij hem binnen voor tien uur in de morgen, zijn schijn bedriegt.

Ja, maak nu ook maar meteen open, denk ik dan. Hebben we dat meteen gehad. Bevrediging van fantasie. De eerste van vandaag. Met het grootste mes dat ik kan vinden in de keuken leg ik aan en prik de enveloppe voorzichtig in zijn blote oksel en snij zijn hals daadkrachtig door. De laatste ruk van het grote mes zegt 'plop' en ik trek een nog feller gekleurde slappe brief uit zijn blote nek. Het papier is zo dun dat het goedkoop ritselt. Ik heb een prijs gewonnen. Met z'n vieren steken we spontaan de armen de lucht in en roepen in koor: hoera! Ik win de drieëndertigste prijs. Wauw!