06-11-2016

Met de doden spreken

Ik probeer het nu al vier maanden en het lukt me van geen meter. Alles heb ik uit de kast gehaald, alles geprobeerd. De bibliotheek bezocht, het internet afgespeurd, media geraadpleegd, en vooral ook in mijn vrienden- en kennissenkring een balletje opgeworpen. Hoe kom ik in hemels-, hels- of vagevuursnaam in gesprek met de doden? Ergens moeten ze toch gebleven zijn? Zo graag zou ik eens met enkelen willen spreken. Heel even maar. Over koetjes of kalfjes of over serieuze zaken, het maakt me niet uit. Mijn nieuwsgierigheid vreet me haast op, niet te harden.

Ik weet geeneens welke taal de doden spreken, maar dat mag mijn ondernemingsgeest en pret niet drukken. Ja pret. Ik beleef er enorm veel plezier aan om nu al vragen te verzinnen die ik mijn meest geliefde en gehate doden wil stellen. Over hun reis naar de plek waar ze zich nu bevinden bijvoorbeeld? Of over hun laatste aardse gedachten. Wat er door hun hoofd ging op het moment van sterven. Bij sommigen lijkt me het waanzinnig interessant juist dat te mogen weten.

Van de vier maanden heb ik drie maanden gemediteerd. Volgens strenge regels. Ik trad binnen, vouwde mijn benen in kleermakerszit, liet alles los en dacht niets, aan helemaal niets. Tussendoor nam ik alleen zo af en toe een boterham en een glas melk. Mediteren vraagt aandacht, concentratie en heel weinig koolhydraten. Die laatsten zorgen er namelijk voor dat je op aarde blijft. Toiletzaken en zo. En dat wil je juist niet. Bijna had ik contact. Maar het contact vloog weg. Zodra het me zag zitten in kleermakerszit was het contact gevlogen. En toch schijnt het zo te werken.

De andere maand heb ik gebruik gemaakt van het oproepen van de doden. Samen en alleen. Samen met drie goede vrienden die me wel wilden helpen, totdat mijn koelkast leeg was, want toen hielden ze het ineens niet meer vol. Alleen met een doosje dat telkens op tafel naar de letters van het alfabet schoof, maar het doosje schoof slechts naar medeklinkers. Ik kon er geen naam van maken. En dan nog? Wat zou ik dan tegen die naam moeten zeggen. Wie is u en wat doet u hier? Het lukte gewoonweg niet.

Ik besluit uiteindelijk, los van het contact met de dode, gewoon met de dode in gedachte te spreken, in mijn eigen taal. Ik verzin de wildste vragen en antwoorden. De doden zwijgen. Wijselijk. Maar ik weet wel beter, ze zijn er, stuk voor stuk, geen ontkomen aan. Daarvoor zijn zij ook te nieuwsgierig. Wie zwijgt stemt toe, min of meer, nietwaar? Ik weet dan nu ook hoe de hemel, hel en het vagevuur eruitzien. Ik kan het u zeggen. No places to be. Not yet. En dat geldt voor alle drie. Ja, ja, ook doden proberen elkaar dood te zwijgen. Maar dat gaat nu mooi niet lukken, er is er altijd wel eentje die lekt. En ik, ik ga hem of haar, vroeg of laat vinden. Zeker weten.

Toelichting:
Geschreven naar aanleiding van een idee van Hella Kuipers
Zie ook: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Schrijfveer: Met de doden spreken (06-11-2016)