30-04-2016

Columns van Harrie (April 2016)


De dolle doler / Gein & Ongein / 12-04-2016

Zwervers weten vaak mijn bos te vinden. Ik noem ze voor de gein wel eens lonely wolves. Zo gedragen zij zich meestal. Afgeweken van, afgestoten door de roedel. Maar omdat die term sinds kort wat beladen is in de media, doe ik hem bij deze in de ban. Dat doe ik nooit met zwervers. Zwervers ban ik nooit. Ook zij verdienen een plek op aarde en al helemaal in mijn bos. Niemand wordt gevraagd om zwerver te worden en al helemaal niet om als zwerver geboren te worden. Het zal je maar overkomen. Meteen je ma en pa kwijt? Aan werk of aan andere aardse zaken. Het komt nog veel te vaak voor. Gelukkig vinden de verloren zielen vaak troost in mijn bos. Daar kunnen zij ook volledig zichzelf zijn. Het helpt en heelt. Ik maak alleen maar een praatje met hen indien zij daarom vragen, er voor openstaan. Beter mee verlegen dan om verlegen zeg ik altijd.

Deze week had ik een uniek geval in mijn bos. De meeste zwervers tonen enigszins vergelijkbaar gedrag. Maar deze niet. Een man is het. Een forse man. Niet fors geschapen. Hoe ik dat nu weer weet? Nou, dat vertelde hij mij al na drie zinnen. Ik ben een zwerver. Sinds een jaar of drie. En ik ben klein geschapen. Dat vertelde hij mij. Waarom? Geen idee. Totdat ik doorvroeg. Toen bleek snel dat hij sinds zijn geboorte al zwerver is. Dat dat hem klein gehouden heeft ... en dat daardoor ... ach ... de rest kunt u zelf wel invullen lezer.

Enfin. Het doet er eigenlijk ook niet toe. De grote van een geslacht zegt niets over de persoon. Wat je ermee doet is veel belangrijker. Veel plassen. Zei de man nog. Veel en wild. Heel wild. Ik dacht die heeft ze niet meer op een rij. Maar dat weersprak ie onmiddellijk. Ik plas ook rijtjes, zei hij. Zien, zei ik en geen gezeik. De zwerver haalde vol trots zijn pieliewielie tevoorschijn en sproeide in no time alle rietjes omver die ik eerst zorgvuldig op een rijtje had gezet in het rulle zand. Ik was heel even onder de indruk. Maar het bleef voor mij wel een vreemde zwerver. Mijn nieuwsgierigheid edoch was gewekt en ik vroeg naar zijn naam en herkomst.

Dolle doler was zijn naam en over zijn herkomst wilde hij liever niet uitweiden. Allemaal ballast. Hij zou er een container mee kunnen vullen. Een zeecontainer. Dat zei genoeg. Ik liet het verder rusten. Wat ie dan in mijn bos kwam doen? Hoe hij hier terecht was gekomen? Gevonden op internet zij hij. Op internet? Dat is vreemd, zit ik ook al op internet? Mijn bos? En Raakhout, die ook? Ja, die kende hij ook. Ik was heel even stomverbaasd. Dat overkomt mij niet zo vaak. Dolle Doler liet het me zien. Hij stond er op. Maar niet nadat hij mij vroeg waar hier de zendmast stond. Zendmast? We hebben hier in Nummer Een alleen een TV-toren. Kan dat ook? Hij probeerde het gewoon. En jawel. In een keer verbinding. Vol trots liet hij zien hoe hij mij gevonden had. Totdat. Shit. Geen verbinding. Geen toegang. Uitgesloten. Hoe was dat mogelijk? Zonder verder ook nog maar een woord te wisselen trok Dolle Doler verder. Vreemde manier van communiceren, dacht ik nog. Maar ja. Alles draait tegenwoordig om techniek nietwaar? Als die uitvalt of niet werkt dan heerst er alleen nog maar stilte. Mozes kriebel. Wat een armoede. Wat een eenzaamheid. De Dolle Doler zweeg en liep gebukt mijn bos uit. Op zoek ... ja ... op zoek naar watt?


Malle piepjes / Gein & Ongein / 17-04-2016

Griss mich nich. Wat ik nu toch ervaar in mijn bos? Alle dieren piepen. Hoe kan dat nu? Ze maken allemaal hetzelfde geluid. Maar wacht eens even. Zijn dat wel dieren uit mijn bos? Ze zien er zo gelikt uit en ze bewegen wat vreemd. Houterig. Nee, niet houterig, eerder metaalachtig. Zie ik het goed? Ze zijn ook van metaal. Mozes kriebel, het zijn geen echte dieren. Het zijn goed nagemaakte dierenrobots. Daarom piepen ze zo natuurlijk. Slecht geolied waarschijnlijk in de beweegbare delen. Neem nu dat konijn. Ha, ha. Het loopt als Frankenstein en het piept als de tinnen man uit Alice in Wonderland. Ja, ik ken mijn klassiekers. Net als Raakhout overigens. Die houdt zijn grote paddenpoten tegen zijn kleine paddenoren. Ik geef hem geen ongelijk. De dierenrobots maken veel kabaal.

Al snel zie ik ook mensen in het bos. Ze dragen allemaal een klein zwart kistje dat ze als een wichelroede voor zich houden. Ze speuren het bos af naar iets. Ik weet niet zo goed wat. Totdat ze ineens oog in oog staan met een dierenrobot. Hun dierenrobot. Dat is onmiddellijk te zien aan de blijde blik van zowel robot als bestuurder. Frappant ook de gelijkenis van beiden. Zoals huisdieren, met name honden, vaak op hun baasje lijken, zo is dat ook het geval met robots en hun baasjes. Zo heeft het baasje van het robotkonijn bijna net zo'n grote voortanden als het konijn.

Lang kan ik niet genieten van dit rare schouwspel. Een vreemd object landt in mijn nek en stort neer. Geen UFO. Dat is zeker. Uit de bosjes springt ineens een klein mannetje. Hij is volledig in paniek en rent keihard naar het vreemde object. Tilt het op en bekijkt het van alle kanten. Mij laat ie volledig links liggen. Wat me vervolgens uitermate boos maakt. Vreemde objecten en techniek winnen het voortdurend qua aandacht van de mens. Ik zeg bewust niet medemens, want daarvan is nauwelijks meer sprake. We hebben niets meer met elkaar. Buiten een boze blik.

"Mijn drone is stuk!" Dat is het enige wat het kleine mannetje kan uitbrengen. Hij zakt door zijn knieën en begint keihard te huilen. Ik houd mijn ene hand in mijn nek om een flinke bloeding te stelpen, veroorzaakt door een van de schoepen van de drone. Met mijn andere hand streel ik het kleine mannetje over zijn bol. "Het komt allemaal goed meneer." Fluister ik hem toe. "En anders neemt u toch gewoon een konijn?" Maar de man is ontroostbaar.


Prins / Gein & Ongein / 25-04-2016

Er loopt al dagenlang een kleine prins door mijn bos. Hij probeert zich te verstoppen voor mij. Vanachter dikke eiken en beuken lukt hem dat aardig. Maar daar waar de berken staan valt hij al snel door de mand. Gekleed in zwart en wit probeert hij zich nog te camoufleren. Maar eerlijk is eerlijk. Die kleren staan hem niet. Ze passen eenvoudigweg niet bij een kleine prins.

Op zijn wangen verschijnt een paarse gloed zodra ik hem opmerk. De vragen die ik hem stel komen niet echt binnen. Mozes kriebel, wat een vreemde prins is die man. Ook Raakhout krijgt geen hoogte van het kleine mannetje. Ik schat dat ie net de een meter vijftig haalt. Het is wel een bijzonder mannetje en zeer creatief. Hij bespeelt alle instrumenten in het bos en ik heb hem ook al regelmatig gezien in mijn houthok. Daar hangt al mijn gereedschap. Het hele instrumentarium heeft de kleine prins de afgelopen dagen al stiekem mee naar buiten gezeuld. Ik heb hem zijn gang laten gaan. Gewoon uit nieuwsgierigheid.

Hij heeft me niet in de gaten. Nu kan ik observeren wat hij doet. Naast een grote eik zie ik dat hij een grote stellage bouwt. Ik kan mijn ogen amper geloven. Die man is geniaal. In no time bouwt de kleine prins een lift. Waarom is mij niet duidelijk. Er hangen geen eikels aan de boom. Daarvoor is het nog te vroeg. Enfin, ik laat hem maar begaan. Misschien is de kleine prins wel ooit een liftboy geweest, wie zal het zeggen? Maar het is toch wel een beetje vreemd. Tegen de avond is de lift klaar. En hij werkt nog ook. Wat een genie is die man.

Tot laat in de nacht speelt de kleine prins met de lift. Op en neer en op en neer. Er komt geen einde aan. Zelfs Raakhout wordt nu een beetje nerveus. Die is eigenlijk nooit uit het veld geslagen, springt nooit uit zijn vel. Maar nu wordt hij toch wel enigszins nerveus. Ik besluit maar eens poolshoogte te nemen. Wat zijn de beweegredenen van deze kleine man?

Maar helaas, de kleine prins is niet aanspreekbaar. Tot overmaat van ramp gaat hij niet langer in stilte op en neer met de lift. Nee, hij zingt allemaal vreemde liedjes. Uit lieve lust denk ik dan maar. In het Engels. Gelukkig versta ik een klein beetje Engels. Het zijn best leuke liedjes. Over tijd, liefde, auto's en regen. Tekenen aan de wand. Het liedje over regen blijft terugkomen. Tot treuren toe. Ik zie dat Raakhout er nu zelfs paarse wangen van krijgt. Dat heeft de kleine prins toch voor elkaar. De paarse prins.


Vijfhonderdvierennegentig alweer / Gein & Ongein / 29-04-2016

Met een bosje bloemen en een flink stuk taart neem ik de bus naar Nummer Een. Af en toe steek ik mijn neus tussen de bloemenblaadjes en snuif de zoele geuren die daaraan ontstijgen diep op. Ik waan mezelf in de bloementuin van mijn grootouders. Hoe lang is dat geleden? Ze zijn nu dood. Nog vijf minuten en ik ben er. Hoe zou het ze vergaan? Harrie en Raakhout. Lang niet meer gezien.

Onrustig drentel ik op en neer tussen beuk en eik. Mijn favoriete hotspot. Brizl dieu wat is het heet. Vandaag word ik vijfhonderdvierennegentig. Op naar de zeshonderd. Waar is de tijd toch gebleven? Ik vier het klein. Sterker nog. Een mens weet er maar van. Mijn schrijftafelheer Mien. En vandaag komt hij op bezoek, mij feliciteren. Raakhout is al bijna net zo zenuwachtig als ik. Het is nu bijna driehonderd jaar geleden dat ik mijn verjaardag voor het laatst vierde.

De bus stopt bij de laatste halte. Het is nog twee kilometer lopen en dan ben ik er. Ik kijk nog eens goed op het perkament dat Harrie mij heeft toegezonden. Geen wegen maar sferen staan beschreven. In geuren en kleuren.
Ga bij de roosjes linksaf. Let wel op. Bij de lichtroze rozen die ruiken naar zoete zuurtjes. Daar waar de wind rechts langs je oren waait en de lucht ruikt naar dennenhars ga je linksaf. Blijf vanaf hier rechtdoor lopen en fluit of neurie 'Drie kleine kleutertjes'. Doe dat twee keer. Dan hoor je links tussen de struiken een klein stroompje kabbelen. Volg dit via de rechterkant, tot je bij een klein bruggetje aankomt. Hier haalt Raakhout je op.

'Raakhout het is bijna tijd. Pik jij Mien even op. Bij de brug. Bij de brug ja, niet eronder, oen.' Ik kan hem maar een opdracht tegelijk geven. Eigenlijk had ik hem ook nog willen vragen wat paarse brem mee te nemen, maar dat is gewoon too much. Sinds kort ben ik erachter dat Raakhout lijdt aan ADHD. Naast autisme is dat een lastige staat van zijn. Maar meten is weten. Een opdracht per keer meegeven volstaat even.

'Ha, Raakhout, sta je hier al lang? Dat is lang geleden.' Raakhout kijkt dwars door me heen. Heel even loopt er een koude rilling over mijn rug. Zo ken ik Raakhout niet. Koudbloedig van binnen en van buiten. Ik laat het maar zo. Ben veel te verheugd om Harrie weer te gaan zien. Zonder een krimp te geven huppelt Raakhout voor me uit door het struikgewas. Steeds sneller. 'Hee, doe eens even rustig, we hoeven toch niet de trein te halen?' Raakhout hoort me niet en struint stevig door. Na pakweg vijfenvijftig krammen en krassen zie ik de hut van Harrie voor me. Zou hij thuis zijn? De deur van de hut zwaait open.

'Ha, Mien daar ben je dan. Niets veranderd zie ik. Nog steeds kleurrijk gekleed, en ha, ha, ik zie het al, je eigen eten meegenomen, verse bloemen en taart. Je bent ook niet vergeten dat ik dol ben op dahlia's. Mmm, dat wordt smullen. Doe je jas maar uit, neem een kistje en ga ergens zitten. Neem die grote kist maar, vooruit, zo vaak kom je niet op bezoek. Vertel, vertel, wat heb ik allemaal gemist de afgelopen tijd?'

'Allemaal rumoer en onrust Harrie, opstand en gerel. Je wil het niet weten. Dagen, weken is er niet geschreven. De boel is zelfs een maand stilgelegd. Een splitsing vond plaats, in allemaal minikampen, heel verdrietig allemaal. Het is niet anders. Maar, gelukkig is er ook goed nieuws te melden. De laatste dagen trekt alles weer vlot. Oude schrijvers komen weer terug. We hebben alleen blijvend afscheid moeten nemen van je weet wel, hij die zo graag genoemd wil worden. Hij maakte het veel te bont. Schreef lukraak alleen nog maar bullshit. Hij smeet met modder en met vlijmscherpe pijltjes. Het schijnt dat ie nu alleen nog maar dart in zijn vrije tijd. Dart Harrie, niet tart.'

'Griss mich nich, Mien, ik schrik ervan. Liet hij zich zomaar afpoeieren dan? Want zo klinkt het. Dat zal toch niet? Zo'n deftig heerschap, ongepast en ongehoord!'

'Wel Harrie, het was geen afpoeieren hoor. Er is zorgvuldig met reden, hoor en wederhoor, en niet te vergeten argumenten en verklaringen over en weer gestrooid. Maar begrip en acceptatie wilde helaas niet landen, niet binnenkomen. Evenmin een pauze. Ach, je kent het heerschap toch? Vooralsnog is de vulkaan tot rust gekomen en ingeslapen. Na wat laatste aardschokken en plaagstoten. Voor hoelang? Geen idee. Niemand die het weet. Onbelangrijk ook verder. We hebben iets te vieren Harrie. Vijfhonderdenvierennegentig alweer. Op naar de zeshonderd.

Co-column geschreven door Harrie en Mien


Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.