24-04-2016

Vijfhonderdenvierennegentig alweer

Met een bosje bloemen en een flink stuk taart neem ik de bus naar Nummer Een. Af en toe steek ik mijn neus tussen de bloemenblaadjes en snuif de zoele geuren die daaraan ontstijgen diep op. Ik waan mezelf in de bloementuin van mijn grootouders. Hoe lang is dat geleden? Ze zijn nu dood. Nog vijf minuten en ik ben er. Hoe zou het ze vergaan? Harrie en Raakhout. Lang niet meer gezien.

Onrustig drentel ik op en neer tussen beuk en eik. Mijn favoriete hotspot. Brizl dieu wat is het heet. Vandaag word ik vijfhonderdvierennegentig. Op naar de zeshonderd. Waar is de tijd toch gebleven? Ik vier het klein. Sterker nog. Een mens weet er maar van. Mijn schrijftafelheer Mien. En vandaag komt hij op bezoek, mij feliciteren. Raakhout is al bijna net zo zenuwachtig als ik. Het is nu bijna driehonderd jaar geleden dat ik mijn verjaardag voor het laatst vierde.

De bus stopt bij de laatste halte. Het is nog twee kilometer lopen en dan ben ik er. Ik kijk nog eens goed op het perkament dat Harrie mij heeft toegezonden. Geen wegen maar sferen staan beschreven. In geuren en kleuren.
Ga bij de roosjes linksaf. Let wel op. Bij de lichtroze rozen die ruiken naar zoete zuurtjes. Daar waar de wind rechts langs je oren waait en de lucht ruikt naar dennenhars ga je linksaf. Blijf vanaf hier rechtdoor lopen en fluit of neurie ‘Drie kleine kleutertjes’. Doe dat twee keer. Dan hoor je links tussen de struiken een klein stroompje kabbelen. Volg dit via de rechterkant, tot je bij een klein bruggetje aankomt. Hier haalt Raakhout je op.

‘Raakhout het is bijna tijd. Pik jij Mien even op. Bij de brug. Bij de brug ja, niet eronder, oen.’ Ik kan hem maar een opdracht tegelijk geven. Eigenlijk had ik hem ook nog willen vragen wat paarse brem mee te nemen, maar dat is gewoon too much. Sinds kort ben ik erachter dat Raakhout lijdt aan ADHD. Naast autisme is dat een lastige staat van zijn. Maar meten is weten. Een opdracht per keer meegeven volstaat even.

‘Ha, Raakhout, sta je hier al lang? Dat is lang geleden.’ Raakhout kijkt dwars door me heen. Heel even loopt er een koude rilling over mijn rug. Zo ken ik Raakhout niet. Koudbloedig van binnen en van buiten. Ik laat het maar zo. Ben veel te verheugd om Harrie weer te gaan zien. Zonder een krimp te geven huppelt Raakhout voor me uit door het struikgewas. Steeds sneller. ‘Hee, doe eens even rustig, we hoeven toch niet de trein te halen?’ Raakhout hoort me niet en struint stevig door. Na pakweg vijfenvijftig krammen en krassen zie ik de hut van Harrie voor me. Zou hij thuis zijn? De deur van de hut zwaait open.

‘Ha, Mien daar ben je dan. Niets veranderd zie ik. Nog steeds kleurrijk gekleed, en ha, ha, ik zie het al, je eigen eten meegenomen, verse bloemen en taart. Je bent ook niet vergeten dat ik dol ben op dahlia’s. Mmm, dat wordt smullen. Doe je jas maar uit, neem een kistje en ga ergens zitten. Neem die grote kist maar, vooruit, zo vaak kom je niet op bezoek. Vertel, vertel, wat heb ik allemaal gemist de afgelopen tijd?’

‘Allemaal rumoer en onrust Harrie, opstand en gerel. Je wil het niet weten. Dagen, weken is er niet geschreven. De boel is zelfs een maand stilgelegd. Een splitsing vond plaats, in allemaal minikampen, heel verdrietig allemaal. Het is niet anders. Maar, gelukkig is er ook goed nieuws te melden. De laatste dagen trekt alles weer vlot. Oude schrijvers komen weer terug. We hebben alleen blijvend afscheid moeten nemen van je weet wel, hij die zo graag genoemd wil worden. Hij maakte het veel te bont. Schreef lukraak alleen nog maar bullshit. Hij smeet met modder en met vlijmscherpe pijltjes. Het schijnt dat ie nu alleen nog maar dart in zijn vrije tijd. Dart Harrie, niet tart.’

‘Griss mich nich, Mien, ik schrik ervan. Liet hij zich zomaar afpoeieren dan? Want zo klinkt het. Dat zal toch niet? Zo’n deftig heerschap, ongepast en ongehoord!’

‘Wel Harrie, het was geen afpoeieren hoor. Er is zorgvuldig met reden, hoor en wederhoor, en niet te vergeten argumenten en verklaringen over en weer gestrooid. Maar begrip en acceptatie wilde helaas niet landen, niet binnenkomen. Evenmin een pauze. Ach, je kent het heerschap toch? Vooralsnog is de vulkaan tot rust gekomen en ingeslapen. Na wat laatste aardschokken en plaagstoten. Voor hoelang? Geen idee. Niemand die het weet. Onbelangrijk ook verder. We hebben iets te vieren Harrie. Vijfhonderdenvierennegentig alweer. Op naar de zeshonderd.

Co-column geschreven door Harrie en Mien