30-04-2013
Columns van Harrie (April 2013)
Prudens / Maatschappij / Serie Deugden 1/7 / 03-04-2013
Langzaam raapte hij de mantel der liefde op. Niet boos en niet verdrietig. Ook al hadden de mensen er hun voeten aan afgeveegd. Het deerde hem niet. Hij stak zijn linkerarm in de linkermouw en voelde langzaam de liefde door zijn lijf vloeien. Daarna stak hij zijn rechterarm in de rechtermouw. Het zette zijn lijf in vuur en vlam. Waarom had hij dit niet eerder gedaan?
Ook hij had vroeger fouten gemaakt. Met zijn zevenmijlslaarzen was hij over mensen heen gelopen. Over zijn familie, zijn vrienden, collega’s. Niemand kon hem toch iets maken. Hij was de grootste en meteen ook de kleinste in zijn daden. Loutering kwam pas met de jaren. Onder zijn zevenmijlslaarzen stonden echte mensen op. Na velen jaren begreep hij de beslommeringen en de daden, van zijn familie, zijn vrienden, van zijn collega’s. Hij had ze eenvoudigweg voorheen nooit eerder gezien.
Nu leed hij zelf. Tegenslagen sloegen hem als woeste orkanen om de oren. Stormkoppen en metershoge angst dreven hem bijna tot waanzin. Familie, vrienden en collega’s hielpen hem overeind. Ze leerden hem opnieuw kruipen, lopen, fietsen. Een grote dankbaarheid vervulde hem. Dat hij dit nog mee mocht maken.
De mantel voelde nu erg warm. De liefde zat hem gegoten. Na marmer, was en luchtkastelen had Prudens niet veel meer nodig. De stilte paste hem perfect. Broertje dood was al lange tijd gestorven. Spiegels aan de wand spraken niet langer boekdelen. Onder alle bomen daalde wijsheid neer. Het was lente, zomer, herfst en winter tegelijk. Seizoenen gleden van hem af. Prudens verkeerde tussen hoge mensen.
Watermanagers manageden het water. Pijlenmakers rechtten hun pijlen. Timmermannen hun hout. Ieder hoger doel volbracht zijn taak. Prudens koesterde alleen nog maar mantels. Strak om vege lijven gedrapeerd. Niets meer te volbrengen. Enkel nog beheersen. Vrij van verlangen. Lief. Klein en schattig. Als een lief klein schattig lievebeheersbeestje. Vrij van hechting. Vrij van geluk en pijn. Gezuiverd van alle corrupties van de geest.
Prudens had de andere oever al lang bereikt. Een oever van verlichting. Waar anderen nog struinden langs de kant, genoot hij van zijn eenzaamheid. En gelijk een massieve rots, niet door wind bewogen wordt, zo werd ook Prudens, wijze man, niet door lof en kritiek tot aarzelen gebracht.
Justus / Maatschappij / Serie Deugden 2/7 / 10-04-2013
Justus ligt languit op de bank en staart naar het plafond. Hij telt de zwarte bromvliegen. Ze blijven niet stilzitten. De rotbeesten. Het zijn er meer dan tien. Het gebrom van de vliegen doet Justus denken aan vervlogen tijden. Toen de wereld nog eenvoudig was. Er nog sprake was van orde. In het warrig gevlieg van de vliegen klinkt ook orde door. Een brommerige metriek. Alleen voor degene die het horen wil. Voor degene die nog onderzoekt en niet te vlug oordeelt. Vlug oordelen, ziekte der moderne tijd.
Justus kan het niet laten. Plagerig verstoort hij de zwarte vliegendans. Zijn wapperende vliegenmepper brengt de orde in de war. Heel eventjes. Niet te veel en niet te weinig. Dat heeft hij zich inmiddels aangeleerd. Zijn handelingen zo te plannen en uit te voeren, dat zij het midden houden tussen een teveel en een te weinig. Het doet hem deugd, deze pas verworven levenshouding. Een bewuste eigen keuze. Een bewust weten wat te doen. Een vrijwillige keuze, gebaseerd op voldoende kennis. Justus wappert met overtuiging. Niet te veel en niet te zuinig. In deze delicate zaak krijgt iedere bromvlieg het zijne.
De bromvliegen snappen er niets meer van. Waarheen moeten zij nu vliegen? Het wit van het plafond doet hen duizelen. Het gewapper kietelt licht onder hun donzen onderlijfjes. Dat is dan weer fijn. Maar wat wil deze brute vliegenplager? Met enkele Dakota-vluchten banen zij zich vlug een weg.
Justus regelt het verkeer. De bromvliegen hebben nu groen licht gekregen. Ze hebben zich verzameld achter de rail van het kamergordijn. Daar zullen ze waarschijnlijk wel een tijd verpozen. Justus raapt zijn gedachten bij elkaar en glijdt langzaam in een droom. Een droom vol mijmering. Een filosofische droom. Een bromvliegdroom.
Waarom gaf hij die vliegen nu het zijne? Is het omdat hij precies datgene geeft of laat, wat vliegen toekomt? Yep. Het vereist wel een weten wat vliegen toekomt en daarvoor is weer wijsheid nodig. Geen probleem. Wijsheid genoeg voor handen. Maar om het goede te geven of te laten is weer moed en matigheid nodig. Best wel lastig allemaal. Handelen op basis van wijsheid, moed en matigheid. Dat geldt natuurlijk ook voor vlieggewapper. Maar, maar, … Justus schiet wakker.
De bromvliegen zitten nu achter de vitrage. Ze ketsen met hun harde borsten zenuwachtig tegen het raam. Ze stuiteren op en neer tussen raam en vitrage. Af en toe blijven ze bozig hangen in het dunne witte vitragestof. Onderste boven, met hun pootjes in de mazen. Een hele sport om daar weer uit te komen.
Justus krijgt een beetje wroeging. Heeft hij zojuist eigenlijk wel goed gehandeld? Te goeder trouw, bona fide, in redelijk- en billijkheid? En hoe zit het met waarden als geluk, vrijheid en zelfbeschikking? Die heeft hij de bromvliegen met zijn actie niet echt gegeven. Hij heeft ze dan wel het zijne gegeven. Maar was dat niet een beetje uit gelatenheid, onverschilligheid? Maakt hem dat een zondaar?
Nee, absoluut niet. Hij volgt slechts de regels van deugd en plicht. De reden van zijn handelen is louter ingegeven door zijn plicht en niet voor het verkrijgen van een goed gevoel of angst voor straf. Een vliegenplaag bestrijdt je eenvoudigweg met vlieggeplaag. As simple as that. Met deze slotsom vallen een aantal bromvliegen, als dorren krenten, dood neer op de vensterbank. Uitgeput door vlieggewapper, vitrageworsteling en een al te felle zon. Zonder diepe zucht, ruggelings met de pootjes omhoog.
Voor wie het allemaal niet meteen geloven wil, die mag zich gaan verdiepen. Bijvoorbeeld in kritieken van de praktische rede en in metafysica van zeden. Hou je meer van de praktijk. Leef dan fatsoenlijk, benadeel niemand en geef vooral iedereen het zijne. Ook de bromvlieg. Let wel. Streng doch rechtvaardig. Als een echte Justus.
Laat je daarbij wel door duurzaamheid leiden. Duurzaam rechtvaardig. Want nooit eerder in het evolutieproces was de groei in aantal en kennis van een levende soort zo groot als die van de mens in de laatste paar eeuwen. Het draagvermogen van de planeet om de biosfeer in stand te houden wordt steeds verder overschreden. De mensheid handelt, ondanks vele waarschuwingssignalen, niet duurzaam rechtvaardig ten opzichte van haar eigen soort en van de andere evolutieproducten. Erken de positie van de mens, de dieren en de planten in de biosfeer en handel ernaar. Leg hun leven niet in een weegschaal. De gedachten van de superieure mens is vertrouwd met rechtvaardigheid; de gedachten van de middelmatige mens is vertrouwd met opbrengst. En dat geldt ook voor bromvliegen.
Bedmeid / Thema column / 11-04-2013
Vier vrouwen zitten aan tafel in Café CX. Ze bespreken columns met elkaar. De discussie beperkt zich vooralsnog tot het controleren op spellingfouten. Aan de inhoud zijn ze nog lang niet toe. Daarvoor is het nog te vroeg. De dame met donkerblond haar heeft het hoogste woord. Ze heeft moeite met de titel van een column,‘Bedmeid’. Dat kan in haar ogen echt niet. Dat woord bestaat niet. Het moet ‘Bedmijt’ zijn, zeker weten. De andere dames zwijgen. Ze durven geen weerwoord te bieden en mijden de strenge blik van de juffrouw. Een van de dames waagt toch een poging. Zij heeft rood haar en houdt een vurig betoog. De andere twee, met respectievelijk grijs en blauwblond haar, vallen haar nu bij. Ze concluderen gedrieën hetzelfde. We moeten voor een goed besluit toch eerst de inhoud doornemen. Het kan zijn dat de schrijver zich een dichterlijke vrijheid heeft gepermitteerd. De dame met donkerblond haar stemt in.
Nadat ze alle vier de column gelezen hebben valt er een korte stilte. Dit is bepaald geen doorsnee column. De inhoud laat geen twijfel mogelijk. Het gaat hier echt over een bedmeid. Een bedmeid in de ruimste zin van het woord. Geboren en getogen in bed. Woonachtig en werkzaam in bed. Op zich een goede column. Behalve dat enkele bewoordingen, de dames aan tafel enigszins tegen de borst stuiten. De bedmeid in de column is gezegend met een flinke borstpartij. De schrijver nogal scheutig met synoniemen. Dikke borsten, dikke memmen, dikke tieten, het komt allemaal voorbij. Dikke prammen ontbreken nog en mogelijk meer omschrijvingen. De dame met het rode haar kan er als enige wel om lachen. Zij vindt het platte taalgebruik bij dikke borsten eigenlijk best komisch. Kritisch beschouwen de dames de verdere inhoud van de tekst.
Wat de dames roert in de column is het dubbelleven dat de borsten van de bedmeid leiden. Dat wordt uitvoerig beschreven door de schrijver. De twee borsten van de bedmeid zijn onafscheidelijk. Ze gaan voor elkaar door het vuur. Ze worden meestal aanbeden. En dat willen ze weten. Ze bieden dan troost aan degene die er voor openstaat. Soms brengen ze ook leven in de brouwerij. Nee, niet in de kroeg. Daar hebben ze een hekel aan. De borsten gaan graag samen op stap, maar van emmeren en gezever, daarvan moeten ze niets hebben. Het liefst houden ze serieuze gesprekken met elkaar.
Het dilemma van het dubbelleven zit hem in het feit dat de linkerborst eigenlijk geen borst had willen zijn. Zij voelt zich in haar vel een man. En telkens als een man zijn lid tussen de rechter- en linkerborst van de bedmeid vlijt, is ze stiekem jaloers. Een lid, dat had ze namelijk willen zijn. Een mannen lid. Als troost voor de linkerborst werd de bedmeid lid van een Belgische pornoclub. Stiekem, want niemand mocht het weten. Hier werd het dubbelleven geboren. In de club kwam de linkerborst er al gauw achter dat ze verzot was op homo porno. Ze ging op in wilde fantasie en bekeek elke film die over het onderwerp ging. Dit ging altijd gepaard met veel drank. Steevast eindigde de bezoeken aan de club dan ook altijd met koffie drinken. Hersenschudding en misselijkheid werd daarmee voorkomen.
De rechterborst gunde de linkerborst haar pleziertjes. Zelf was ze meer in voor mooie meiden. Wat dat betreft paste de veelzijdige club goed bij hun. De bedmeid had een goede keuze gemaakt. De twee borsten waren in hun nopjes en kwamen goed aan hun trekken. Ze vormden samen een aantrekkelijk paar. Nota bene in een parenclub.
De club had echter wel een minpuntje. Achter in de tuin werd ook sex met dieren bedreven. Dat vond de bedmeid maar niks. Op z’n hondjes had ze namelijk altijd last van hun tieten. Die waren veel te zwaar en klotsten dan pijnlijk tegen haar buik. Dat veroorzaakte ook nog eens vervelende schrale plekken. Niet echt fijn. Aangezien ze allergisch was voor aardoliedestillaten kon ze haar borsten niet insmeren met uierzalf. Dubbelvette pech.
De dames waren het er over eens. De column mocht wat hun betreft de titel ‘Bedmeid’ behouden. De inhoud dekte voldoende de lading. Er was bovendien niet alleen sprake van dichterlijke vrijheid maar ook van sexuele vrijheid. Kortom, een onderhoudende column met een serieuze ondertoon.
Column geschreven naar aanleiding van de oproep van Redactie ColumnX (in CX Café) om de volgende boeiende Google zoekwoorden in één column te gebruiken: Homo porno, Tieten, Dikke tieten, Dikke borsten, Mooie meiden, Bedmijt, Uierzalf, Sex met dieren, Dubbelleven, Parenclub, Dikke memmen, Emmeren, Koffie drinken hersenschudding.
Temke / Maatschappij / Serie Deugden 3/7 / 12-04-2013
Vandaag gaat het regenen. Heel zachtjes. Helemaal niet erg. Het komt de natuur ten goede. Dan ontkiemt het zaad dat de boeren met grote zorgvuldigheid in de grond hebben gestopt veel beter. Iedereen blij. Behalve Temke. Die vindt het maar niets. Veel liever kijkt hij het graan zo uit de voren. Vol honger en ongeduld. Je kunt het hem moeilijk kwalijk nemen, hij moet er nog van groeien. Zijn fantasie slaat er van op hol. Hij ziet boven het ingezaaide korenveld denkbeeldig broodjes hangen. Broodjes Mac. Ja en ook hele dikke boterhammen met pindakaas. Zijn maag knort er van.
Femke ziet haar broertje dromen. Op de lauwe akker. Ze weet precies wat er door zijn hoofd speelt. Broodjes hamburger en boterhammen met pindakaas. Haar broertje zit in een levensfase waarin honger niet te stillen valt. Een echte vreetpuber. Ze moet er af en toe hard om lachen. Ze plaagt hem ook. Met neuriën. Mmmmmmmmmmmmmmm. Ze neuriet voor haar Temke, hele grote gele emmen. Hij wordt dan woest. Maar dat boeit Femke niet. Het is de enige manier om haar broertje wat te dimmen. Een les in zelfbeheersing. Gewoon een beetje yin in z’n donder stoppen.
Temke overdenkt zijn zonden. Dat doet ie gemiddeld zes keer per dag. Het zit in zijn routine. Het komt ook dagelijks op hetzelfde neer. Voor alle zonden staat te veel. Te veel gegeten, gedronken, seks gehad (voornamelijk met zichzelf), niets gedaan. Hij zit ook in een moeilijke fase. Zijn puberbrein neemt nog veel te vaak een loopje. En toch, ja toch heeft hij het idee dat hij iets leert. Van zijn eigen zinloosheid. Iedere dag opnieuw. Rust, reinheid en regelmaat staat in zijn dagboek met grote letters op de voorpagina geschreven. Een gouden drie-eenheid die hij koestert. Sinds kort. Na het drinken van vijf blikjes red bull achter elkaar, kwam de stier goed in hem los. Hij schrok daar zo van dat hij onmiddellijk besloot zijn drankzucht te temperen.
Hij is niet te redden. Dat is hoe Femke er over denkt. Een patroon herhaalt zich. Ze kan het maar moeilijk verdragen. Het lijden van haar kleine broer. De groeistuipen van zijn lijf en leden heeft hij redelijk onder controle, de groeistuipen in zijn hoofd des te minder. Die laatste heeft hij met haar gedeeld. Zijn bizarre gedachtenspinsels laten Femke zelfs niet los. Meditatie heeft ze voorgesteld. Balans- en ademhalingsoefeningen. Buikriftraining. Pantomine. Het heeft niet mogen baten. Alleen de evenwichtsbalk die kon Temke wel waarderen. Maar Femke vraagt zich nog steeds af of Temke’s belangstelling niet vooral gericht was op haar uiterlijke verschijning in plaats van op haar gymnastische bewegingen. Maar ach, ze had haar broertje zien genieten. En dat is wat telt.
Ja, die evenwichtsbalk vond Temke best leuk. Hij had wel stiekem naar de strakke benen van zijn grote zus gekeken, maar het had hem niet van de wijs gebracht. Net op tijd had hij zijn gedachten getemd. In zijn hoofd was zijn zus verschenen als een dominante feeks. Maar hij had niet toegegeven aan de stijgende aandrang en het geklop in zijn jongbehaarde lid. Bij het eerste pulsen had hij onmiddellijk aan spruitjes gedacht en dat hielp. Hij was dan ook heel trots op zichzelf. Stel je voor. Zondige gedachten over zijn zus. Laat staan onzedige handelingen. Zij was hem heilig.
“Hee Tem, waar zit je met je gedachten. Seks, drugs en rock and roll? Of zweven er weer vette hamburgers over het veld? Stilt het je honger?”
“Ehhh, nee, nee, niets van dat alles Femke. Mijn neus snuift op dit moment alleen maar ledigheid en lenteregen. De enige honger die ik nog wil stillen, is de honger naar meer. Het komt allemaal goed.”
Temke aanschouwt de kraaien op het veld. Gulzig pikken ze het land leeg. Maar Tem die weet wel beter. Hij heeft al lang geleerd. Als je geen matigheid betracht, brengen zelfs de grootste genoegens de grootste pijn met zich mee. En de kraaien, ach, die ploegen driftig voort.
Fortitudo / Maatschappij / Serie Deugden 4/7 / 16-04-2013
Don en Sissie maken ruzie. Voor de zoveelste keer. Ze kunnen het niet laten. Elkaar de loef afsteken. Telkens weer. Hun ruzies kennen nooit een winnaar of verliezer. Het is een eeuwig durende strijd. Het grappige is dat beiden het daar over eens zijn. Ze accepteren dat ze elkaar niet kunnen overtuigen in hun woordenstrijd. Heel sportief. Nederig naar zichzelf. Barmhartig voor de ander. Tot fysieke strijd is het tot nu toe nooit gekomen. Gelukkig niet. Ze vechten ieder hun eigen strijd. Bedachtzaam en met de nodige pijn. Geestelijk en fysiek.
Wat hen bindt zijn de deugden in hun eigen individuele strijd. Kennis, wijsheid en geloof zijn daarbij allang niet meer toereikend. Die stations zijn beiden al lang gepasseerd. Het is de moed en daadkracht die Don en Sissie nog op de been houdt. Gevoed door grote wilskracht. Dat moet ook wel. De hindernissen die Don en Sissie op hun weg treffen zijn talloos en groot. Gedreven door de moed der wanhoop gaan ze die te lijf. Die moed is nooit aflatend en nooit vol haat of woede. Dat komt omdat hun gedrevenheid niet alleen is ingegeven door wanhoop. Maar ook door een groot verlangen naar schoonheid en ethiek.
Gelukkig laten Don en Sissie zich in hun strijd niet snel intimideren. Ook al liggen er veel onzekerheden op de loer en zijn hun psyches vaak gevuld met angst. In hun ruzies laten zij dat nooit blijken. Beiden hebben hun eigen missie te volbrengen. Beiden staan in dienst van een edele zaak.
Don is daarin het meest duidelijk. Hij wil met zijn schrijven de zwaarmoedige lezer aan het lachen krijgen, de goedlachse lezer zijn lach verbreden, de simpele niet kwetsen. Hij streeft er naar dat de schrandere lezer bewondering opbrengt voor het geschrevene, de ernstige er geen aanstoot aan neemt. Hij wil met zijn schrijven er voor zorgen dat de voorzichtige lezer zijn lof voor de schrijver niet onder stoelen en banken steekt. Voor Don lijkt het een gevecht tegen windmolens. Een schier onmogelijke zaak.
De edele zaak voor Sissie is een queeste van een geheel andere orde. Hij hoeft niet tegen maffe molens te vechten. Voor hem volstaan een paar sterke armen en een rechte rug. Standvastig staat hij in zijn schoenen. Hij zal ook nooit ofte nimmer door zijn knieën zakken. Belangeloos en edelmoedig zeult hij dagelijks met een grote bal de bergen op en af. Zinloos en soms bedroefd. Hij zal die grote bal voor eeuwig blijven rollen. Vasthoudend en vol moed. Stil verlangend naar schoonheid en ethiek. Totdat hij er bij neervalt.
Actuele column rechtstreeks geschreven op mijn iPad / Actualiteiten / 18-04-2013
Houdt u vast lezer. Het is vrijdag 19 april 2013 en ik neem u live mee op een waanzinnige tocht over het gladde raam van mijn iPad. Ik twijfel onmiddellijk als ik dit woord intik. Zodra ik ipa intik verschijnt er een keuzemogelijkheid. Kies ik voor iPad of ga ik gewoon door met het woord intikken? Een lastige keuze en ik besluit om het niet te doen en klakkeloos door te tikken. Ongeacht de keuzes die me verder in dit schrijven worden voorgelegd. Het is immers een actuele column in de categorie Actualiteiten. Ik moet nu extra opletten dat ik geen verkeerde letters intik. Het kan zo maar zijn dat de column dan niet meer te lezen valt. Ik ben dan ook niet van plan om tijdens het schrijven telkens weer het toetsenbord omlaag te klappen om correcties te kunnen aanbrengen. Dat is veel te lastig. Het jammeren op de letters die ik wil aanpassen wil maar niet lukken. Kijk daar heb je het al. Jammeren moet eigenlijk hameren zijn. Waarom het me nu wel lukt in de voorgaande zin snap ik dan weer niet. Omdat ik jammeren al heb gebruikt? Alinea’s aanbrengen doe ik ook niet. Geen zin in. En dat kost ook nog eens teveel ruimte. Doordat het al een lange tekst begint te worden, zit ik nu in de grijze omlijning van mijn digitale toetsenbord te tikken. Ik vraag me onmiddellijk af hoe ik die lettres daar weer wegkrijg? Met digitale typex? Gek nu schrijft mijn iPad weer lettrés. Vreemd. Nee, lettres met een streepje krijg ik nu weer. Maf apparaat hoor die iPad. Toch maar eens uitzoeken hoe ik die ,maffe voorstellen en woordsugesties uitzet. Ik tikfout al onder mijn toetsenbord dor. Dat is best spannend. Geen idee wat er nu in mijn tekst komt te staan. Wacht ik zal eens even het toetsenbord omlaag klappen. Dit lijkt wel op blind typen. Het kan erger. Valt best mee. Alleen tikfout en dor snap ik niet. Maar ik zal wel een paar letters hebben overgeslagen en hijgerig weer een van die maffe woordsuggesties geaccepteerd hebben door klakkeloos op de spatiebalk te rammen. Grappig is dat het tikken me nu doet denken aan de oude WordPerfect met zijn onderwaterschermen. Oeps, daar ga ik. Onderwater. Onder mijn toetsenbord door, via de grijze omkadering. Spannend hoor. Ja. Ik loop nu nog een beetje over de bovenste regel van de Qweerty heen. En nu ben ik het even helemaal kwijt. Ach, zolang ik maar niet op vorige volgende of formulieren klik komt alles goed. Want dan ben ik alles kwijt. Ook wel eens meegemaakt? Vast wel. ik laat in nu maar met rust. In moet u zijn. Maar dat had u vast al begrepen. Tot actueel.
Fiedel / Maatschappij / Serie Deugden 5/7 / 22-04-2013
Ik geloof dus ik ben. Dat moet Fiedel gedacht hebben toen hij opstond uit de koorbank. Hij had het zo juist gezongen. Uit volle borst. Vol overtuiging rende hij naar huis en deelde zijn pas verworven wijsheid met zijn vader. Maar die moest lachen. Keihard lachen. En jij gelooft dat, dat je bent? Ik wil bewijs. Laat maar zien. Fiedel begreep er niets van. Dit antwoord had hij niet verwacht. Maar hij besloot onmiddellijk met bewijs te komen.
Thomas, verbaast en overvallen door zoonlief, kon zijn lol niet op. Jaren geleden was hij zelf op zoek gegaan naar zijn geloof. Maar hij had het nooit gevonden. In alle hoeken en gaten van zijn psyche had hij gezocht. Hoe goed hij ook zijn best had gedaan, het openbaarde zich niet. Stiekem vond hij het ook flauwekul. Wat had je nu aan geloof. Houvast? Echt niet. Veel liever zag hij de dingen zoals ze zijn. Empirisch en waar. Liefst met een waterdichte verklaring. Wetenschappelijk. Niet vaag. Een kwestie van tijd, dan zag zoonlief dat ook wel in. Zeker weten.
Fiedel besloot eerst maar eens in de boeken duiken. Of nee, toch niet, internet, dat gaat veel sneller. De Britannica staat tegenwoordig ook online en anders kon hij ook nog wel wat Wikipedia’s raadplegen. Daar had zich immers de collectieve wijsheid van Jan en alleman in verzameld. Absoluut waar. In het uiterste geval kon hij altijd nog wat goochelen op Google. Ah. Hij heeft meteen beet. Zij gelooft in mij. Kassa. Dat spreekt vertrouwen en overtuiging uit. Maar van wie komt deze wijsheid? Een zekere André. Volkszanger. Mmm … volkszangers, troubadours, moderne barden, die staan altijd in voor de waarheid. Maar daarmee is hij nog niet klaar.
Zijn vader wil ongetwijfeld meer bewijs. In zijn vaders opvatting is geloven een veronderstelling dat iets waar is of niet waar. Fiedel moet inschatten of de bewering ‘Zij gelooft in mij’ met een zekere waarschijnlijkheid waar of onwaar is. In het geval van ‘geloven’ is deze waarschijnlijkheid groter dan wanneer iemand ‘geen idee’ heeft, en kleiner dan wanneer iemand iets ‘zeker weet’. Aangezien bovengenoemde waarschijnlijkheden door individuen persoonlijk worden toegekend, is er in deze betekenis van geloven, geen zekerheid over deze kwestie. Dat is dan weer jammer.
Als Fiedel zijn bevindingen brieft aan zijn vader geeft deze op geheel eigen filosofische wijze commentaar. Luister vriend. Het begrip geloven veronderstelt een individu, degene die iets gelooft, en een onderwerp van geloof. Geloven vooronderstelt zo het bestaan van een geestelijke toestand en voorbedachtheid. Ik hang het beeld aan dat geloven tot op zekere hoogte spontaan en willekeurig is. Kun je daar iets mee?
Niet echt. Fiedel gaat verder op zoek. Op internet, spontaan en willekeurig. Hij stuit op een aantal interessante citaten over geloof en religie. Religie omdat het bijna onlosmakelijk verbonden is met geloof. Hij denkt hier wat mee te kunnen. Nu zijn vader nog, de ongelovige Thomas.
Geloof is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en is het bewijs van dingen die wij niet kunnen zien (Hebreeuws). Lekker vaag. Niet bepaald een kolfje naar de hand voor Fiedel’s vader.
Wetenschap kan alleen beoefend worden door diegenen die een sterke inspiratie voelen voor waarheid en begrip. De bron van dit gevoel komt echter uit het domein van religie. Hierbij behoort ook het geloof in de mogelijkheid dat de wetten die gelden voor de wereld van het bestaan rationeel zijn, dat wil zeggen, begrijpbaar door middel van rede. Zonder dit diepe geloof kan geen zuivere wetenschap bestaan. Wetenschap zonder religie is kreupel, religie zonder wetenschap is blind. (Einstein). Een veelomvattende verklaring met een mooi citaat. Daar kan paps een puntje aan zuigen.
Op de lange reis van het menselijk leven is geloof de beste compagnon. Het is de beste verfrissing tijdens de reis en het grootste bezit (Boeddha). Tja. Geen speld tussen te krijgen. Voor paps waarschijnlijk een dooddoener. Hoewel hij over dat laatste zal twijfelen. De materialist.
In de religie zoekt de mens antwoord op vragen rond bestemming, dood, leven, zin van het lijden, doel van de geschiedenis, etc. Religie biedt in deze optiek houvast en troost in een chaotische wereld. Het geeft antwoorden, hoewel geen sluitende, op de waaroms van het leven (Karen Armstrong). Dat vindt Fiedel een mooie. Hij is verzot op de waaromvragen. Zijn vader minder. Die is namelijk altijd de klos. De eerlijkheid gebied te zeggen dat paps niet altijd het antwoord weet. Daar baalt ie dan stevig van.
Geloven is zeker weten dat je twijfelt (Freek de Jonge). Ha, ha. Op het lijf geschreven voor paps. Die houdt wel van doordachte humor. Ik geloof er niks van, zul je hem amper horen zeggen. Ik weet het zeker komt dichter in de buurt. Maar het meest twijfelt pa hardop.
Religie is een illusie (Sigmund Freud). Dat is een interessante. In zijn familie komen behoorlijk wat illusionisten voor. Dus dat moet nader onderzocht. Al gauw raakt Fiedel verwikkeld in moeilijk termen. Maar hij bijt zich er doorheen. Freud ziet religie als een manier om de werkelijkheid te beheersen door middel van het uitvinden van een perfecte wereld. In zijn visie is het idee 'God' een versie van het vaderbeeld en is religie in wezen infantiel en neurotisch. Freud ziet religie als een biologische en psychologische noodzakelijkheid om de contingentie van het bestaan aan te kunnen. Contingentie? Waar, maar niet noodzakelijk. Dit gaat pap’s petje te boven. Weet hij veel dat er entiteiten zijn die niet noodzakelijk bestaan of subisteren en dat er kwaliteiten zijn die niet noodzakelijk inherent zijn aan de entiteit die ze kwalificeren.
Fiedel vindt zijn zoektocht naar geloof maar moeilijk. Zal hij net als zijn vader hechten aan zekerheden of kijkt hij verder? Ieder heeft zijn eigen geloof, dat is Fiedel wel duidelijk geworden. Hij heeft zijn neus op internet flink gepoederd in theo-, socio- en psychologische geschriften en in filosofische. Alleen de literaire geschriften is hij vergeten. Dat is jammer. Want die geven juist een real life inkijk in geloof, het zij in erudiete gezangen, het zij in eenvoudige boerenpsalmen. Zodat iedereen begrijpt en gelooft. Doch niet zeker weet, want dat is pas blasé.
De wereld om ons heen gelooft. Mono, stereo en polio. Passief of belijdend. Maar waarin precies? Dat is en blijft Fiedel’s grote vraag. Een vraag naar hunkering, omgezet in dromen of een zucht naar antwoordhang in zijn. Ach. Kon hij het maar vragen, aan al die christenen, islamieten, niet-religieuzen, hindoes, boeddhisten, taoïsten, sikhs, joden, jehova’s, bahá'ís en jaïnisten. Alomvattend is hun geloof. Dat is ook het antwoord dat Fiedel tenslotte aan zijn vader geeft. Niets is zeker pa. Maar iedereen gelooft. In iets of niets. Continu en contigent. Alleen, helaas pa, ik kan het je niet bewijzen. Geloof me Thomas. Geloof me dat ik ben.
Op bezoek bij het museum van Rijk / Actualiteiten / 23-04-2013
Vol goede moed ben ik vandaag naar Amsterdam getogen. Voor een bezoek aan het museum van Rijk. Voor de zekerheid heb ik een schaar mee genomen. Waarom? Dat vertel ik u later. Zolang ik Rijk niet tegenkom vind ik alles prima. Maar ik vrees het ergste. Bij de kassa begint het al. Wat een rij zeg. Ik wurm me tussen bontmantels, mantelpakjes en grijze strepen door. Ik gooi mijn museumjaarkaart op de balie en vraag om een kaartje. Om mij heen vallen de monden open. Krijg je hier korting met de museumjaarkaart? Zeker. Anders kan ik mijn bezoek echt niet betalen. Ik zie de mantelpakjes en bontmantels snuiven. Dat wisten ze niet.
Of ik mijn tas in de garderobe wil opbergen? Maar waar laat ik dan mijn flesje water en mijn lunchtrommeltje? Nu ik eenmaal binnen ben wil ik wel genieten van deze dag. Ik wil hem volledig consumeren maar wens geen gebruik te maken van de catering. Kan dat? Dat wordt moeilijk meneer. U mag hier met die tas echt niet naar binnen. Dat wordt weer veel water drinken op de toiletten. Als ik ze op tijd kan vinden. Ik besef na een tijdje dat het wellicht een probleem gaat zijn. Ik hecht aan in de rij die langs de beelden stroomt. Helaas ben ik klein van stuk en zie ik de meeste kunstwerken tussen de oksels van andere door. Niet bepaald fris, maar allez. Je moet wat over hebben voor schone kunst. Zodra ik een mannetje zie op de deur verlaat ik de rij en laaf me aan de kraan. Eten vinden wordt wat moeilijker. Ik bijt op mijn tanden. Dat helpt.
Ah. Daar zie ik een portret dat me wel aanstaat. Gauw kruip ik erachter en haal mijn schaar tevoorschijn. Ik schat in op welke hoogte de ogen zich bevinden en knip op goed geluk de oogcontouren uit. Gelukkig staat er een krukje in de hoek. De suppoost is even weg en ik grijp mijn kans. Vanachter het portret loer ik de zaal in. Ha, ha. Ik zie met wat voor een ernst de mensen mijn portret aanschouwen. Zal ik eens glimlachen? Eens kijken of ze de pretoogjes ook daadwerkelijk zien in het kunstwerk dat ze bewonderen. Ik zie een frons onder de wenkbrauwen van de meeste bezoekers ontstaan. Ze snappen er niets van. Vreemd. De reclame heeft toch boekdelen gesproken. Als ik vanachter het portret verschijnsel krijg ik luid applaus. Blijkbaar weten de bezoekers mijn actie te waarderen. Fijn dat ik even mocht deel uitmaken van een bijzonder portret. Het verguldt mij met plezier. Net zoals de gouden rand van de lijst. Het stilt ook meteen mijn honger. Maar ik wil meer.
Ik loop snel door naar de zaal met moderne kunst. Maar dat is too much. Waar zitten hier de ogen van de portretten? Portretten? Zijn het wel portretten? Ik zie alleen maar abstracte lijntjes. Die kan ik moeilijk uitknippen. En toch wil ik ook deel uitmaken van de modernen. Maar hoe? Gelukkig kom ik ook hier Rijk niet tegen. Die houdt zich verre van moderne kunst. Snapt ie toch niets van. Ik wel. Als je er maar voor open staat. Dan komt het vanzelf binnen. Rijk weet dat niet. Die blijft gereserveerd. Hij houdt veel meer van oude kunst. Kunst met een goed verhaal. Lekker makkelijk. Maar ook een beetje armoedig, toch?
Bakenlot / Maatschappij / Serie Deugden 6/7 / 26-04-2013
Truus heeft haar vis duur betaald. Maar ja, wie vangt er dan ook boerenpaling en vurige zeetongen? Kniertje, Truusje’s boezemvriendin had haar nog zo gewaarschuwd. Maar Truus wilde niet luisteren. Zij houdt vast aan het enige baken dat zij vertrouwd. Truusje ziet succes waar anderen mislukking zien en zonneschijn waar het voor anderen donker is en stormt. Haar kersverse vangst doet haar herinneren aan haar kleine broertje. Die is ook gezegend met het baken. Een voorschot op toekomstig geluk, geboren uit vrees voor de toekomst. Zijn baken is een krijtwit kind dat lacht tegen de rover die het slacht.
“Waarom heb je nu juist die vis gevangen, Truus? Ik heb het jou nog zo gezegd. Doe het niet.” Maar Truusje luistert niet. Zij is met haar gedachten afwezig, ziet eeuwige sterren schijnen, midden op de dag, gewoon omdat het donker is. En het is nog geeneens winter. In het rijk van haar baken is het nooit winter. Het baken is haar antidepressivum. En dat niet alleen. Ze houdt er zelfs haar levensbroek mee op. Haar baken zijn net bretels. Maar gelukkig ziet Truusje zo nu en dan ook licht in de duisternis. Dan geniet ze hevig. Met haar baken geniet ze bij voorbaat van de toekomst. Ondanks dat datzelfde baken juist geboren is uit haar vrees voor de toekomst. Hoe dubbel. Haar baken maakt haar droef en gelukkig tegelijk. Het is een wrang bakenlot en haar tweede ziel.
“Wat zit je nu weer te staren Truus?” Kniertje krijgt geen vat op Truus. Ze lijkt onbereikbaar. Zie haar daar eens zitten? Treurig in een vrolijke, schreeuwerige pyjama. Die draagt ze over de schrammen en blauwe plekken van gisteren. Schrammen en plekken van een verloren visvangst. Truusje wiegt wat op en neer. Alsof ze danst zonder muziek. Waar is toch die stevige vrouw gebleven? Het is dat verrekte baken dat dwars ligt. Het baken is een goed ontbijt maar een slecht avondmaal. Een tweede huwelijk dat triomfeert over de ervaring. Ze blijft nochtans haar baken koesteren ook al zag ze gisteren haar eigen graf al open liggen. Het baken heeft haar zeemansgraf net op tijd dichtgegooid. Met zoet water. Ze zal vannacht nog eens een goed nachtje slapen. Dat zal ongetwijfeld een brug slaan tussen haar droefheid en geluk.
Columns van Harrie zijn geschreven aan tafel bij Mien. Harrie is een auteur en tafelvriend van Mien. Van november 2010 tot maart 2016 publiceerde Harrie ook columns op de website van ColumnX.
Harrie’s columns zijn gebaseerd op oude personages uit TV-series Catweazle en Doctor Who. De Britse acteurs Tom Baker en Geoffrey Bayldon vormen zijn inspiratiebron. Daarnaast maakt Harrie ook graag filosofische en sportieve uitstapjes.