17-06-2014

Beletselteken

Nou is me toch wat gebeurd. U gaat het niet geloven lezer. Ik ben aangevallen door vreemde beestjes. Vanmorgen in het bos gebeurde het. Vanuit het niets besprongen zij mij. Met hun kaken klemden ze zich vast. In mijn kuiten, bovenbenen en armen. Het prikte en jeukte, niet normaal. Ze lieten behoorlijk wat letsel achter. Tot bloedens toe drongen zij binnen. Ongehoord, ongevraagd, compleet van de zotte. Ik heb ze een naam gegeven. Omdat ik de beestjes niet kende. Ik heb ze eenvoudigweg ‘beletselteken’ genoemd. Het beestje zogezegd bij naam genoemd. Hoed u voor deze vervelende monsters. Ja, ja, want dat zijn het.

Hoe u ze kunt herkennen lezer? Heel eenvoudig, ze dragen drie stippen. Drie stippen en nog wat spaties. Voor zover ik kan inschatten, vier. U wilt het precies weten lezer? Tel dan mee vanaf de beletselteeknek. Terugkijkend richting stuit, eerst een spatie. Gevolgd door een punt en spatie. Daarna weer een punt en spatie. En … u raad het al lezer. Eindigend, weer een punt en spatie. Ik heb goed gekeken en geteld. Maar waarom nu die vreemde naam? Beletselteken, wat hebben ze dan belet? Dat ga ik u nu uitleggen.

De teken beletten mij het taalrekenen. ‘Hoezo dat dan?’, denkt u misschien. Wel ik liep na te denken. Na te denken in het bos. En zoals u wellicht bevroedt lezer. Dat nadenken ging gepaard met taal. Ik was juist bezig met taaltelkunde. Een lastige tak in de nadenksport. Lastig omdat die altijd toetsing behoeft. Taaltelkunde stelt hoge eisen aan waarheidsbevinding. De taalsom moet namelijk altijd kloppen. In gedachten rekende ik met taal. Ik had de taalsom bijna rond. Totdat die rotbeesten mij plotseling aanvielen. Ze prikten mij bijna helemaal lek.

Aanvankelijk baalde ik als een stekker. Zelfs taalwetenschap kon mij niet koesteren. ‘Wat nu?, dacht ik, ‘opnieuw beginnen?’. Ik dacht het niet, no way. Gelukkig hielp de natuur een beetje. Een wijze uil schoot te hulp. Het was een mooi lief beest. Zijn naam luidde ‘Zeer en Dip’. Ik noemde hem meteen liefkozend ‘Zeerendippetje’. Zeerendippetje wees me op de tekens. Op de spaties en de punten. Op de ruggen van de beletselteken. Eureka, mijn taalsom was ineens rond. Opgeteld vier spaties en drie punten. Om nooit meer te vergeten, toch? Voortaan breek ik zinnen keurig af. Met drie puntjes en vier spaties. Ik laat ze in schoonheid pauzeren. Met drie puntjes en vier spaties. Het komt mijn taalgezondheid ten goede. Dat kan ik met zekerheid zeggen.

Opmerking:
Taal noch teken: lees hier wat het Genootschap Onze Taal over het beletselteken te zeggen heeft.