‘De gezondheidszorg is ziek’, dat stond met grote letters in de krant. ‘Welke krant?’, hoor ik u als lezer meteen denken. Het stond in een krant van een krant. En geeneens een plaatselijke leugenaar. Nee, het stond in een krant van een krant van een politieke partij. ‘Welke politieke partij?’, hoor ik u denken. Nou dat is niet echt van belang. De krant is in zwart wit gedrukt en zo is ook de politieke partij. De betreffende politieke partij bekent stellig kleur, zowel in zwart als in wit. De Partij Zwart Wit (PZW) durft als enige partij stelling te nemen. Stelling in belang. Want daar begint alles mee. Met belangstelling.
‘Hoe ziek is volgens de PZW de gezondheidszorg dan?’, vraagt u zich af. Wel, heel erg ziek. Ze ligt met hoge koorts in bed. Het is nog maar de vraag of de koorts ooit te temperen valt. Komt de gezondheidszorg haar koorts ooit te boven? En zo ja, op welke termijn? Hoe lang blijft de gezondheidszorg ziek? Gelukkig wordt zij omringd door zorg van alle kanten. Het zijn niet alleen de politieke partijen die de gezondheidszorg een warm hart toedragen. Nee, nee, naast de politiek is er ook betrokkenheid vanuit het bedrijfsleven, de overheid en het onderwijs. Het bedrijfsleven voorziet de patiënt van pillen, de overheid ontneemt hem al te grote belasting en het onderwijs leest de gezondheidszorg de les. Maar hoeveel kan deze patiënt nog hebben? Hoe zit het met liefdadigheid? Onvoorwaardelijk.
Het wrange is dat de patiënt vertrouwd is met zijn eigen ziekteproces. Hij weet maar al te goed waar het fout loopt. Hij staat al jaren op de tocht. En dat is nog niet het ergste. De gezondheidszorg moet zichzelf steeds vaker bedruipen om in leven te blijven. En beste lezer, u weet wat daar van komt, van dat bedruipen? Juist ja. Daarvan krijgt men vroeg of laat een druiper. Niet te verwarren met een natte neus. En dat is zeer besmettelijk. De wetenschap maakt nog niet echt haast met het vinden van een goed geneesmiddel. Daarmee zouden zij immers hun eigen melkkoe slachten. Te veel snijden in eigen vlees.
De zieke gezondheidszorg wacht al jaren op een goed geneesmiddel. De patiënt wordt almaar zieker. Koorts en pijn dringen niet alleen door tot op het bot. Het werkt ook nog eens door tussen de oren. Het zorgt voor kopzorgen en hoofdbrekens. Daar helpt geen paracetamol meer tegen. Het knaagt en vreet en geeft ongezonde spanning. De gezondheidszorg beseft dondergoed dat ook het mes wordt gezet in zijn geestverwant, de geestelijke gezondheidszorg. Die ligt daardoor inmiddels zelf bij de psychiater op de bank. Daar heeft hij en zijn medepatiënten verrekte lang op moeten wachten. Weken, maanden, soms jaren lagen ze in de wacht. Sommigen nu nog.
Dat is niet bevorderlijk voor een spoedig herstel. Van de wachttijd zouden heel wat eieren gekookt kunnen worden. Miljoenen eieren. Wachttijd? Als ze die toch eens wisten te vermarkten? Een sublieme besteding voor wachttijd vinden, dat is Nobelprijswaardig, zowel in economisch als in gezondheid opzicht. In ambtelijke kringen zou het zelfs wachtgeld opleveren in plaats van wachtgeld kosten. Wachttijd vermarkten. Einstein zou er blij van worden, niet gek, nee nee en ook niet ziek. Verbeelding is belangrijker dan kennis. En voedzamer ook. Verbeelding stilt honger naar informatie. Handel in wachttijd. Een markt ligt open. Zou ook ingezet kunnen worden bij file-problemen. Door de wachttijd in de files slim te vermarkten wordt er meteen bespaard op gezondheidszorg. Het verminderd aanrijdingen, stress en hartklachten.
Voorlopig zal de zieke gezondheidszorg het nog moeten doen met rust, reinheid en regelmaat. Daarnaast is het belangrijk om goed te blijven eten en drinken. Een goede kok is de beste dokter. Wat verder houvast en vertrouwen biedt is zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid is de ultieme modus operandi in crisistijd. Helaas zijn het vaak alleen de sterkeren onder ons, die deze werkwijze weten te hanteren. De zwakkeren blijven meestal tot in de eeuwigheid afhankelijk van zorg en daardoor gekluisterd aan bank of bed. Ze dreigen in crisistijd weg te kwijnen in eenzaamheid of medelijden. Wie redt hen, wie staat hen bij, onvoorwaardelijk?