10-06-2014

Stilleven (4): Molly's droom

Ze weet niet of ze moet lachen of huilen. Zo gaat dat wel vaker met vrouwen. Nou ja, vrouwen. Ook mannen hebben daar soms last van. En hoezo last? Daar hoef je toch geen last van te hebben. Van een lach of een traan? Je hoeft je er ook niet voor te schamen. Ze laat het maar even in het midden, de emotie. Liever schuilt ze haar gezicht in een omslagdoek.

Haar donkere ogen glijden langs het zachte doek naar buiten en verkennen het gezichtsveld en de omgeving. Voorzichtig want ze wil niet betrapt worden. Betrapt op emotie. Dat gunt ze de kijker niet. Dat ze bekeken wordt dat mag duidelijk zijn. Soms vallen de mensen, en met name die van het mannelijk geslacht, bijna in katzwijm voor haar voeten neer. Haar moeder heeft het al op jonge leeftijd over haar heen geroepen. “Ze zullen je aanbidden, Molly. Let op mijn woorden.” Ach, niets is de mens vreemd, dat beseft Molly maar al te goed. Het is kijken en bekeken worden.

Voor de verandering besluit Molly maar eens haar kijkers de rug toe te draaien. Vol bewondering neemt ze de prachtige omgeving die al jaren achter haar ligt in zich op. Het riekt naar Italië. Ze snuift de warme zomerlucht op. Een mengeling van tomaat en scherpe kruiden, tijm, oregano en basilicum. In geen velden of wegen zijn de kruiden te zien. Maar wel te ruiken. Zo blijkt maar weer eens dat niet alleen geuren maar ook zichten soms vertroebelen. Wat je ruikt is lang niet altijd wat je ziet en vice versa.

Zintuiglijke misleiding dat is het, daar is hier sprake van. Dat geldt dus ook voor de aanblik die Molly neemt van haar omgeving. Voor het eerst ziet ze, ruikt ze en voelt ze wat er al die jaren achter haar rug verscholen lag. Een landschap van mogelijkheden. Had ze dat maar eerder geweten en beseft. Het had haar vast troost geboden en rust. De aanschouwing van de rivier, de bergen, het water, de brug. Glorend onder de Italiaanse zon. Een zon ruikend naar citroen. Althans tussen de oren van Molly.

Enfin, de eerste stap is gezet. Molly heeft zich losgemaakt van haar omgeving. Een omgeving die vanuit haar positie nauw en klein omkaderd was. Met grote stappen verkent ze het nieuwe landschap. Ze stapt voor het eerst het leven in. Onder haar voeten voelt ze bodem, aarde. En dat voelt goed. Ze was het zweven al langer beu. Zweven in emotie daar was ze altijd goed in. De kijker in verwarring brengen. Nu heeft ze nog maar slechts een doel. En dat is genieten. Met volle teugen. Van de rivier, de bergen, het water en de brug.

Ach, als ze toch eens op die brug kon staan. Daar aan de einder. En dan vanuit de verte terugkijken, naar het gezichtspunt dat jarenlang bevroren stond en naar de andere kant keek. Het gezichtspunt dat niet terug maar vooruit keek. Verwachtingsvol en mysterieus. Wat zou dat mooi zijn. Vanuit het achterveld, zonder schalkse blik, de kijkers begluren. Een omgekeerde wereld. De bekekene die de kijkers spot. Ze zouden op zoek gaan naar haar, dat weet Molly zeker. Maar ze zouden haar niet zien. Daar op die brug, eeuwig glimlachend. Van alles had de kijker zich al die jaren voorgesteld bij haar glimlach. Dat had Molly al jarenlang gespot in de ogen van de kijkers. Ja zelfs een beetje geroken. Haast bespottelijk. Heel vervelend ook. Het enige voordeel was dat ze daardoor gedachten leerde lezen. Hoewel lezen, de kijkers gaven eigenlijk open boek.

Molly beseft maar amper welke vrijheid ze tegemoet treedt. Als een jonge hinde huppelt ze door het zonnige landschap richting brug. Het hoge gras kriebelt aan haar blote voeten en benen. Het is niet ver meer als plotseling haar oog valt op een bijzonder tafereel. Ze treft midden in het veld een stilleven aan dat haar hart doet stokken in de keel. Op een pas gemaaid veld zit op een kleurrijk geruite deken een zigeunerin, schrijlings met haar benen, geleund tegen een boom. In haar donkere ogen glijdt heel langzaam een traan naar beneden. Wat is ze mooi. Ze is van een alles verpletterende klassieke schoonheid. Alles klopt in haar gezicht. De donkere haren, de gebruinde tint, de roze volle lippen en haar ogen om in te verdrinken. Maar een ding klopt er niet. De omlijsting van het tafereel past niet in het kader en plan dat Molly voor ogen had. De brug aan de einder heeft Molly daarna nooit gehaald. In het zigeunerinnetje vond ze de herkenning waarnaar ze jaren op zoek was. Het zusje dat ze altijd al had willen hebben. Het zusje dat ze zelf had willen zijn. Het raakt haar diep.

Het beeld, het stilleven zal voor altijd op Molly’s netvlies blijven staan. De zigeunerin in het open veld met het oog vol traan. Ooit, ooit, zal ze de brug bereiken die achter haar ligt. De brug die prikt, duwt, priemt en lonkt. Je ziet het aan Molly’s ogen. Maar vooral aan haar glimlach. Een glimlach verborgen opgehangen in een Italiaans berglandschap, hangend aan een spijker en een touw, ingekaderd vooralsnog, ergens in Parijs. Veelzeggend niets.