30-06-2016

Schrijfveren Juni 2016

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


Koud voetenbad (01-06-2016)

Ik zit niet lekker in mijn vel. Wat ik dan meestal doe is een voetenbad nemen. Bijgeloof? Wie zal het zeggen? Eerder macht der gewoonte. Het helpt met aarden. Hoe dan ook. Ook geeft het verplichte rust. Met een voetenbad aan je voeten kun je niet veel actie ondernemen. Ik heb het wel eens geprobeerd hoor. Gelijktijdig een voetenbad nemen en boodschappen doen. Geen succes. Ik heb de kassa bij de supermarkt niet gehaald. Althans, niet met warm water. Kon onderweg ook niet echt bijvullen. AH is best klantvriendelijk, maar mijn verzoek ging toch iets te ver. Ik was al verbaast dat ze me toelieten met een voetenbad. Na de groenteafdeling moest ik echter al afhaken. Mijn voetenbad was lek gestoken door een cactus die toevallig op de grond lag. Nu rijzen wellicht twee vragen. 1) Wat doet een cactus in een supermarkt? 2) Hoe kan een cactus een voetenbadje lek maken? Het antwoord op beiden vragen is edoch eenvoudig. 1) AH hield een cactusproef die toevallig die week liep. Om te laten zien dat cactussap in drinkpakken weldegelijk cactus bevat. Een stekelige dame legde dat uitstekend uit. Echter een cactus was er toevallig even tussenuit uitgepiept. Had zich op de grond laten vallen, net op het moment dat ik voorbij liep. En dan zegt men dat toeval niet bestaat. Een kruising van twee wegen? Ik heb het geweten. 2) Mijn voetenbadje bleek van inferieure kwaliteit. Nooit meer koop ik voetenbadjes van de Zeeman. Wat natuurlijk wel gelijktijdig kan is een voetenbad nemen en schrijven. Maar of je daar nu zo rustig van wordt? Dat is voor jullie een vraag, voor mij vanaf nu een weet.


Een ronde tafel (03-06-2016)

Vandaag wordt eindelijk een besluit genomen over de openingstijden van kasteel Gwinnieverstupidi. Alle ridders uit de wijde omgeving zijn opgetrommeld. Aan het hoofd van de grote zware eiken rechthoekige tafel zit het hoofd. Het hoofd knikt naar alle aanwezigen en opent de vergadering. Of er nog nieuwe agendapunten zijn en of er nog een wisseling moet komen in de agenda? Stilte.

Helemaal aan het einde linksachter in de hoek, steekt de arm zijn arm op. Geen nieuw agendapunt maar wel een verzoek tot wisseling van een agendapunt. Of het bepalen van de locatie en inrichting voor het houden van de vergadering naar voren geschoven kan worden. Het agendapunt eindigt altijd op de laatste plaats en wordt nooit behandeld. Daar baalt de arm van. Het hoofd knikt en vraagt alle aanwezigen hoe zij daar over denken. Prima plan wordt er gemompeld. Wisselen met agendapunt een? En de openingstijden dan? Komen die dan nog wel aan de beurt? Vast.

Alle ridders stemmen voor de wisseling. De huidige kamer en tafel worden ter discussie gesteld. De locatie is te krap, is donker en ruikt muf. De tafel waaraan vergaderd wordt is een onding. Rechthoekig en veel te lang. Sommige ridders worden niet gezien. Iemand een idee? Een ronde tafel plaatsen in de serre. De serre? Gwinnieverstupidi heeft geen serre. Dan bouwen we een serre. We? Het gepeupel. Goed plan. Door de ronde tafel kan iedereen elkaar zien. In een serre schijnt meer licht en stroomt meer frisse lucht.

Tot zover alles koek en ei. Ware het niet dat het hoofd zijn bedenkingen heeft. Waar gaat het hoofd zitten aan een ronde tafel? Die vraag schiet door ieders hoofd. Alle ridders voelen de bui al hangen. Het hoofd gaat niet akkoord. Een prominente plek aan een ronde tafel is niet mogelijk. Wacht, wacht. Arm steekt nog eens zijn arm op. Een plek midden op de ronde tafel. Daar kan het hoofd toch zitten? No way. Het hoofd keert niemand de rug toe. Iets wat midden op een ronde tafel onvermijdelijk is. We denken er nog even over na. Het volgende agendapunt.


Een familielegende (06-06-2016)

Ome Jan is de aap van de familie. De aap? De aap. Hij is de leukste, gekste, liefste oom. Ieder verjaardagsfeestje geeft hij partij. Slingert de mafste moppen uit zijn mouw. Mijn tantes vinden er niets aan. Maar ik smul. Zeker als ze een beetje erotisch getint zijn. Daar kunnen de tantes absoluut niet tegen. Dan worden de blikken snel afgewend en de neuzen in grote nep leren tassen gestoken. Er word dan en masse gegraaid naar lippenstift, eau de cologne, zakdoekjes of poederdozen. Een keer, werkelijk waar, deden alle tantes dat tegelijkertijd. Dat was een komisch gezicht. Ze vielen daarbij haast van hun stoel. Het was dan ook een hele erge, foute, schuine mop. Zo schuin dat ik hem hier niet kan neer typen. De mop zou van de regel vallen, zeker weten. Geen enkele mop vond de mop dan ook leuk. Zelfs Moppie niet.

Ome Jan trekt zich er nooit iets van aan en hakt altijd als eerste zijn gebakje snel naar binnen. Om de volgende mop te vertellen. Een keer heeft ome Jan het zo bont gemaakt met het tappen van moppen dat alle tantes stante pede opstonden en een hun vertrek aankondigden. De ooms volgden gedwee. Ze waren niet opgewassen tegen boze tantes. De mop die het vertrek bewerkstelligde ging niet eens over seks. Nee, die ging veel dieper. Ook deze mop zal ik hier niet te berde brengen. Ik zou niet durven. Stel dat een van de tantes mee zou lezen. Ik moet er niet aan denken.

Enfin. Op deze manier werd ome Jan wel een familielegende. Sommige tantes nodigen ome Jan niet meer uit. Of ze bellen met tante Sjaan om te vragen wanneer ome Jan weer een visavond heeft. Dan plannen ze hun verjaardag op die dag. Echt waar. Jan houdt namelijk van vissen bij avondlicht. Eigenlijk is hij best een romanticus. Maar niet op het gebied van moppen tappen. De eerste romantische mop moet sowieso nog uitgevonden worden. Uitgezonderd tante Moppie. Dat is en blijft een schatje. Zij heeft altijd een picknickmand en kaarsjes bij zich. Voor het geval dat.


Faliekant mislukt (07-06-2016)

Geschokt ben ik door het nieuws. The Greatest is overleden. En dan weet iedereen meteen wie ik bedoel. Cassius Clay oftewel Muhammad Ali. De bokser die niet alleen een bokser was met vuisten, maar ook met zijn mond en hart. Binnen en buiten de ring. Hij is niet meer. Na een slepende ziekte, hij leed aan Parkinson, zijn ineens de geleerden het erover eens. Parkinson was het gevolg van de rake klappen die hij al die jaren tegen zijn hoofd kreeg. Maar daarover heeft Ali nooit geklaagd. Sterker nog. Als een echte bokser stond hij voor zijn ziekte en ook voor de mensen die daaronder lijden. Tot tranen toe geroerd was ik toen hij in Atlanta waardig en met trillend lijf, de Olympische vlam ontstak. Wat een held. Dan ben je groot.

Zijn uitspraken waren legendarisch. Hij liet zich niet voor het karretje spannen. Nooit. Zelfs het leger had geen vat op hem. Er was geen enkele Vietcong die hem 'nigger' noemde, waarom zou hij dan tegen hen vechten? Een standbeeld voor deze man. Maar dan toch. Het moet gezegd. Uiteindelijk ging het toch mis met Ali. Financieel raakte hij aan de grond. Hij moest weer boksen. Opboksen. Een faliekant mislukte laatste rentree. Hij kreeg rake klappen, de tegenstander raakte zijn faliekant, zijn scheve kant, met een niet rechte hoek. Hoe pijnlijk. RIP greatest of all!


Het ruikt hier naar rook (14-06-2016)

Ik grijp naar mijn neus en knijp de vleugels dicht. Dit wil ik niet ruiken. Deze rook. Het is rook die helemaal verkeerd is. Dat zie je zo. Daarvoor heb je ogen. De rook is groen. Gifgroen. En ik wil helemaal niet weten hoe gifgroen ruikt. Dat bedenk ik zodra mijn ogen de rook gewaar worden. Mijn neus hoeft dat niet te doen. Die is veel gevoeliger dan mijn ogen. Sterker nog. Vaak is mijn neus de aanleiding voor nattigheid die uit mijn ogen komt. Door woede of verdriet, maar ook van blijdschap. Dat laatste wordt nog wel eens vergeten. Helaas.

Nee, de ogen zijn mijn ziel en zaligheid en onderzoeken wat en wie er verder door mag dringen in mijn lijf. Geen gifgroene rook dus. Maar hoe weet ik nu zo zeker dat het groen gif is? Groen staat toch meestal voor veilig? Safe. Hoe weten mijn ogen dan dat het beter is om de neus te sluiten? Intuïtie, overtuiging, vooroordelen, kennis, wikipedia? Wie zal het zeggen? Ja, ik dus. Ik zal toch echt zelf in deze moeilijke kwestie het heft in handen moeten nemen.

Het heft? Wat is nu weer het heft? Iets verhevens misschien? Het eerste waar ik aan moet denken is een mes. Een mes heeft toch een heft? Een handvat? Maar hoe steek ik groen gif nu neer? Dat is toch vechten tegen windmolens? Gelijk een Don Quichotte die met zijn zwaard groene ballonnetjes doorprikt. Ik weet het niet. Misschien moet ik mij afwenden en heen gaan. Naar elders. Waar elders dan ook mag zijn. Maar dat is dan weer een zwaktebod. Afkeren van iets wat ik niet ken. Hoe zit het dan met verwondering?

Misschien is het gifgroen wel helemaal niet zo gif. Zal ik dan toch maar de neus een klein stukje openzetten? Ach ja, waarom niet? Gisteren heb ik nog een draak in zijn bek gekeken. En wat deed ie? Hij gaf gewoon een knipoog. Vet!


Steile rotsen (21-06-2016)

Het begint nu wel erg onbehaaglijk te voelen. Het vocht druipt van de muren af terwijl het niet eens regent. De zon heb ik al weken niet gezien. Althans, zo voelt het. Het bruin van de vakantie ben ik allang kwijt. Ik ga voor de verandering maar weer eens linksaf. Niet te vaak. Ik wil niet in cirkels lopen. Zou ik toch een levend wezen tegenkomen? Een pratend levend wezen. Die mijn taal spreekt. Ik zou blij zijn.

'Hallo, wie loopt daar in mijn labyrint?'

Ik schrik. Waar komt die piephoge stem vandaan? De vraag wordt nog een keer herhaald. Piephoge stem, zou het dan van boven komen. Ik strek mijn nek die zeer doet van het in het duister staren. De zon schiet in mijn ogen en maakt me blind voor wat ik zie. Ergens boven op de stijle rotsen word ik iets gewaar dat spreekt. Ik blijf niet onopgemerkt.

'Wie ben jij en hoe kom jij in mijn labyrint?'

Teveel vragen. Ik ben te uitgeput om te antwoorden. De vage vorm krijgt langzaam gestalte. Vanuit kikkerperspectief moet het welhaast een enorme reus zijn die op mij neerkijkt. Een gebochelde reus, nu ik goed kijk. Hoe ik hier ben gekomen? Ik heb werkelijk waar geen idee. Ik heb nog drie minuten om een antwoord te vinden. Een verstaanbaar antwoord, in reuzentaal.

'Je krijgt nog twee minuten om te antwoorden!'

Dat is niet eerlijk en niet genoeg. Vlug waag ik een poging en praat de reus naar zijn mond. Ik vertel dat ik met mijn kleine paardje een sprong waagde van B5 naar C3 en me plots op een onbewoond eiland begaf. Omzoomd door hoge steile rotsen. Mijn paardje, dat goed kan zwemmen heeft een gat gevonden in de steile rotsen. En dat gat ben ik nu kwijt, net als mijn paard.

'Ha, ha, daar geloof ik helemaal niets van. Mijn labyrint is geen schaakmat, maar een damkleed. Kies bij de volgende viersprong het midden en je komt terecht. Veel succes!'


Familiegeheimen (22-06-2016)

Een familiegeheim ontstaat niet zomaar. Vaak gaat er een proces van rijping aan vooraf. Het moet groeien. Net als een goed verhaal. Want laten we eerlijk zijn. Vaak zijn ze om te smullen, die familiegeheimen. De verborgen dochters of zonen. De vreemdgang. Het doorgeschoven familiekapitaal. Op rekeningen die zelfs op de Bahama's onbekend zijn. Om op te maken dan. Wie wil er nu een schuld erven? Naast alle ellende is dat too much. Gelukkig weten de gieren er niet altijd van. Waardoor boontje om zijn of haar loontje komt. Alsof er geen vrouwelijke bonen bestaan. Ja, ja, hangend aan staken. Zou het daar vandaan komen. Het mannelijke? Wat? Alsof vrouwen niet mogen staken? Onzin. Sinds ze van het aanrecht geklommen zijn, mogen ook zij staken. Op het aanrecht desnoods. Vrouwvriendelijk. Dat wel. Manvriendelijk bestaat dan weer niet. Onmogelijk. Juist zij hebben het het hardst nodig. Vriendelijk wezen. Een kostbaar erfgoed. Brengt me weer terug bij de familie. Het geheim en zijn of haar geschiedenis. U mag het dit keer zelf invullen lieve lezer(es of in). Want zijn die wezen wel zo vriendelijk? Zonder pa en ma geen familie? Onzin. Ze kunnen evengoed een broer of zus hebben. En dan heb je toch wat te (ver)delen. Maar hoe komen die familiegeheimen nu toch uit? Wel, heel simpel. Via de televisie. Het gaat niet lang meer duren en dan maken ze er een quiz van. Read my lips. Zoiets. Leuke titel zou dat al zijn. Marietje heeft een zusje. Ze voelt het. Ze weet het zeker. Ze gaat op zoek. Wat en wie gaat ze inzetten? Een soort Cluedo. Maar dan anders. Er wordt niet iemand vermoord, maar iemand geboren. Food for thoughts. De winnaar krijgt een reis aangeboden. Naar een plek naar keuze. Want wie weet er nu waar wezen wezen moeten? Laten we daar vooral geen geheim van maken. Get lost of Ga los. Zo zou het nieuwe programma ook kunnen heten. Get lost op de Ga los pa of ma eilanden.


Is het eten klaar? (24-06-2016)

Bezweet, het zoute water op rug, voorhoofd en bovenbenen, pluk ik mij het apelazarus. Het onkruid moet eruit. Nog voor het eten klaar is. Ik ben halverwege het grindpad dat als een T-splitsing in mijn tuin ligt. Wel zo handig met water geven en onkruid plukken. Eerst heb ik zorgvuldig het grindpad zelf ontgrast, ontmost en ontplant. Daarna, maagd als ik ben, heb ik het grind, of beter gezegd de kiezel zorgvuldig gekamd met de hark. Alles ligt weer recht. I love it. Ik kijk even op mijn horloge, dat ik niet om heb? Afgedaan voor het tuinieren. Logisch toch? Maar ik weet de tijd. Geen tijd meer. Voor de zekerheid geef ik een gil naar achteren. ‘Is het eten al klaar?’

Vanuit de keuken komt onmiddellijk antwoord. ‘Je hebt nog vijf minuten!’ Vijf minuten! Waarom heeft ze mij niet eerder gewaarschuwd? Verdomme. Mijn hoofd maakt overseconden. Laatste stukje nog afmaken? Alles laten vallen? Snel nog even douchen? Haal ik niet meer. Malloot. Timing, I hate it. Adem in adem uit. Ik hou vast aan afspraken die ik met mezelf heb gemaakt. Laat je niet gek maken. Alles een voor een afhandelen. Dat geeft rust. Ik maak in vijf minuten tijd de een na laatste border af. Balen dat ik de laatste niet meer heb gered. Het zij zo. Ik ruim het tuinafval en de tuinspullen op. Rennend. Vlieg de trap op richting douche. Zet de kraan aan terwijl ik me uitkleed en jump onder de douche. In vier vegen haal ik het zand van alle kanten van het lijf. De tenen vragen extra aandacht. Vooruit dan. Bukken.

Nog lekkend schuif ik aan tafel.
‘Wat eten we lief?’
‘Waterzooi!’
‘Mmm … lekker!’