31-10-2016

Schrijfveren Oktober 2016

Oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice
De meeste Schrijfveren hieronder zijn al eerder Schrijfveer geweest in oktober 2015. Toch heb ik ervoor gekozen om ze opnieuw te schrijven.


De stem van het lichaam (03-10-2016) Zie ook Schrijfveer 03-10-2015 met dezelfde titel

Vandaag toch maar even naar de dokter. Mijn lichaam maakt namelijk vreemde geluiden. Het zijn geluiden die ik niet ken van mijn lijf. Zuchten, piepen, kraken, letters spuien, boertjes poepen en windjes kuchen, daar ben ik mee vertrouwd. Heb bij overdaad er effectieve remedies voor gevonden. Soms met behulp van zorgvuldig voorgeschreven zalfjes, pillen of drankjes. Mijn lijfarts is de beste van het land. In noodgevallen heb ik zelfs therapie gevolgd. Op aanwijzing van of gewoon via internet. Een mens in nood maakt gekke sprongen. En toch, het geluid dat mijn lichaam nu maakt klinkt vreemd. Nog nooit gehoord. Het maakt me danig ongerust. Ongekend. Het geluid is ook niet te vangen in woorden. Hoe beschrijf ik dit geluid? Er bestaan geen letters voor, laat staan woorden. Voordoen gaat ook niet lukken. Hoe doe je überhaupt een geluid voor. Klinkt als. Nee, dat gaat niet. Ik moet vertrouwen op mijn lijfarts.

In de wachtruimte bekruipt me een ernstig gevoel van onmacht. Deze situatie kan ik niet beheersen, och arme maagd. Aan zweven heeft mijn lijfarts niets. Sterker nog, daaraan heeft ie een broertje dood. Ik moet heel snel met een oplossing, of tenminste een ingang komen. Nog twee patiënten voor me. Ik denk vreselijk hard na. Waar lijkt dit geluid nu toch het meeste op? En erger nog. Het lijkt op dit moment suprême verdwenen. Net nu ik onder het bereik van een meester ben, laat het falen me in de stuk. Hoe breng ik mijn error nu te berde? Maar hoe ik ook mijn best doe, het euvel laat verstek gaan. Het is verdwenen, het idiote geluid.

Ik word binnengeroepen door de doktersassistente. Mijn beurt. Al snel heeft de lijfarts in de gaten dat er iets goed mis is. Als ik probeer te vertellen wat er aan de hand lijkt schiet de dokter in de lach. Meestal wil hij bewijs. Of in ieder geval de kracht ervan. Maar wonder boven wonder slaat de dokter deze noodzaak over. Hij komt meteen tot de punt (ik heb een hekel aan het gebruik van de Engelse taal in Nederlandse stukjes, vandaar tot de punt).

‘Geen punt, geen punt, het is de stem van uw lichaam waar u last van heeft meneer, het is er ook de tijd voor, ik zag het meteen bij uw binnenkomst. U hoeft niet te gaan liggen en geen kleren uit te doen. Ik heb ook het juiste recept voor de kwaal!’

Ik ben gerustgesteld. Het is alleen maar een stem. Daar kan ik mee leven. Er hoeft dan ook niets verdoofd of weggesneden. Ik krijg ook meteen een recept toegeschoven. Alsof de dokter het klaar heeft liggen. Zo snel. Iets wat ernstig heerst misschien? Ik lees het recept en dank de dokter.

Stem-emulsie voor de organische huid (van Pfizer). Aanmaken met roodband (niet bijgeleverd). Vijf kilo. Drie maal daags smeren over het gehele lijf. Een week lang. Bijwerkingen: slappe vingers, hoofdpijn, letterdiarree. Tip: plastic handschoenen gebruiken bij het aanbrengen, voorkomt huidirritatie.

Vijf kilo? Is dat niet veel?


Gesprek met een dorre vrouw (05-10-2016) Zie ook Schrijfveer 05-10-2015 met dezelfde titel

‘Wat vind jij nu eigenlijk van het leven?’

Ik krijg geen antwoord.

‘Omarm je het of bevecht je het leven?’

Het blijft stil.

‘Moet ik het dan maar weer voor je invullen?’

Geen reactie.

‘Zo te zien, maar let wel het is slechts mijn invulling, ik maak het op uit je houding, omarm je het, je straalt een bepaalde rust uit, een innerlijk geluk. Hoe doe je dat?’

De felle zon strijkt neer op haar voorhoofd. Ze knippert niet eens met haar ogen.

‘Ondanks dat jij meestal je armen in uitgestrekte houding op schouderhoogte laat rusten, gelijk een lieve heer, denk ik dat jij stiekem het leven omarmt ja. Geen idee overigens waarom je dat doet, dat met die armen, het heilige boontje uithangen misschien? Is het jouw grote voorbeeld, de lieve heer?’

Ik schuif wat dichter tegen haar aan. Er moet toch reactie komen, vroeg of laat. Ik geef het niet op. Vroeg of laat zal ze spreken. Ik neem nog een teug van mijn single malt, zorgvuldig verstopt in krantenpapier. Ook al bevind ik me in de middle of nowhere ik wil niet gespot worden met mijn liquor.

‘Krijg je het nooit koud, met die armen de hele tijd zo uitgestrekt? Ik zie je zelfs in de winter soms zo staan. Het moet toch wel je favoriete standje zijn?’

Nog steeds geen enkele reactie. Forceren dan maar.

‘Neuk je ook zo?’

Heel langzaam komt er een beetje beweging in de vrouw. Maar geen antwoord op mijn vraag. Een verlegen type denk ik dan. Of dor? Een dorre oude vrouw. Ha, ha. Natuurlijk. Eentje die nooit over het leven nadenkt en niets heeft meegemaakt. Ze ziet er ook nog eens verwaarloosd uit. Versleten kleren, ouderwetse hoofddoek om uit het jaar nul. En zie ik het goed? Volgens mij slaapt ze nog in het stro. Het komt haar mouwen uit, de strostengels. En ook onder uit haar rok. Een dorre oude vrouw, dat is ze.

‘Nou, ik ga er maar weer eens van tussen. Met jou valt niet te praten. Hoe dan ook, toch prettig om weer niet kennis gemaakt te hebben.’

Ik strompel van het veld. De zon gaat langzaam onder. Ik kijk nog een keer om en zie de vrouw in het veld nog steeds haar armen gestrekt houden. Een volhoudster, die oude dorre vrouw. Een kraai land op haar bovenarm en poetst zijn verendek. Ze laat geen krimp. Wat een leven. Geen leven. Ik keer langzaam terug naar het mijne. De drank is op. Waar is mijn brouwerij?


De stem van het lichaam (07-10-2016) Zie ook Schrijfveer 07-10-2015 met dezelfde titel

Wat een heerlijke dag vandaag. In mijn ochtendjas tuur ik door het raam de tuin in. Merels huppen voor de raam en lijken te roepen: Waar blijft het brood! Even wachten jongens ik ben pas wakker. Ik wil nog even genieten van het ochtendgloren. Oranje is de lucht gekleurd. Ik gooi de deur open om de frisse lucht op te snuiven. De merels vliegen verbolgen weg en gaan op het puntje van de garage zitten.

Uit de broodlade haal ik twee zakken. Een met oud en een met vers brood. Wie eerst? De vogeltjes maar. Nog niet helemaal ontwaakt snijd ik het brood op de broodplank in kleine stukjes. Die drop ik vervolgens in het vogelhuis en op het voederbordje. De merels lopen me voor de voeten. Smachtend kijken ze me aan met hun kleine zwarte kraaloogjes.

Nu mijn eigen brood smeren. Wat doe ik er vandaag op? Ham. Mmm. Niets lekkerder dan ham op de boterham. In gedachten over wat ik deze dag ga doen trek ik de ijskast open. Iets wat op ham lijkt haal ik eruit. Ook gris ik meteen een kuipje boter mee. De koffie staat reeds te pruttelen. Sterk. Oersterk. Want zo heb ik hem het liefst.

Aan tafel glijdt de boterham ham zuur en oud weg. Gelukkig helpt de koffie bij het slikken. Totdat een stem uit mijn lichaam roept, schreeuwt, in opstand komt. Nu. Nu. Ga onmiddellijk naar het toilet. Je kunt het. Je haalt het. Te laat. Weer. Vandaag doe ik helemaal niets. Heb de schijt van deze ochtend. En ga too bad to bed.


Wraakzucht (17-10-2016) Zie ook Schrijfveer 17-10-2015 met dezelfde titel

Het is me totaal vreemd, wraakzucht. Waarom zou ik zuchtig zijn naar wraak? Al hetgeen me overkomt berust op toeval. En toeval is een kruising van wegen. Waarom zou ik de degens kruisen met wegen? Dat zou pas echt een kruisweg worden. Nee, ik geloof niet in kruisen noch in wraak. Het gaat nergens over, wraak. In misdaad noch religie. Twee vormen waarin het veel toegepast wordt. In de liefde wordt ook nog wel eens gewroken. Maar dat is passioneel. Dat telt niet. Wreken doe je met de ratio in mijn ogen. De wraakdaad ansich wordt mogelijk uitgevoerd in grote passie, het is edoch de ratio die vooraf bepaald dat je gaat wreken.

Niets voor mij. Veel te moeilijk allemaal. Leven en laten leven. Dat stel ik tegenover wraak. Wie en wat zou je moeten wreken? Een aartsvijand of aartsgeliefde? Een aartsgelovige die het tegenovergestelde geloofd? Nogmaals. Leven en laten leven. Het ene heeft het andere juist nodig. En vice versa. En nee, in het leven en ook in de dood is niet alles even eerlijk verdeeld. En dan heb ik het niet eens over het lot. Of lotsbestemming zo u wil. Dood gaan we uiteindelijk allemaal. Tussen leven en dood het beste eruit halen, daar is niets mis mee, daar draait alles om. Geen tijd voor wraak. Het is verloren tijd. En ook nog eens tijd die pijn doet. Niet doen dus.

Maar … zonder wraak ook geen wrekers. De Wrekers, met Patrick Macnee als John Steed en Diana Rigg als Emma Peel. Dat hadden we dan moeten missen in de jaren zestig. En in de jaren zeventig nog een keer in de revival met Joanna Lumley als Purdey. Dat is dan weer spijtig.


Twee treinen die op volle snelheid op elkaar afrazen (19-10-2016) Zie ook Schrijfveer 19-10-2015 met dezelfde titel

Loco loco, zo voel ik me, en dat is niet eens zo vreemd. Ik heb een legitiem motief om mij zo te voelen. Het komt door dat verdomde broertje van mij. Ik mag niet met hem spelen. Hij heeft het veel te druk. Hij zit boven op de zolder en speelt met zijn treinen. Dat wil ik ook. Ik ben een hele goede machinist. Tenminste, dat is wat de juffrouw onlangs tegen mij vertelde, na mijn antwoord op haar clichévraag: En kinderen, vertel eens aan de juf wat willen jullie later worden? Machinist, het enige zinnige dat ik kon verzinnen. Ik houd namelijk van rechtlijnigheid, op tijd komen en vertrekken, en van het stuur in eigen hand houden. Dat heb ik de juf natuurlijk niet verteld, maar volgens mij was het overduidelijk aan mij te zien. Jantje wordt later machinist en een hele goede. Ja, daar hoefde ik natuurlijk niets aan toe te voegen. Zeker niet toen de juf ook nog aan de klas uitlegde dat ik een enorme wijsneus had. Altijd handig bij het machineren. Ik wijs de trein de weg met mijn neus. As simple as that. Ja, wij krijgen ook al Engels op school. Je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen. Aldus de juf.

Maar terug naar de zolder. Ik kan het niet laten. Dan maar botsen hoor. Broer met zijn stoomlocomotief en stoom uit de oren en ik met mijn pas gekochte TGV. Mijn broer wist er niets van maar nu zou ik hem hebben. De koekenbakker, waarom mag ik nooit met hem en zijn treinen spelen? Mijn zus daar kan ik nog inkomen. Die heeft niets met treinen. Maar ik? De supermachinist in spé? Ik zal hem hebben.
Heel voorzichtig duw ik de deur van de zolderkamer open en kruip naar het grote rangeerbord waar alle treinen op passeren. Ik steek mijn hoofd boven de mini-Alpen uit en plaats snel de TGV op de rails. Maar ik ben gespot. Mijn broer schreeuwt moord en brand. Wat doe je nu!? Haal die trein er vanaf. Mijn TGV stormt al richting Lago Magiorre. Snel haal ik hem eraf en draai hem om. Ik geef hem een flinke duw in tegenovergestelde richting. De loco van mijn broer raast voort op hetzelfde spoor. Daar is ie al. Hi, hi. Dat wordt nog eens botsen. Lekker puh. Kedeng! Trein en broer ontploffen haast.


Iemand gaf je bloemen (21-10-2016) Zie ook Schrijfveer 21-10-2015 met dezelfde titel

Een bosje rozen krijg ik in mijn handen gedrukt. Zonder doornen gelukkig en aan de onderkant nat. Het water drupt nog van het frêle papier dat veel te lang in het water heeft gestaan, in een emmer tussen de benen van de bijrijder, die mij de bloemen brengt na een lange reis in een donkerblauwe Dacia Duster. De rozen zijn net zo lelijk als de auto. Het is daarom onder andere dat ik liever geen bloemen krijg. Uit lelijkheid en disrespect voor de natuur. Het zijn ook nog eens botoxbloemen die niet veel natuurlijk daglicht hebben gezien. Doorgefokte pokonrozen. En of dat niet erg genoeg is, er hangen ook nog eens drie kleine zakjes pokon aan de bos. Levensreddend, fluistert de gulle gever mij toe. Ik breng schamper mijn dank uit en zoek heel even troost in de handdruk en de bijbehorende knuffel die ik ongevraagd krijg. Wijken heeft geen zin. Met tranen in de ogen geef ik de bos door aan de vrouw die achter me staat. Leg ze maar langs de andere lijken.

De rij schuift door en ik krijg een nieuwe bos bloemen in de hand gedrukt. Slappe tulpen. Drie ervan dragen een brace. Ze hebben de hitte niet overleefd. Geel. Wat een kleur! Voor deze gelegenheid zeer ongepast, maar ontegenzeggelijk ook niet minder goed bedoeld. Ze stinken een beetje. De kleur van de intelligentie denk ik dan. Daar is niets mis mee. Ik ben nu degene die moet troosten. De vrouw die tegenover me staat breekt. Ik trek haar naar me toe en omarm het verdriet. Maar wel met gepaste afstand. De klik in mijn warme lijf hoeft zij niet gewaar te worden.

Het is tijd. Roept de zwarte raaf. Alle vogels mogen naar binnen. Even opgesloten voor de kachel. Voor iedereen veel te warm en ongemakkelijk. Resten slechts wat mooie woorden. Het slotwoord is aan mij. Voor de microfoon val ik stil. Eindelijk.


De sleutel inleveren (25-10-2016) Zie ook Schrijfveer 25-10-2015 met dezelfde titel

Kapers op de kust, een onrustbarend familiespel is weer opnieuw in de markt gezet. Het is alweer bijna Sinterklaas. Met een klein verschil met vorig jaar. Zwarte Piet doet weer wat minder mee. Kennen we hem nog? Die donkere neger met een ring door zijn neus. Tot moes geslagen haast omdat hij het tempo niet kan bijhouden. Het roeiritme van de slavengalei opgelegd door een witte tempobeul, ja met baard. Het is wederom het oude liedje. Maar we laten ons niet kennen. Ons niet kapen door een gouden familiespel dat jaloers wordt uitgekleed door een kleine minderheid die hard schreeuwt. Voor de bühne, oerschreeuwen uit een oudheid die ver achter ons ligt en niet voor herhaling vatbaar is. Of wil men per se dat de geschiedenis zich herhaalt? In de cirkels van een ondoorbreekbaar bestaan leidend tot Dante's hemel, hel of vagevuur. Het is maar waaraan je je wil warmen.

Wat te doen met die mooie schatkist van ons bestaan? Waarin onze kinderlijke en volwassen dromen zorgvuldig zijn opgeslagen. Waarvan de sleutel in handen ligt van de enige echte droomkeeper, het zelf. Waarin het zelf in donkerte geknecht blijft en veel te weinig naar buiten mag, van zich doet spreken. Want het hunkert en bunkert om naar buiten te komen en zich te laven aan zon, lucht, leven en vrijheid. Vrijheid van denken en voelen en heel, heel veel cadeautjes geven en krijgen. Waarom zouden we onze sleutels inleveren? De schatkist is niet voor niets in ons leven geroepen. Gebruik hem dan ook. Roei met de riemen. Hard en heel hard. En laat ons niet op de kop zitten. Amen aan de Sint en Piet discussie. Daar waar kwaad en goed gezien worden, gedijen zij het best. Het heet groei. Het is deel van het leven. Een leven dat geleefd moet. Een leven dat geleefd mag. In alle onrust. Van rust gaan we immers allen al dood. Vroeg of laat.


De schat terugbrengen (27-10-2016) Zie ook Schrijfveer 27-10-2015 met dezelfde titel

Onder een grote boom stoppen we en hangen wat verlegen rondom de fiets. Het is volle maan en dat geldt ook voor onze hormonen. Ze gieren door het lijf. Een zwoele avond die zindert van wellust. Alles maar dan ook alles staat in het teken van amor. Wie neemt het initiatief? We praten en praten. De gespreksstof raakt langzaam op. Ja, het was een leuke avond en we weten wat iedereen die avond zei. Geboren voor elkaar. Van je vrienden moet je het hebben. Maar toch. Aanstalten maken? Hoe precies?

IJsbreken op nog geen honderd meter afstand van een ouderlijk huis, is dat wel zo slim? Wie spiedt er allemaal door gordijnen? Ik dacht toch echt zojuist beweging te zien. Een buurt waar alles in de gaten wordt gehouden. Ach, houd op. Toch niet in een jambuurt. Die hebben wel wat beters te doen. Daar houden ze de gordijnen dicht om aan dieven te ontkomen. Bang dat hun zuur verdiende centen en spullen in aanmerking komen voor diefstal. En die camera's dan? Staan die niet aan? Misschien bespieden ze ons wel van binnenuit? Dood voor spontane liefde. Dood voor de eerste stap. Mijn gedachten dwalen af.

Vriendin kijkt me nu met ogen aan die ik niet helemaal kan polsen. Nog nooit eerder gezien. Vragend, haast smekend. Ze lijken me wel op te vreten. Welk antwoord moet ik geven? De zuigende kracht werkt haast hypnotiserend en langzaam geef ik toe. Een aarzelende weg volgt naar haar mond en zwoele lippen. Ze staan in kus-en-zuig-me-stand. Een bobbel in mijn broek begint me aan te sporen. Het is nu of nooit.

De omhelzing is zacht en hevig, de zuigkracht onweerstaanbaar. Mond en tong versmelten. Ik voel nattigheid in heel mijn lijf. Ze smaakt zoet, naar honing. Vlinders in mijn buik. Maar hoe haal ik nu in hemelsnaam adem? We ploppen los en kijken elkaar verliefd aan, op een zwoele zomeravond.

Ik moet gaan, fluistert mijn vriendin me toe. En ja. Zelfs dat klinkt geil. Moet ik niet even mee... Nee, dat hoeft niet. Tot morgen.


Schrijf over een wond (31-10-2016)

Daar moet ik toch wel even over nadenken? Een wond letterlijk of figuurlijk? Een wond als in opgewonden of opgewonden bewonderen? Een wond eren? In het nu of bezien vanuit vroeger? Wonde wordt het dan. Schrijf over een wonde. Onomwonden? Ik ga het proberen en zal pogen het letterlijke met het figuurlijke te vereenzelvigen. Een zere wond. Zoveel is zeker. Immers, wat hebben we aan een aangename wond? Daarin is niemand geïnteresseerd toch? Zijn er überhaupt aangename wonden? Vast en zeker. In de natuur. Daar is alles mogelijk en te vinden. De natuur is onze survivor. Zeker daar waar het gaat om het onomwonden oplossen en eren van het door opgewonden bewonderen van wonden.

Een voorbeeld. Een slang bijt een rat in zijn staart. De rat denkt, wat heb ik nu aan mijn staart hangen? Een slang en niet veel later een wond. Mits de rat de slang van zich af weet te schudden. Het enige dat ie kan doen is bijten. In de neus van de slang. Heeft de slang dan een neus? Jazeker. Hoe ruikt ie anders, met zijn tong? Ja, met zijn tong die onder zijn neus zit. Doet er verder ook niet toe. De rat bijt in het ruikorgaan van de slang en de slang laat los. Gadverdamme. Twee gaten in de staart van de rat. Aangenaam? Ja, aangenaam. Nu kan de rat een ringetje door zijn staart laten schieten. Een gouden staartringetje waarmee hij een vrouwtje mee kan vervoeren, ontroeren. Mooi toch? En de slang? Ja, die heeft nu vier ruikorgaangaten en meer lucht. Iedereen geholpen, toch? Aangename wonden zogezegd. Nee over vervelende wonden ga ik het hier niet hebben. Ook al smacht u er als lezer mogelijk naar. Ik doe niet mee. Ik onomwonden nee. Lang leve de aangename wond in verwondering. Daar is geen paracetamol voor nodig. Figuurlijk dan.