De man duwde Betsy terug op haar stoel en trok vliegensvlug een vaal bruin gordijntje voor het raam van de trein. De adrenaline stroomde plots door al mijn aderen. Dit vroeg om actie. Geen seconde te verliezen. Ik gooide mijn fiets aan de kant, nam een flinke aanloop en sprong met mijn ogen dicht, dwars door de bramenstruiken. Een aantal bramenslingers probeerde mij nog tegen te houden, ze braken echter alleen mijn val. Gelukkig maar. Ik viel voorover in het grint dat de bramenstruiken van het spoor scheidde en haalde flink mijn handen open. Mijn schuurpapieren handpalmen begonnen langzaam te branden en bloeden. Het weerhield mij niet van verder ingrijpen. Heldengedachten flitsten door mijn hoofd. Ik moest en zou hier handelen en snel. Mijn gedroomde liefde, mijn Betsy was in gevaar. Het enige wat ik voor mij zag was haar verschrikte blik en een vreemde grijns van de kale man in haar coupé.
De deuren zaten aan de andere zijde van de trein en ik moest hoe dan ook naar binnen. Snel sprong ik op de spoorlijn en rende om de achterkant van de trein heen. Nou ja, rennen, het was meer hinkstapspringen. De trein stond nog steeds stil en aan de voorkant zag ik de conducteur zijn hoofd uit het raam steken. Hij zwaaide naar mij, met een vreemd soort spiegelei boven op een stok. Een rood ei. Dat betekende vast gevaar. Op mijn hoede liep ik naar hem toe.
‘Jongeman, jongeman … er is iets raars gebeurd met mijn trein …’, hakkelde de conducteur. ‘Iets … iets … heeft mijn trein doen stoppen … zonder, zonder … gebruik van de noodrem … ik begrijp er niets … van … van … !’ De conducteur was behoorlijk van de leg. Dat was wel duidelijk.
Ik dacht alleen maar aan mijn Betsy en wat er mogelijk gaande was in haar coupé. Ik wilde het liefst de trein binnenstormen. De conducteur vormde mijn sleutel tot de trein.
‘Wil jij even voor de trein kijken? Ik kan de voorkant niet zien. Misschien heeft de trein iets geraakt. De machinist geeft geen kik en de deur van zijn cabine zit op slot. Ik durf zelf niet uit te stappen en te gaan kijken. Ben niet zo’n held.’
Alles voor de liefde dacht ik en twijfelde geen moment. Er lag niets voor de trein.
‘Er ligt niets. Maar mag ik u iets terugvragen. Ik wil graag in uw trein stappen om mee te helpen. U wil vast de trein onderzoeken. En u treft het, ik ben een speurneus eerste klas.’
Waar ik deze gouden inval ineens vandaan haalde is mij een raadsel. Maar nood en liefde breken wet … en prikkelen bovendien de fantasie.
‘Oh … een speurneus bent u, en dat moet ik geloven? Wat heeft u onlangs opgespeurd dan, ik wil wel bewijs.’
‘De liefde meneer, de liefde!’ Ik kon maar een ding zo snel bedenken en ik loog niet eens.
‘Ach … de liefde opgespeurd, alles voor de liefde … een speurneus naar mijn hart … kom binnen!’ De conducteur duwde de deur voor me open en ik sprong snel in de trein. Blijkbaar had ik een gevoelige snaar geraakt.
‘Ik zal achter in de trein beginnen met mijn onderzoek, probeert u dan te onderzoeken wat er met de machinist aan de hand is en kom dan mijn kant op!’ Op een of andere manier had de conducteur iets in mij opgeroepen waarvan ik niet wist dat ik het bezat. Moed, daadkracht en initiatief. Ik herkende wel onmiddellijk de drijfveer van mijn ongekend gedrag. Betsy! Snel ging ik op pad.